Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-04-2006, AX3074, 03/00678

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-04-2006, AX3074, 03/00678

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
7 april 2006
Datum publicatie
23 mei 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:AX3074
Zaaknummer
03/00678
Relevante informatie
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 1

Inhoudsindicatie

Motorrijtuigenbelasting wordt geheven van degene die bij het begin van het tijdvak het motorrijtuig houdt.

Ook indien de heffing ten aanzien van het Eurovignet in strijd is met regels van Europees recht, dan doet dit niet af aan de verschuldigdheid van motorrijtuigenbelasting. Het feit dat het Eurovignet al betaald is en dat daartegen kennelijk geen rechtsmiddelen meer openstaan, doet hier evenmin aan af.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 03/00678

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Centrale administratie Autoheffingen van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden naheffingsaanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is onder aanslagnummer 0000.00.000.Y1.00000 over de periode van 16 januari 2001 tot en met 15 april 2001 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij de bestreden uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 29,=.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 19 januari 2006 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.4. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

1.5. Het Hof heeft in deze zaak op 2 februari 2006 mondeling uitspraak gedaan. Afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op 7 februari 2006 aan partijen verzonden.

Belanghebbende heeft tegen de mondelinge uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De griffier van de Hoge Raad heeft bij schrijven van 20 februari 2006 verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

Belanghebbende was, in de periode van 16 januari 2001 tot en met 15 april 2001, houder van de vrachtauto met kenteken XX-XX-00, als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de volgende vragen:

I. Is de heffing ten aanzien van het Eurovignet in strijd met regels van Europees recht en dient heffing van motorrijtuigenbelasting achterwege te blijven indien reeds voor het Eurovignet is betaald?

II. Kan belanghebbende zich beroepen op in rechte te beschermen vertrouwen in verband met de telefonische uitlating van een medewerker van de Belastingdienst dat het in totaal openstaande belastingbedrag € 10.000,= tot € 15.000,= bedroeg?

III. Dient de aanslag te worden verminderd in verband met de betalingsproblemen van belanghebbende?

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting nog hebben toegevoegd, verwijst het Hof naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en vernietiging van de aanslag.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Motorrijtuigenbelasting wordt geheven van degene die bij het begin van het tijdvak het motorrijtuig houdt.

4.2. Ook indien de heffing ten aanzien van het Eurovignet in strijd is met regels van Europees recht, dan doet dit niet af aan de verschuldigdheid van motorrijtuigenbelasting. Het feit dat het Eurovignet al betaald is en dat daartegen kennelijk geen rechtsmiddelen meer openstaan, doet hier evenmin aan af.

4.3. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur heeft belanghebbende onvoldoende aannemelijk gemaakt dat tijdens genoemd telefoongesprek jegens hem in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat geen (naheffings)aanslagen meer zouden worden opgelegd over de daaraan voorafgaande periode.

4.4. Het Hof is niet bevoegd om te oordelen over de betalingscapaciteit van belanghebbende.

4.5. Gelet op het vorenstaande is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur en dient te worden beslist zoals hierna vermeld.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door R.J. Koopman, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van I. van Wijk, griffier, op: 7 april 2006

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 7 april 2006

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Deze schriftelijke uitspraak is slechts een vervanging van de zogenoemde mondelinge uitspraak, waartegen al beroep in cassatie is ingesteld. Voor de Hoge Raad geldt deze schriftelijke uitspraak als de uitspraak waartegen dat beroep is ingesteld. Tegen deze schriftelijke uitspraak kan niet opnieuw beroep in cassatie worden ingesteld.

De partij die tegen de mondelinge uitspraak beroep in cassatie heeft ingesteld, kan binnen zes weken na de verzending van deze schriftelijke uitspraak de gronden van het eerder ingestelde beroep aanvoeren of aanvullen. De brief met de gronden van het beroep moet binnen de termijn van zes weken door de Hoge Raad zijn ontvangen. Eventuele vertraging bij de verzending is voor risico van de partij die de gronden aanvoert of aanvult. De brief moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.