Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-07-2006, AY8353, 01/03827

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-07-2006, AY8353, 01/03827

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 juli 2006
Datum publicatie
19 september 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:AY8353
Zaaknummer
01/03827

Inhoudsindicatie

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is belanghebbende er in geslaagd aan de hand van boeken en bescheiden aan te tonen dat door hem terecht het nultarief voor de omzetbelasting is toegepast?

II. Kan belanghebbende een beroep doen op bij hem gewekt, in rechte te honoreren, vertrouwen op grond van een bij hem door de Inspecteur ingestelde controle betreffende zijn aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 1999?

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 01/03827

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Particulieren/Ondernemingen P van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst, die thans ten aanzien van belanghebbende bevoegd is, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden naheffingsaanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 7 september 2000 onder aanslagnummer 0000.00.000.F01.0506 over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 juli 2000 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van fl. 320.490,= aan belasting en bij beschikking een bedrag van fl. 1.257,= aan heffingsrente in rekening gebracht.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij beschikking van 7 september 2001 de naheffingsaanslag ambtshalve verminderd tot een ten bedrage van fl. 309.047,= aan belasting en van fl. 1.006,= aan heffingsrente en vervolgens bij de bestreden uitspraak van

29 oktober 2001 die aldus verminderde naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 18 mei 2004 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.3. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft zonder bezwaar van de wederpartij veertien computeruitdraaien van facturen ten name van A overgelegd. Het hof rekent deze pleitnota en de veertien computeruitdraaien tot de stukken van het geding.

1.4. Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Belanghebbende handelt onder de naam B en verricht de volgende activiteiten:

- groot- en kleinhandel in auto hifi-apparatuur;

- groot- en kleinhandel in gsm-apparatuur (sinds 1999);

- groothandel in auto-alarminstallaties, voornamelijk ten behoeve van garages;

- levering en/of montage van satellietinstallaties ten behoeve van ondernemingen en particulieren en

- levering en montage van beveiligingssystemen, voornamelijk ten behoeve van ondernemingen.

Uit dien hoofde is belanghebbende ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB 1968).

2.2. Op 28 en 31 augustus 2000 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek naar de aanvaardbaarheid van de door hem gedane aangiften omzetbelasting voor wat betreft de toepassing van het nultarief over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 juli 2000 ingesteld. Van dit boekenonderzoek is een rapport opgemaakt met dagtekening 7 september 2000 (hierna: het rapport). Belanghebbende heeft een kopie van het rapport als bijlage bij zijn beroepschrift gevoegd.

2.3.1. In het rapport is onder punt 3.3.1 'Aangifte' opgenomen:

"De belastingplichtige heeft op de aangiften de intracommunautaire leveringen/verwervingen wel vermeld.".

Onder punt 3.3.2 '0%-tarief' van het rapport is vermeld dat belanghebbende de intracommunautaire leveringen

"met behulp van zijn administratie niet voldoende aannemelijk (kan) maken. Hij beschikt slechts over de volgende bescheiden:

-facturen op naam van de buitenlandse ondernemer.

Identificatienummers worden, volgens de heer C telefonisch geverifieerd.".

2.3.2. Verder is onder punt 3.3.2 van het rapport opgenomen:

"Belastingplichtige verklaart over de intracommunautaire leveringen: "In 99% van de gevallen breng ik de goederen persoonlijk met een bedrijfswagen naar de buitenlandse kopers, veelal België (D) en Luxemburg. Daar lever ik slechts af tegen contante betaling. Ik beschik niet over andere bescheiden.".

Bij incidentele afhaaltransacties zijn eveneens geen externe bescheiden aanwezig waarmee het 0%-tarief kan worden aangetoond.".

2.3.3. In het rapport wordt, gelet op het feit dat belanghebbende geen enkel bewijs kan aanvoeren als bedoeld in artikel 9 van de Wet OB 1968, jo. tabel II, jo. artikel 12 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: het Uitvoeringsbesluit), dat de goederen Nederland daadwerkelijk hebben verlaten, geconcludeerd dat belanghebbende ten onrechte het nultarief heeft toegepast.

2.4.1. Bij het rapport zijn twee bijlagen gevoegd met een totaaloverzicht van de in 1999 respectievelijk in 2000 uitgeschreven facturen, waarin het nultarief door belanghebbende is gehanteerd. In dit totaaloverzicht zijn van deze facturen de volgende kenmerken vermeld: factuurnummer, -datum, -bedrag, aan wie de factuur is gericht, identificatienummer, betaalwijze en -datum.

