Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-09-2005, AU6470, 03/01574

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-09-2005, AU6470, 03/01574

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 september 2005
Datum publicatie
21 november 2005
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2005:AU6470
Zaaknummer
03/01574

Inhoudsindicatie

3.1. Het geschil betreft de volgende twee vragen.

3.1.1. Is het juiste bedrag aan goodwill in aanmerking genomen bij de vaststelling van de waarde van de aandelen?

3.1.2. Dient dit bedrag aan goodwill op grond van de bestreden uitspraak minimaal f 900.000,= te bedragen?

Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 03/01574

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

UITSPRAAK

Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Y (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de op grond van artikel 20i van de Wet op de inkomstenbelasting 1994 (hierna: de Wet) genomen beschikking van 27 september 2002.

1. Ontstaan en loop van het geding

Bij de onderhavige beschikking van 27 september 2002 heeft de Inspecteur, destijds het Hoofd van de eenheid ondernemingen P van de rijksbelastingdienst, de verkrijgingsprijs van de aandelen in A Beheer B.V. per 1 november 2000 vastgesteld op f 797.400,=. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur dat bezwaar bij de bestreden uitspraak van 20 mei 2003 afgewezen.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het hof waarbij door de griffier van hem een griffierecht is geheven van € 31,=.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft, na daartoe door het hof in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur schriftelijk gedupliceerd.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 29 april 2005 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Belanghebbende en de Inspecteur hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen, waarbij belanghebbende eveneens de bijlage heeft voorgedragen, en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. Het hof rekent deze pleitnota's, inclusief de voorgedragen bijlage, tot de stukken van het geding.

Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.

2.1. Belanghebbende en de heer B exploiteren vanaf maart 1998 gezamenlijk een onderneming. Deze onderneming opereert in de metaalsector en produceert plaatonderdelen. Daartoe zijn machines in gebruik die worden aangestuurd middels computers. De benodigde software is voornamelijk door belanghebbende en de heer B zelf ontwikkeld. De onderneming kan snel en tegen concurrerende prijzen leveren. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door de zelfontwikkelde software waarbij mede door het combineren van orders het snijafval tot een minimum kan worden beperkt. In september 2000 is een nieuwe machine in gebruik genomen waardoor de productiecapaciteit sterk toenam.

De afnemers zijn nagenoeg allemaal bedrijven die het aan hen geleverde verder verwerken in hun producten.

2.2. De onderneming wordt uitgeoefend in de vorm van een commanditaire vennootschap genaamd C C.V. (hierna: de CV). Belanghebbende en de heer B zijn de beherend vennoten en zijn ieder gerechtigd tot 40% in de overwinst. D Beheer B.V. en A Beheer B.V. zijn de commanditaire vennoten en zijn ieder gerechtigd tot 10% in de overwinst. Iedere vennoot is voor 25% gerechtigd in de stille reserves.

2.3. Het aantal personeelsleden bedraagt in 1999, 7, in 2000 circa 13,5, in 2001 circa 19,5 en in 2002 circa 25,5.

De omzet bedraagt in die jaren respectievelijk f 2.973.895,-, f 5.672.834,=, f 7.881.108,= en f 8.818.315,=. Het aantal afnemers bedroeg in die jaren respectievelijk 131, 160, 198 en 210. Het omzetbedrag per klant varieert zeer sterk, 25% van de omzet komt steeds voor rekening van enkele afnemers.

De winst bedroeg in de jaren 1999 tot en met 2001 respectievelijk

f 859.755,=, f 1.386.320,=, f 2.090.421,= en voor het jaar 2002 is de winst aanvankelijk geprognosticeerd op f 1.750.000,= en is gerealiseerd tot een bedrag van f 2.146.325,=.

Op 1 november 2000 bedraagt het eigen vermogen van de CV f 1.959.347,= waarin belanghebbende is gerechtigd tot een bedrag van f 607.778,=.

De stille reserves van de CV bedragen op 1 november 2000 f 700.000,= en daarin is belanghebbende gerechtigd tot een bedrag van f 175.000,=. De belastinglatentie daarover bedraagt 20%.

2.4. Per 1 november 2000 heeft belanghebbende zijn eenmanszaak en zijn aandeel in de CV ingebracht in A Beheer B.V. tegen uitgifte van nieuwe aandelen. De Inspecteur heeft de verkrijgingsprijs van die aandelen vastgesteld op f 797.400,= waarbij hij uit is gegaan van een in de waarde van de ingebrachte onderneming begrepen goodwill van f 300.000,=.

