Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-03-2006, AY4181, 98/05119

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-03-2006, AY4181, 98/05119

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 maart 2006
Datum publicatie
19 juli 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:AY4181
Formele relaties
Zaaknummer
98/05119

Inhoudsindicatie

Artikel 222, lid 1, Gemeentewet bepaalt dat ter zake van de in een bepaald gedeelte van de gemeente gelegen onroerende zaak die gebaat is door voorzieningen die tot stand worden of zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur, een baatbelasting kan worden geheven, waarbij de aan de voorzieningen verbonden lasten geheel of gedeeltelijk worden omgeslagen.

Uit bijlage 1 bij de toelichting behorend bij de Verordening, zoals vermeld onder 2.3. hiervoor blijkt dat het centrumplan voor een niet te verwaarlozen deel ziet op de uitvoering van werken die niet leiden tot het tot stand brengen van voorzieningen in de zin van artikel 273a van de gemeentewet. In het door de verweerder overgelegde overzicht zijn voorts, in het bijzonder onder 2a en 2c, kosten als verhaalbaar aangemerkt welke blijkens de bijlage 1 bij de toelichting op het verweerschrift moeten worden aangemerkt als achterstallig onderhoud. Het hof is daarom van oordeel dat de verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt in hoeverre de voor het Centrumplan gemaakte kosten zien op kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 222, lid 1, van de Gemeentewet. Noch uit de door de verweerder overgelegde overzichten, noch uit het door hem overgelegde fotomateriaal blijkt naar het oordeel van het Hof voldoende duidelijk in hoeverre voor het Centrumplan kosten van voorzieningen zijn gemaakt. Naar het oordeel van het hof heeft de verweerder met al hetgeen hij heeft overgelegd niet controleerbaar vastgelegd welke voorzieningen zijn aangebracht en wat de kosten daarvan hebben bedragen.

Nu de verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 222, lid 1, van de Gemeentewet is de verordening onverbindend en moeten de onderhavige aanslag en de bestreden uitspraak worden vernietigd.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 98/05119

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Y (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift tegen de aan haar voor het jaar 1997 opgelegde aanslag in de baatbelasting centrum Y 1997.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De aanslag is opgelegd tot een bedrag van ƒ 5.778,-. Het tegen deze aanslag gemaakte bezwaar is bij de bestreden uitspraak van de ambtenaar afgewezen.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het hof, waarbij van hem door de griffier een griffierecht is geheven van ƒ 80,- (€ 36,30). De ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. De inlichtingencomparitie heeft plaatsgehad op 5 november 2005 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn echtgenote, alsmede de ambtenaar.

De ambtenaar heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de bij de pleitnota gevoegde bijlagen.

De ambtenaar heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een afschrift van de bekendmaking van het bekostigingsbesluit in de A en B-bode van 15 juli 1992 overgelegd.

1.4. De tweede inlichtingencomparitie heeft plaatsgehad op 11 oktober 2005 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de ambtenaar.

1.5. Belanghebbende is niet verschenen.

De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 1 september 2005, met nummer RRRL6020669, aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting.

Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie.

1.6. Met toestemming van partijen heeft het hof bepaald dat het onderzoek ter zitting voor de meervoudige kamer achterwege blijft.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zittingen staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Bij het besluit, in de zin van artikel 273a van de gemeentewet, zoals dat toen luidde, vastgesteld in de openbare vergadering van 30 januari 1992 en bekendgemaakt in de A- en B-bode van 15 juli 1992, heeft de gemeenteraad van de gemeente Y het volgende besloten (hierna: het bekostigingsbesluit):

"1. Van de kosten van de uitvoering van het Centrumplan, begroot op ƒ 19.625.000,--, een bedrag van ƒ 4.700.000,--, (zegge: vier miljoen zevenhonderdduizend gulden) door middel van een in te stellen baatbelasting te verhalen op de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de door de uitvoering gebate onroerende zaken;

2. te bepalen dat het gebied waarbinnen de in het vorige lid bedoelde onroerende zaken zijn gelegen, wordt begrensd door de C-weg Noord gedeeltelijk, C-weg Centrum, C-weg Zuid gedeeltelijk, D-straat, E-laan, F-laan gedeeltelijk en de G-straat, een en ander zoals op de bij dit besluit behorende plattegrondtekening in bruine kleur is aangegeven."