2.4.2. Het onder 2.4.1 vermelde totaaloverzicht betreft ondermeer acht facturen van 1999 en negen facturen van 2000 ten name van F B.V.B.A., zestien facturen van april tot en met juli 2000 ten name van A, een factuur dd 29 mei 2000 ten name van B.V.B.A. G en een factuur dd 11 april 2000 ten name van H. Het totaalbedrag van deze facturen is:

- F B.V.B.A. fl. 689.700,=

- A fl. 1.206.993,=

- B.V.B.A. G fl. 44.675,=

- H fl. 47.975,=

fl. 1.989.343,=.

2.5. Met betrekking tot F B.V.B.A. heeft de Inspecteur op basis van de regels voor wederzijdse bijstand inlichtingen van België verkregen. Met betrekking tot A, B.V.B.A. G en H zijn dergelijke verzoeken om inlichtingen gedaan. De Inspecteur heeft van F B.V.B.A., A, B.V.B.A. G en H de volgende gegevens verstrekt.

- F B.V.B.A.:

Zowel op het bekende bedrijfsadres als op het statutaire adres van de zaakvoerder zijn geen activiteiten ontplooid. De post werd door derden opgehaald. Voor 1999 is geen administratie gevoerd, er zijn geen aangiften omzetbelasting over 1999 en 2000 ingediend, er is geen opgaaf gedaan van intracommunautaire verwervingen in 1999 en 2000 en er is geen adviseur bekend.

- A:

Er is in de aangifte omzetbelasting eerste kwartaal 2000 geen melding gemaakt van intracommunautaire transacties en er is geen aangifte voor het tweede kwartaal 2000 gedaan. Is onvindbaar voor de Belgische belastingdienst en heeft die belastingdienst geen administratie aangeboden.

- B.V.B.A. G:

Is bekend op het K-plein te D. Heeft over 1999 en het eerste kwartaal 2000 nihil-aangiften omzetbelasting ingezonden aan de Belgische belastingdienst en heeft in de aangiften derde en vierde kwartaal 2000 geen intracommunautaire verwervingen aangegeven.

- H:

Geeft als vestigingsadres aan K-plein te D.

2.6. Belanghebbende heeft de goederen waarop de onder 2.4.1 vermelde facturen betrekking hebben aan een persoon genaamd L afgegeven (doen afgeven). Deze persoon heeft telkens contant betaald voor die goederen. Belanghebbende doet al vanaf 1996 zaken met deze persoon.

2.7.1. Na het opleggen van de naheffingsaanslag op 7 september 2000 heeft belanghebbende verklaringen doen tekenen. Belanghebbende heeft op basis van een model uit een boek een "Verklaring afnemer" opgesteld. Belanghebbende is met de door hem opgestelde afnemerverklaringen naar België gegaan en heeft voornoemde L gezegd de verklaringen te tekenen. L heeft deze verklaringen in ontvangst genomen en belanghebbende heeft de afnemerverklaringen een dag later getekend terug gekregen.

2.7.2. Voornoemde afnemerverklaringen bevatten onder meer een factuurnummer, een naam, een omschrijving van goederen en een bedrag. Op alle afnemerverklaringen is voor het vervoermiddel het kenteken 00-XX-XX vermeld en is als naam van degene die de goederen aflevert M vermeld. Als datum en tijdstip staat op alle afnemerverklaringen vermeld de datum van het vermelde factuurnummer.

De afnemerverklaringen zijn verder voorzien van een stempelafdruk en een onleesbare (hand)tekening, zonder vermelding van naam en/of functie en zonder vermelding van datum van ondertekening.

2.7.3. De stempelafdrukken bevatten de volgende aanduidingen:

- F, BVBA, N-laan 368, 0000 Q;

- R, S 146, 1111 JAMBES BE --- --- ---;

- B.V.B.A. G, GROOT EN KLEINHANDEL ELECTRONICA, K-plein 23 -

---- D, Tel. ------.--.-- - Fax ------.--.--;

- H, SPECIALIST HUISHOUDARTIKELEN, K-plein 43 - ---- D-Belgium. TEL. --/---.--.--, FAX --/---.--.--, BTW BE

---.---.---.