2.5. De tekst van de uitspraak op bezwaar luidt voorzover te dezen van belang:

"Beoordeling van het bezwaar

In een gesprek van 3 april 2003 met ondergetekende heeft u uw bezwaarschrift tegen de beschikking toegelicht. Ik ben van mening dat de goodwill vastgesteld dient te worden op ~ 408.402

(=f 900.000). Zie mijn berekening van 3 april 2003. Als compromis heb ik u voorgesteld de goodwill te bepalen op € 453.780 (=f 1.000.000). Namens belanghebbende gaat u hier niet mee akkoord en stelt u dat de goodwill vastgesteld moet worden op een bedrag van € 589.914 (=f 1.300.000)

Beslissing op bezwaar

Ik wijs het bezwaar af en handhaaf de aanslag."

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft de volgende twee vragen.

3.1.1. Is het juiste bedrag aan goodwill in aanmerking genomen bij de vaststelling van de waarde van de aandelen?

3.1.2. Dient dit bedrag aan goodwill op grond van de bestreden uitspraak minimaal f 900.000,= te bedragen?

Belanghebbende beantwoord de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

Op 1 november 2000 is de onderneming ingebracht in de BV en in september 2000 is de nieuwe machine in gebruik genomen.

Commercieel wordt afgeschreven op de goodwill. De gehanteerde vijf jaar is willekeurig. Wij schrijven commercieel af om de balans zuiver te houden en omdat de accountant, uit risico-overwegingen, zo snel mogelijk van de goodwill af wil. Wij wijzen erop dat jaarwinstbepaling iets anders is dan waardebepaling. Voorts wijzen we op het verschil tussen MKB-bedrijven en beurs genoteerde bedrijven.

Bij de waardebepaling vertrouwen wij zeer sterk op de deskundige. Het salarisniveau bij belanghebbende is zeker in 2004 conform de branche. Er zijn geen bonussen van toepassing.

Samenwerking tussen automatisering en techniek maken het bedrijf uniek. De techniek is te koop, de ten dele in eigen beheer ontwikkelde software niet. Wij halen uit een plaat middels die software meer product en minder afval. De personen van de directeuren, die ook op de werkvloer meewerken, zijn vervangbaar.

Deskundige

Ik heb de leiding over de bedrijfkundige adviseurs die adviseren en begeleiden bij bedrijfsoverdrachten. Het ledenbestand van de Metaalunie, de brancheorganisatie waarvoor ik werk, is zeer divers. Met betrekking tot mijn onafhankelijkheid deel ik mee dat ik een goede naam heb hoog te houden. Wat betreft de arbeidsbeloning voor de directie kan ik zeggen dat een kostenpakket van € 70.000,= voor een directielid in 2004 niet ongebruikelijk is. Bonussen zijn niet gebruikelijk. De bedrijfstak moet het hebben van techniek. Ik zie in deze bedrijfstak niet veel ruimte voor hoge bedragen aan persoonlijke goodwill. Het gaat er in dit verband om of de directieleden te vervangen zijn. Dat zijn deze heren zeker. Zij bezetten geen unieke positie. De organisatie van het bedrijf is zodanig dat met minimale inzet van arbeid en grondstoffen, dank zij een goede procesautomatisering een optimaal resultaat gehaald kan worden. Andere bedrijven besteden steeds meer werkzaamheden uit,

daar profiteert dit bedrijf van door die werkzaamheden efficiënt uit te voeren.

De Inspecteur

De opmerking in de bestreden uitspraak van f 900.000,= betrof het uitgangspunt voor het compromisaanbod.

Er moet uitgegaan worden van een terugverdienperiode van vijf jaar en een kapitalisatiefactor van vijf. Goodwill en afschrijving staan wat mij betreft niet ter discussie.

De bedrijfsleider heeft geen persoonlijke goodwill, dit heeft de ondernemer. Het zijn de directeuren die vernieuwend werken, niet de bedrijfsleider.

De deskundige is gezien zijn functie maar beperkt onafhankelijk.