2.2. De Verordening baatbelasting centrum Y 1997 is vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 1996 en bekendgemaakt in de A en B-bode van 18 december 1996 (hierna: de verordening). Deze verordening luidt voorzover te dezen van belang:

"Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a een onroerende zaak;

1 een gebouwd eigendom;

2 een ongebouwd eigendom;

3 een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

4 een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

b het bestemmingsplan: bestemmingsp1an centrum Y, vastgesteld door de gemeenteraad van Y op 7 november 1996.

Artikel 2 Belastbaar feit

1 Onder de naam 'baatbelasting centrum Y 1997' wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente, grenzend aan de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 1997 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

2 De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:

a herinrichting van pleinen en straten;

b uitbreiding van het verkeersvrije winkelgebied;

c herinrichting van de parkeerterreinen en -mogelijkheden;

d herinrichting van een busstation aan de C-weg Centrum;

e het aanbrengen c.q. uitbreiden van sierbestrating, beplanting, verlichting, kunstwerken en waterpartijen;

f het vernieuwen, verleggen en aanpassen van verlichting, kabels, leidingen en andere nutsvoorzieningen.

Artikel 3 Belastingplicht

1 De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

1 De maatstaf van heffing is het aantal volle vierkante meters grondoppervlakte van de onroerende zaak met inachtneming van de volgende leden.

2 De grondoppervlakte van de onroerende zaak wordt bepaald op het aantal volle vierkante meters volgens het kadaster met dien verstande, dat wanneer deze gegevens bij het kadaster niet zijn vermeld dan wel blijkt dat de kadastergegevens niet correct zijn, het aantal volle vierkante meters wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

3 De grondoppervlakte van de onroerende zaak kan niet meer bedragen dan het maximale aantal volle vierkante meters dat volgens het bestemmingsplan mag worden bebouwd.

4 Voor de, op de in artikel 2, lid 2, bedoelde kaart, in groene markering aangegeven onroerende zaken, wordt de op grond van de voorgaande leden bepaalde grondoppervlakte gecorrigeerd met een factor 0,75 voor ligging/voorzieningen.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt voor elke vierkante meter van de heffingsmaatstaf ƒ 80,26."

2.3. In bijlage 1 bij de toelichting behorend bij de Verordening, door de verweerder bij het verweerschrift overgelegd, is vermeld dat bij de reconstructie en/of bestrating van de H-straat, de J, de K-straat, de L-straat, de M-straat/N-straat/J-pad/P en de C-weg Centrum (gedeeltelijk) sprake is van achterstallig onderhoud.

2.4 Het overzicht "Verhaalbare kosten herinrichting centrum Y" (hierna: het overzicht), door de verweerder overgelegd bij de voor de inlichtingencomparitie van 5 november 2005 ingezonden pleitnota, vermeldt een bedrag aan verhaalbare kosten - na aftrek van subsidie- van f 10.831.098,--. In het overzicht is onder 2a als verhaalbaar aangemerkt een post "Civieltechnische werken, reconstructie, bestratingen, waterpartijen" ten bedrage van f 5.626.321,-- en onder 2c een post "Civieltechnische werken, nog uit te voeren straatwerk" ten bedrage van f 425.000,--.

2.5. Belanghebbende is geheel 1997 eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de J 112 te Y.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

3.1.1. Moet de verordening onverbindend worden verklaard omdat het geheel van voorzieningen in het heringerichte gebied in vergelijking met de toestand waarin dit zich bij de oorspronkelijke inrichting bevond, niet wezenlijk veranderd is?

3.1.2. Moet de aanslag worden vernietigd omdat de onroerende zaak niet gebaat is bij de tot stand gebrachte voorzieningen?