2.8.1. Van F B.V.B.A. zijn zeventien afnemerverklaringen verstrekt, waarvan de gegevens overeenkomen met die van het onder 2.4.1 vermelde totaaloverzicht en welke alle de volgende tekst bevatten (ter illustratie zijn cursief de ingevulde gegevens van een verklaring opgenomen):

B

T, met vermelding van adres, telefoon en faxnummer rechtsbovenin en bankrekening-, K.v.K.- en BTW-nummer rechtsonderaan

VERKLARING AFNEMER

Ondergetekende, ..................................

Verklaart (voorzover nodig, namens de afnemer)

1. Dat de goederen die zijn vermeld op de door de leverancier:

Naam: B

Adres/Postcode/Plaats: Vweg 4a 0000 -- Y, NL

Afgegeven faktuur met nummer 000000

en die zijn geleverd aan W Trading BVBA

Aantal Omschrijving Bedrag

24 Nokia 2310 8280,=

26 Ericson T 10 S 7800,=

...............................

met het BTW-identificatienummer BE 000000000

met een vervoermiddel met kenteken -- -- --

zijn/zullen worden vervoerd naar Q

in de lidstaat België

2. Dat de afnemer bereid is op verzoek van de Nederlandse Belastingdienst nadere informatie te verstrekken omtrent de bestemming van de goederen.

Plaats: Q

Naam van degene die de goederen aflevert: M

Naam van degene die de goederen in ontvangst neemt: stempelafdruk

Datum en tijdstip: 31-3-00 met handtekening

2.8.2. Bij alle zeventien afnemerverklaringen met stempelafdruk van F B.V.B.A. zijn zeventien afdrukken van facturen ten name van F B.V.B.A. gevoegd. De gegevens van de factuurafdrukken, zoals het factuurnummer, de -datum, de omschrijving van de goederen en het factuurbedrag, stemmen overeen met die van de afnemerverklaringen. Op de factuurafdrukken en de afnemerverklaringen is het adres te Q, ----, AA-laan 368, vermeld.

Een afleveradres is niet vermeld.

Aan de voet van de factuurafdrukken is telkens opgenomen: "Betaling binnen 30 dagen na faktuurdatum". Tevens is steeds, na de vermelding "Totaal incl. B.T.W.", een bedrag in guldens, "HFL", opgenomen.

In het onder 2.4.1 vermelde totaaloverzicht is opgenomen dat de factuurbedragen per kas op de factuurdatum zijn betaald.

2.9.1. Van A zijn zestien afnemerverklaringen verstrekt, waarvan de gegevens overeenkomen met die van het onder 2.4.1 vermelde totaaloverzicht en welke alle de volgende tekst bevatten (ter illustratie zijn cursief de ingevulde gegevens van een verklaring opgenomen):

B

T, met vermelding van adres, telefoon en faxnummer rechtsbovenin en bankrekening-, K.v.K.- en BTW-nummer rechtsonderaan

VERKLARING AFNEMER

Ondergetekende, ..................................

Verklaart (voorzover nodig, namens de afnemer)

1. Dat de goederen die zijn vermeld op de door de leverancier:

Naam: B

Adres/Postcode/Plaats: Vweg 4a ---- -- Y, NL

Afgegeven faktuur met nummer 00000000

en die zijn geleverd aan A

Aantal Omschrijving Bedrag

285 Telfort pak en bel C25 fl 39.900,=

..............................

...............................

met het BTW-identificatienummer BE --- --- ---

met een vervoermiddel met kenteken -- -- --

zijn/zullen worden vervoerd naar BB

in de lidstaat België

2. Dat de afnemer bereid is op verzoek van de Nederlandse Belastingdienst nadere informatie te verstrekken omtrent de bestemming van de goederen.

Plaats: BB

Naam van degene die de goederen aflevert: M

Naam van degene die de goederen in ontvangst neemt: stempelafdruk

Datum en tijdstip: 25-7-00 met handtekening

2.9.2. Van de zestien facturen ten name van CC, die in het onder 2.4.1 vermelde totaaloverzicht zijn opgenomen, zijn, ter zitting, elf computeruitdraaien overgelegd. Als adres staat telkens vermeld "000 AV DU LUXEMBORG ---- BB BELGIE". Verder is vermeld "Debiteur : BE 000 000 000".