Partijen

Het onderhavige geschil betreft een beschikking als bedoeld in artikel 20i van de Wet.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en een waardevaststelling waarbij de goodwill primair f 2.660.000,- en subsidiair f 2.408.000,- doch minimaal f 900.000,- bedraagt.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Naar het oordeel van het hof rust op belanghebbende de

bewijslast om, dient tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, de hoogte van de goodwill aannemelijk te maken. Het Hof acht belanghebbende deels daarin geslaagd. Gezien op de stukken van het geding, alsmede gelet op hetgeen belanghebbende en de deskundige ter zitting hebben aangevoerd, acht het Hof aannemelijk dat de waarde van de goodwill ten minste f 900.000,= bedraagt. Daar komt

bij dat de Inspecteur in de bestreden uitspraak heeft geschreven van mening te zijn dat de goodwill vastgesteld dient te worden op f 900.000,=. Naar het oordeel van het hof heeft de Inspecteur aldus het in rechte te eerbiedigen vertrouwen gewekt dat bij de vaststelling van de verkrijgingsprijs van de aandelen rekening zou worden gehouden met een bedrag van f 900.000,= aan goodwill. Hieraan doet niet af dat de Inspecteur bij de bestreden uitspraak het bezwaar heeft afgewezen en "de aanslag" heeft gehandhaafd. Het Hof

acht belanghebbende er echter niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de goodwill meer bedraagt dan f 900.000,=. Het Hof neemt hierbij naast de door partijen opgevoerde berekeningen mede het volgende in aanmerking. Bij de waardering van de goodwill dient als uitgangspunt te gelden de situatie op het moment van de inbreng zoals die alsdan feitelijk bestaat en zoals die op dat moment bekend is. Tevens dient bij de vaststelling van de goodwill rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat in de loop van de tijd nieuwe goodwill ontstaat en bestaande goodwill verdwijnt. Ten slotte is het hof van oordeel dat, anders dan belanghebbende aanvoert, de persoonlijke kwaliteiten van belanghebbende en zijn compagnon gelet op de snelle en succesvolle bloei van het bedrijf wel degelijk van groot belang moeten zijn geweest voor de ontwikkeling en instandhouding van de winstgevendheid van de onderneming, als gevolg waarvan het hof van oordeel is dat er een belangrijk bedrag aan persoonlijke goodwill in aanmerking moet worden genomen.

4.2. Op grond van het in 4.1. overwogene moet de eerste in geschil zijnde vraag op de door belanghebbende voorgestane wijze worden beantwoord en behoeft de tweede in geschil zijnde vraag geen beantwoording meer. Op grond van al het vorenstaande moet de vastgestelde verkrijgingsprijs van de aandelen in A Beheer B.V. per 1 november 2000 met f 600.000,- worden verhoogd en nader worden vastgesteld op f 1.397.400,=.

5. Schadevergoeding

Het Hof wijst belanghebbendes verzoek om een schadevergoeding in de zin van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) af. De door belanghebbende genoemde kosten dienen in aanmerking genomen te worden als proceskosten in zin van artikel 8:75 van de Awb dan wel in de zin van artikel 7:15 van de Awb en komen derhalve niet meer als schade in de zin van genoemd artikel 8:73 in aanmerking. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende andere dan de eerdergenoemde kosten dan wel schade heeft gehad of geleden.

6. Proceskosten

Proceskosten in bezwaar

Belanghebbende heeft eerst bij de conclusie van repliek het verzoek om veroordeling van de Inspecteur in de kosten van het bezwaar gedaan. Het bepaalde in artikel 7:15, tweede lid, Awb brengt dan met zich dat het Hof dit verzoek moet afwijzen nu belanghebbende dit verzoek niet heeft gedaan voordat de Inspecteur had beslist op het bezwaar.

Proceskosten in beroep

Nu het beroep gedeeltelijk gegrond is, acht het hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan artikel 2, tweede noch het derde lid van het Besluit proceskosten bestuursrecht toepassing moet vinden, het door partijen hiertoe aangevoerde is daarvoor onvoldoende.

Het hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2,5 (punten) x € 322,= (waarde per punt) x 1,5 (factor gewicht van de zaak) x 1 (factor samenhangende zaken) is in totaal € 805,=.

Het hof zal in deze zaak en de daarmee samenhangende zaak met hofkenmerk 03/01573 ieder een proceskostenvergoeding toekennen van

€ 402,50.

7. Beslissing

Het hof:

-verklaart het beroep gegrond,

-vernietigt de bestreden uitspraak,

-stelt de verkrijgingsprijs van de aandelen in A Beheer B.V. per 1 november 2000 vast op f 1.397.400,= ofwel € 634.112,47,

-gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 31,=,

-veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van beroep van belanghebbende tot een bedrag van € 402,50,

-wijst belanghebbendes verzoeken om veroordeling van de Inspecteur in de schade en de proceskosten van bezwaar af, en

-wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.

Aldus gedaan door R.J. Koopman, voorzitter, N. van Beelen en W.E.M van Nispen tot Sevenaer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 20 september 2005.

De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 20 september 2005

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.