3.1.3. Is de maatstaf van heffing voor de onroerende zaak op een te hoog bedrag vastgesteld?

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de ambtenaar ontkennend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

Er is in de gemeente veel werk verricht, maar dat heeft niet geleid tot een verbetering. Aan de C-weg waren voor de herinrichting veel parkeerplaatsen, nu is er veel voetgangersruimte. Daarmee is de onroerende zaak echter niet gebaat, want het bedrijf heeft juist baat bij voldoende parkeergelegenheid. Ik begrijp overigens niet waarom de gemeente geen foto's heeft van de situatie aan de C-weg voorafgaand aan de herinrichting.

Ik trek in mijn grief dat ik niet voldoende ben geïnformeerd, zowel het bekostigingsbesluit als de verordening is gepubliceerd in de A- en B-bode.

De ambtenaar

Er is wel degelijk sprake van een wezenlijke verandering, zoals ook blijkt uit de pleitnota. De C-weg is helemaal heringericht, de weg is verbreed en er zijn twee trottoirs aangebracht. Er is dus meer gebeurd dan belanghebbende stelt.

Voor de vraag of sprake is van een wezenlijke verandering gaat het niet alleen om de voorzieningen in de directe nabijheid van de onroerende zaak, maar om het geheel van de voorzieningen. De onroerende zaak is bij die voorzieningen gebaat.

Een nadere zitting voor de meervoudige kamer kan wat mij betreft achterwege blijven.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de aanslag.

De ambtenaar concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Blijkens de onder 1.6. vermelde stukken is de aldaar genoemde uitnodiging op 5 september 2005 uitgereikt.

Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de uitnodiging om op de inlichtingencomparitie te verschijnen op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.

4.2. Artikel 222, lid 1, Gemeentewet bepaalt dat ter zake van de in een bepaald gedeelte van de gemeente gelegen onroerende zaak die gebaat is door voorzieningen die tot stand worden of zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur, een baatbelasting kan worden geheven, waarbij de aan de voorzieningen verbonden lasten geheel of gedeeltelijk worden omgeslagen.

4.3. Uit bijlage 1 bij de toelichting behorend bij de Verordening, zoals vermeld onder 2.3. hiervoor blijkt dat het centrumplan voor een niet te verwaarlozen deel ziet op de uitvoering van werken die niet leiden tot het tot stand brengen van voorzieningen in de zin van artikel 273a van de gemeentewet. In het door de verweerder overgelegde overzicht zijn voorts, in het bijzonder onder 2a en 2c, kosten als verhaalbaar aangemerkt welke blijkens de bijlage 1 bij de toelichting op het verweerschrift moeten worden aangemerkt als achterstallig onderhoud. Het hof is daarom van oordeel dat de verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt in hoeverre de voor het Centrumplan gemaakte kosten zien op kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 222, lid 1, van de Gemeentewet. Noch uit de door de verweerder overgelegde overzichten, noch uit het door hem overgelegde fotomateriaal blijkt naar het oordeel van het Hof voldoende duidelijk in hoeverre voor het Centrumplan kosten van voorzieningen zijn gemaakt. Naar het oordeel van het hof heeft de verweerder met al hetgeen hij heeft overgelegd niet controleerbaar vastgelegd welke voorzieningen zijn aangebracht en wat de kosten daarvan hebben bedragen.

4.4. Nu de verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 222, lid 1, van de Gemeentewet is de verordening onverbindend en moeten de onderhavige aanslag en de bestreden uitspraak worden vernietigd.

5. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, acht het hof termen aanwezig de ambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten fiscale procedures, op een bedrag aan reiskosten van belanghebbende zelf voor het bijwonen van de inlichtingencomparitie ad € 27,30.

6. Beslissing

Het hof

* vernietigt de bestreden uitspraak alsmede de aanslag,

* gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 36,30,

* veroordeelt de ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 27,30, en

* wijst de gemeente Y aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden.

Aldus vastgesteld op 22 maart 2006 door N. van Beelen, voorzitter, R.J. Koopman en J.W. Zwemmer, in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 22 maart 2006

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.