Aan de voet van de computeruitdraaien is telkens opgenomen: "Betaling binnen 8 dagen na faktuurdatum". Tevens is steeds na de vermelding "Totaal incl. B.T.W." en voor het bedrag "EUR" opgenomen.

In de afnemerverklaringen van CC worden dezelfde bedragen genoemd als in de computeruitdraaien, maar met het valutateken "fl.".

In het onder 2.4.1 vermelde totaaloverzicht is opgenomen dat de factuurbedragen per kas op de factuurdatum zijn betaald.

2.9.3. Van kennisgevingen van de Coop. Rabobank DD U.A., vestiging Y ten gunste van rekeningnummer 00.00.00.000 ten name van B zijn dertien afdrukken overgelegd.

De afdrukken van 22 en 23 juni 2000 met volgnummer 0000.0000 resp. 0000.0000 hebben de vermelding "Storting rekening courant door B" van fl. 22.300,= resp. fl. 82.000,=.

Elf van deze afdrukken hebben de vermelding "Aankoop deviezen" van telkens Belgische franken met vier keer Duitse marken en een keer Portugese escudo's.

In bijlage 1 bij het verweerschrift zijn vermeld van facturen gericht aan CC factuurnummers, -data, -bedragen en van kennisgevingen van de bank de data en de bedragen van bijschrijvingen c.q. stortingen, voor aftrek van de bankprovisie.

2.9.4. De computeruitdraaien betreffen De bankgegevens betreffen

factuurdatum nummer bedrag datum bedrag

17/04/2000 ------- 37540.00 18-04-00 fl. 36.688,50

26/04/2000 ------- 166000.00 03-05-00 fl. 103.236,97

18/05/2000 ------- 62225.00 19-05-00 fl. 63.628,58

24/05/2000 ------- 64050.00 24-05-00 fl. 147.191,03

29/05/2000 ------- 71278.00 09-06-00 fl. 56.212,73

26/06/2000 ------- 118000.00 19-06-00 fl. 104.307,66

27/06/2000 ------- 73000.00 20-06-00 fl. 63.614,89

29/06/2000 ------- 59000.00 21-06-00 fl. 192.510,83

05/07/2000 ------- 1800.00 22-06-00 fl. 40.643,60

12/07/2000 ------- 20700.00 06-07-00 fl. 23.602,25

25/07/2000 ------- 39900.00 26-07-00 fl. 18.402,03.

2.9.5. Belanghebbende leidt uit het feit dat steeds op of omstreeks de in de afnemerverklaringen vermelde data van levering Belgische franken zijn gewisseld af, dat hij de goederen daadwerkelijk heeft verkocht en afgeleverd. De gestorte gelden zijn immers, aldus belanghebbende, afkomstig van de verkoop van de goederen.

De Inspecteur heeft aangegeven dat elf van vorenbedoelde bankstukken betrekking hebben op stortingen van buitenlandse valuta, voornamelijk Belgische franken. Omgerekend naar Nederlandse valuta is slechts éénmaal een bedrag in Belgische franken gestort dat redelijk aansluit bij het gefactureerde bedrag. Overige stortingen wijken fors af. Bij de overige contante stortingen is niet gebleken dat het stortingen in buitenlandse valuta betreft. Verder is er ook sprake van betalingen voor het gestelde tijdstip van levering.

2.10. Naast de onder 2.9.1 vermelde computeruitdraaien zijn tevens, ter zitting, overgelegd drie computeruitdraaien van facturen ten name van CC met de onder 2.9.1 vermelde adresgegevens en kenmerk van de debiteur.

De uitdraai met factuurdatum 11 april 2000, -nummer ------ en totaalbedrag EUR 47975.00 betreft volgens het onder 2.4.1 vermelde totaaloverzicht de enige factuur ten name van H te D. Van H is met vermelding van die factuurdatum, dat -nummer en dat totaalbedrag in guldens een afnemerverklaring verstrekt.

De uitdraai van 6 juni 2000, -nummer ------ en totaalbedrag

EUR 258880.00 ontbreekt in het onder 2.4.1 vermelde totaaloverzicht.

De uitdraai van 1 augustus 2000, -nummer ------ en totaalbedrag

EUR 26000.00 is van na het naheffingstijdvak en niet in de naheffingsaanslag begrepen.

2.11. Van B.V.B.A. G is terzake van factuur 992516 van 29 mei 2000 en een bedrag van fl. 44.675,= een afnemerverklaring overgelegd.

