Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-02-2006, ECLI:NL:GHSHE:2006:2479, 02/03165
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-02-2006, ECLI:NL:GHSHE:2006:2479, 02/03165
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 15 februari 2006
- Datum publicatie
- 17 februari 2016
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2006:2479
- Zaaknummer
- 02/03165
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende is in verband met verhuizing naar Nederland een vergunning verleend voor het met vrijstelling van BPM overbrengen van zijn auto naar Nederland. Hij verkoopt de auto in strijd met de in de vergunning gestelde voorwaarden binnen de termijn van 12 maanden. De inspecteur legt een naheffingsaanslag op, waarbij hij rekening houdt met 50 % van de reparatiekosten van de auto die zijn gemaakt na invoer van de auto. Belanghebbende wil dat alle reparatiekosten in aanmerking worden genomen.
Het hof is van oordeel dat de inspecteur met de door hem toegepaste vermindering meer dan recht heeft gedaan aan de toestand en de historie van de auto. Dat belanghebbende een economische tegenslag zou hebben ondervonden door de kosten van de noodzakelijke reparaties aan de auto doet daar niet aan af.
Voorts is het hof van oordeel dat in de wet niet de mogelijkheid is opgenomen om vanwege bijzondere omstandigheden naheffing achterwege te laten.
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 02/03165
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dertiende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer [belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Douane district Roosendaal van de rijks-belastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Douane Zuid, die thans ten aanzien van belanghebbende bevoegd is, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motor-rijwielen, kenmerk [nummer] .
Het onderzoek ter zitting
Het onderzoek ter eerste zitting heeft plaats gehad op 24 mei 2005 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende,alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [A] .
Het hof heeft met toepassing van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het hof met toepassing van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of onder hen berustende stukken in te zenden. Deze met partijen gevoerde correspondentie behoort tot de stukken van het geding.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaats gehad op 1 februari 2006 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende,alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw [B] .
Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 15 februari 2006, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.