Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-03-2006, AY4177, 04/02500

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-03-2006, AY4177, 04/02500

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
15 maart 2006
Datum publicatie
19 juli 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:AY4177
Zaaknummer
04/02500

Inhoudsindicatie

Op grond van de Legesverordening [..] en de daarbij behorende tarieventabel wordt bij weigering van een bouwvergunning restitutie verleend van 50% van de oorspronkelijk geheven leges. Naar het oordeel van het hof is deze regeling niet in strijd met enige wettelijke bepaling. Ook bij weigering van een vergunning is de aanvraag immers in behandeling genomen en zijn op basis van de Legesverordening leges verschuldigd. Aan belanghebbende is derhalve terecht een restitutie van 50% verleend.

Belanghebbende stelt dat hij ter zake van zijn bouwplannen in het verlengde van de onderhavige - niet gehonoreerde - vergunningaanvraag, nog een aanvraag heeft ingediend en dat hem niet twee maal leges in rekening mag worden gebracht ter zake van zijn voornemen om één terrein te bebouwen. Deze stelling kan belanghebbende niet baten, reeds omdat zij, indien al van de juistheid van die stelling moet worden uitgegaan, slechts zou kunnen leiden tot de conclusie dat ter zake van de andere aanvraag ten onrechte leges in rekening zijn gebracht.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 04/02500

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van Besloten Vennootschap X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van burgemeester en wethouders van Z (hierna aan te duiden als: de verweerder) op het bezwaarschrift betreffende na te melden kennisgeving leges 1999.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is wegens het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning een kennisgeving leges opgelegd van fl. 128.989,20. Op grond van het feit dat de aangevraagde vergunning is geweigerd, is het gevorderde bedrag met de helft verminderd tot fl. 64.494,60. Belanghebbende heeft tegen het verminderingsbesluit bezwaar gemaakt. De verweerder heeft het besluit bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij het gerechtshof te Arnhem. Bij uitspraak van 4 februari 2003, nummer 01/02689, heeft genoemd hof de bestreden uitspraak vernietigd en belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 19 november 2004, nr. 39.283 heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten vernietigd en de zaak naar dit hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

1.2. Belanghebbende en de verweerder hebben schriftelijk op het arrest gereageerd. Op verzoek van het hof heeft belanghebbende bij brief van 1 december 2005 de verminderingsbeschikking van 12 januari 2001 opgestuurd.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 2 december 2005 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar is toen verschenen en gehoord de verweerder. De gemachtigde van belanghebbende heeft het hof bij brief van 1 december 2005 laten weten dat namens belanghebbende geen vertegenwoordiging ter zitting aanwezig zal zijn. Namens belanghebbende is niemand verschenen.

1.4. Het hof legt aan verweerder de verminderingsbeschikking van 12 januari 2001 over. De verweerder verklaart tegen de inbreng van dit stuk geen bezwaar te hebben. Het hof rekent dit tot de stukken van het geding.

1.5. Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2. Feiten

Het hof neemt over wat het gerechtshof te Arnhem als feiten heeft vastgesteld. Daarna is komen vast te staan dat de verweerder bij brief van 12 januari 2001 aan belanghebbende heeft laten weten dat zij op grond van de weigering van de bouwvergunning aanspraak heeft op een vermindering ter grootte van 50% van de geheven leges.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. In het verwijzingsarrest heeft de Hoge Raad onder 3.3. overwogen: 'Uit de hiervoor in 3.1. weergegeven feiten blijkt dat het Hof de kwestie van de ontvankelijkheid van het bezwaar ambtshalve heeft aangesneden, op een zitting waar belanghebbende niet was verschenen. Aangezien die kwestie mede de feitelijke vraag opriep of het verminderingsbesluit op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt op een zodanig tijdstip dat moest worden geconcludeerd dat het bezwaarschrift te laat is ingediend, en belanghebbende vóór de zitting geen aanleiding, en ter zitting geen gelegenheid had zich over die vraag uit te laten, stond het aan het Hof niet vrij om - zoals het kennelijk heeft gedaan - die vraag bevestigend te beantwoorden zonder aan belanghebbende gelegenheid te hebben geboden zich hierover uit te laten. Hetzelfde geldt ten aanzien van de vóór de zitting niet in het partijdebat betrokken vraag of de (eventuele) termijnoverschrijding verschoonbaar was'.

Het geschil betreft de vraag of belanghebbende terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar en zo deze vraag ontkennend moet worden beantwoord, of de verminderingsbeschikking juist is.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken

3.3. De verweerder stelt na verwijzing ter zitting dat de brief van 15 januari 2001 van de verweerder als de aankondiging van een besluit moet worden aangemerkt en dat belanghebbende bij brief van 22 februari 2001 heeft verzocht om een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking. Deze beschikking moet worden geacht gegeven te zijn bij brief van 13 maart 2001, waartegen belanghebbende bij brief van 21 maart 2001 bezwaar heeft gemaakt. Dat betekent dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard.

3.4. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot het verhogen van de gegeven vermindering met nog eens fl. 64.494,60. De verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Naar het oordeel van het hof is belanghebbende er terecht van uitgegaan dat de brief van de verweerder van 13 maart 2001 als een voor bezwaar vatbare beschikking moet worden aangemerkt. Het hof sluit zich daarom aan bij het eensluidend standpunt van partijen dat belanghebbende ten onrechte door Hof Arnhem niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar.

4.2. Op grond van de Legesverordening Z 1999 en de daarbij behorende tarieventabel wordt bij weigering van een bouwvergunning restitutie verleend van 50% van de oorspronkelijk geheven leges. Naar het oordeel van het hof is deze regeling niet in strijd met enige wettelijke bepaling. Ook bij weigering van een vergunning is de aanvraag immers in behandeling genomen en zijn op basis van de Legesverordening leges verschuldigd.

4.3. Aan belanghebbende is derhalve terecht een restitutie van 50% verleend.

4.4. Belanghebbende stelt dat hij ter zake van zijn bouwplannen in het verlengde van de onderhavige - niet gehonoreerde - vergunningaanvraag, nog een aanvraag heeft ingediend en dat hem niet twee maal leges in rekening mag worden gebracht ter zake van zijn voornemen om één terrein te bebouwen. Deze stelling kan belanghebbende niet baten, reeds omdat zij, indien al van de juistheid van die stelling moet worden uitgegaan, slechts zou kunnen leiden tot de conclusie dat ter zake van de andere aanvraag ten onrechte leges in rekening zijn gebracht.

4.5. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Awb.

6. Beslissing

Het hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door R.J. Koopman, voorzitter, J.W. Zwemmer en S. Bosma, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 15 maart 2006

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 15 maart 2006

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.