2.12. Op afdrukken van lijsten van MM ter zake van SIM-No

00000000 zijn gegevens van het gebruik van een mobiele telefoon verstrekt. De lijsten hebben paginanummers 2 en 3, 5 tot en met 8 met data en tijd vanaf 11 april 2000 van 21.36.14 uur tot en met 1 juni 2000 tot 18.41.25 uur en paginanummer 3 tot en met 8 met de data en tijd vanaf 14 juni 2000 van 15.41.02 uur tot en met 1 juli 2000 tot 20.28.15 uur. Per gesprek zijn vermeld: aanvang van het gesprek, eenheid seconden van het gesprek, gebeld telefoonnummer, bestemming, zone, tijd, dienst en totale gesprekskosten.

Belanghebbende heeft op de lijsten een cijfer per groep met gegevens als gesprekken op een bepaalde datum aangeduid. Dit betreft:

cijfer 3: 17 april 2000; cijfer 4: 26 april 2000;

cijfer 5: 18 mei 2000; cijfer 6: 24 mei 2000 en 25 mei 2000; cijfer 7: 29 mei 2000; cijfer 8: 15 juni 2000;

cijfer 9: 19 juni 2000; cijfer 10: 21 juni 2000;

cijfer 11: 22 juni 2000 tot en met 1 juli 2000.

In die groepen komt onder meer telkens voor als gebeld telefoonnummer 0000000000000, bestemming België en zone "ZN---".

Uit deze telefoongegevens blijkt, volgens belanghebbende, dat ten tijde van in geding zijnde leveringen van de goederen de GSM toestellen van belanghebbende, van de bij hem in dienst zijnde broer en van een andere werknemer zich in België bevonden. Telefoonnummers van door voornoemde personen gebruikte toestellen zijn niet gegeven.

2.13. Belanghebbende en FF NV te GG zijn een dealerovereenkomst aangegaan en hebben op 25 oktober 1999 een overeenkomst getekend. Een afdruk van de factuur met nummer ------- van 1 mei 2000 van FF NV gericht aan belanghebbende bevat onder meer de volgende gegevens:

Afgenomen producten in de periode van 02 april tot 01 mei 2000,

100 stuks 9010052 Prepay HH ---S Grey,

EAN-code: 00000000000000, prijs per stuk fl. 289,57 en totaal bedrag, inclusief 17,5% omzetbelasting, fl. 34.024,48.

Met dagtekening 14 september 2000 stuurt FF NV belanghebbende een brief betreffende het niet-geactiveerd zijn van minstens 60% van de pakketten HH T00 binnen 7 dagen na 5 juli 2000, er zijn slechts 7 van de 100 pakketten geactiveerd. FF NV stelt dat belanghebbende niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, omdat hij ten onrechte pakketten heeft doorgeleverd aan anderen dan eindverbruikers. Hierdoor lijdt FF NV schade, die op belanghebbende wordt verhaald middels het in rekening brengen van de "lost en stolen" prijs van de niet geactiveerde toestellen. FF NV zendt belanghebbende met dagtekening 15 september 2000 inzake 93 stuks Prepay HH T18S Grey een creditfactuur met factuurnummer ---, prijs per stuk fl. 289,57 en een factuur met nummer ---, prijs per stuk fl. 575,00.

Belanghebbende bestrijdt in zijn brief van 3 oktober 2000 de vordering van FF NV.

2.14. Mobiele telefoons voorzien van een prepaid kaart met een inkoopprijs van circa fl. 289,= exclusief omzetbelasting zijn in 99% van de gevallen voorzien van een zogenoemde simlock. Dat wil zeggen dat deze telefoons zijn geblokkeerd voor het gebruik van simkaarten van andere telefoonaanbieders dan de leverancier. Door het deblokkeren van de simlock, wat een eenvoudige handeling is, zijn dergelijke mobiele telefoons bruikbaar om daarin simkaarten van andere telefoonaanbieders te plaatsen.

2.15.1. Belanghebbende heeft over het tweede kwartaal 1999 een zogenoemde negatieve aangifte omzetbelasting ten bedrage van

fl. 3.548,= ingediend. Over het vierde kwartaal 1999 heeft hij een negatieve aangifte omzetbelasting tot een bedrag van fl. 57.554,= ingediend. In de aangifte over dit vierde kwartaal zijn opgenomen intracommunautaire leveringen voor een bedrag van fl. 339.551,=.

De Inspecteur heeft ter zake van de aangifte over het vierde kwartaal 1999 op 13 maart 2000 een feitelijk onderzoek van een dag ingesteld bij de adviseur van belanghebbende. Mevrouw KK, administratrice van belanghebbende, was bij de aanvang van dat onderzoek aanwezig.

2.15.2. Volgens het controledossier luidde de controleopdracht "Negatieve aangifte OB 4e kwartaal beoordelen", zijn in het mapje H "Omzetbelasting" aantekeningen opgenomen over de geboekte voorbelasting in het inkoop- en kasboek en tevens de verschuldigde belasting afkomstig uit het verkoop- en kasboek van de maanden oktober, november en december 1999 en heeft de controlerend ambtenaar in totaal 4 uren voorbereidingstijd, 1 controledag van 8 uren en vervolgens 8 uren voor de afwerking, waaronder het opstellen van het controlerapport gehad. In dat controlerapport is onder reikwijdte van het onderzoek vermeld:

"Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 oktober 1999 tot en met 31 december 1999.

Beperkingen onderzoek

Onderzocht zijn de volgende elementen van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 oktober 1999 tot en met 31 december 1999, waarbij is uitgegaan van de gegevens zoals die in de administratie zijn aangetroffen:

-de juistheid van de in aftrek gebrachte belasting ter zake van de geleverde goederen en verleende diensten;

-de juistheid van de afgedragen belasting ter zake van geleverde goederen en verleende diensten;

-de tijdigheid van de op aangiften vermelde belasting.".

De naar aanleiding van de controle aangebrachte correcties zijn, niet nader gespecificeerde, aansluitverschillen van fl. 14.150,= en diverse facturen voorbelasting van fl. 7.555,=.

2.15.3. De aantekeningen uit het onder 2.15.2 vermelde mapje H zijn niet aan belanghebbende ter beschikking gesteld.

2.16. Na de bij uitspraak op bezwaar gehandhaafde vermindering van de naheffingsaanslag is deze als volgt te specificeren:

- 1999: omzet fl. 377.049,= à 17,5/117,5 = fl. 56.290,=

- 2000: omzet fl. 1.675.682,= à 17,5/117,5 = fl. 249.569,=

niet-bestreden correctie art. 37 fl. 3.188,=

fl. 309.047,=.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is belanghebbende er in geslaagd aan de hand van boeken en bescheiden aan te tonen dat door hem terecht het nultarief voor de omzetbelasting is toegepast?

II. Kan belanghebbende een beroep doen op bij hem gewekt, in rechte te honoreren, vertrouwen op grond van een bij hem door de Inspecteur ingestelde controle betreffende zijn aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 1999?

Belanghebbende is van oordeel dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder de onder 1.3 vermelde pleitnota en computeruitdraaien, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

­ Ik heb geen weet van fraude als bedoeld in de uitspraak van

Hof Arnhem van 18 augustus 2000, zeker niet op het tijdstip van het onderzoek van 13 augustus 2000 of in het tijdvak van naheffing.

- De procedure van de voorlopige voorziening bij dit Hof, kenmerk 00/03101, is een heel aparte rechtsgang. De beslissingen in die procedure staan los van deze zaak.

- De gang van zaken met de onderzoeken naar F B.V.B.A., A, B.V.B.A. G en H in België bevreemdt mij. Ik heb daar geen stukken van. Ik weet niet of er een strafrechtelijk onderzoek loopt. Er moet een specifieke bewustheid van fraude zijn, zie ook mijn pleitnota. De Inspecteur moet dat toch aannemelijk maken; hij voert terzake echter te weinig aan.

- Het afleveradres is niet hetzelfde als het factuuradres. Het lijkt me duidelijk dat er een verschil is. Ik zie niet in dat ik een onjuist standpunt heb ingenomen.

- (Desgevraagd) Ik betwist niet dat in een aantal gevallen wel omzetbelasting in rekening is gebracht.

- (Desgevraagd) De gemachtigde is er later bijgekomen. Hij heeft mij toen de risico's voorgehouden.

- (Desgevraagd) De goederen zijn aan L afgegeven. Hij betaalde altijd.

- (Desgevraagd) De afnemersverklaringen zijn achteraf opgemaakt.

- Na ontvangst van de naheffingsaanslag heb ik formulieren "verklaring afnemer" meegegeven die moesten worden ingevuld. Mijn boekhouder heeft hier niets over gezegd, ik heb de verklaringen op basis van een model uit een boek zelf opgesteld. Ik ben met deze afnemerverklaringen naar België gegaan en heb L gezegd de verklaringen te tekenen. L heeft deze verklaringen in ontvangst genomen en ik heb ze een dag later getekend teruggekregen. Ik weet niet of L de verklaringen zelf getekend heeft, zijn boekhouder kan de invulling van de afnemerverklaringen ook verzorgd hebben.

- Ik handel nog wel in mobiele telefoons, maar alleen nog in de zaak. Ik breng geen telefoons meer naar België.

- Het is juist dat de mobiele telefoontoestellen uit de pakketten werden gehaald. Ik haalde er zelf de simlocks uit. Ik handel nu niet meer met FF.

- (Desgevraagd) De intracommunautaire leveringen van het vierde kwartaal 1999 betroffen mobiele telefoons, maar ook speakers en autoboxen. Het waren goederen die allemaal gebracht werden.

- (Desgevraagd) Veertien computeruitdraaien van de facturen van A heb ik bij mij. Ik toon deze aan het Hof en de Inspecteur, ik leg de stukken over. Het zijn overigens niet de kopiefacturen, maar uitdraaien van gegevens uit de computer. Ik gebruik dat briefhoofd niet meer.

De Inspecteur

- Ik bestrijd dat niet in geschil is of de betreffende goederen wel zijn geleverd in België. Er is niet uit boeken en bescheiden gebleken dat die leveringen daar hebben plaatsgevonden.

- In de uitspraak inzake de voorlopige voorziening (kenmerk 00/03101) is geoordeeld dat de afnemerverklaringen niet als bewijs kunnen worden aanvaard. Ik ga er vanuit dat hetzelfde ook in deze procedure geldt.

- De stelling in de eerste alinea van bladzijde 2 van de pleitnota dat het afleveringadres slechts een tussenstation zou zijn, blijkt nergens uit. Dat de goederen kunnen worden afgeleverd op een ander adres dan het factuuradres blijkt nergens uit en is ook niet onderbouwd met feiten. Er zijn geen afwijkende leveringsvoorwaarden overeengekomen.

- Inzake alinea 4 van bladzijde 2 van de pleitnota is tijdens de zitting inzake de voorlopige voorziening door getuigen verklaard dat L ook bij de leveringen aan anderen de goederen voor die anderen in ontvangst heeft genomen.

- Dat belanghebbende met meerdere contactpersonen van doen heeft, is wel van belang. Het is heel belangrijk wie de goederen in ontvangst neemt; het gaat om de identiteit van de persoon.

- Alle genoemde Belgische afnemers zijn door de belastingdienst aan de FIOD voorgedragen voor gerechtelijk onderzoek. Niet bekend is of die zaken zijn afgewerkt. Als terzake informatie wordt verkregen, is dat naar de stand van dat moment. Ik heb op verschillende momenten om informatie gevraagd. De antwoorden verschillen niet van die van enkele jaren geleden.

- Ik heb in eerste instantie de indruk gekregen dat de afnemerverklaringen er al waren voordat deze zaak ging spelen. Ik hoor nu dat de verklaringen achteraf zijn opgemaakt.

- Tijdens de zitting inzake de voorlopige voorziening heb ik het controlerapport inzake de aangifte van het vierde kwartaal 1999 ter inzage aangeboden. Ik ben niet bij het onderzoek aanwezig geweest. Na een inleidend gesprek met (de administratrice/ adviseur van) belanghebbende gaat de controleur zelf aan de slag. De stelling van belanghebbende gaat te ver, omdat hij zelf niet bij het onderzoek aanwezig was. Er is geen vertrouwen gewekt, omdat de intracommunautaire leveringen niet zijn gecontroleerd.

- Het onderzoek inzake de aangifte vierde kwartaal 1999 betreft een onderzoek in verband met een negatieve aangifte. Het is niet een aangekondigd boekenonderzoek. De voorbelasting is gecontroleerd. In het begin waren de aangiften van belanghebbende niet negatief, maar deze aangifte was dat wel.

3.3. Zowel belanghebbende als zijn broer, de heer LL, leggen ter zitting de volgende, zakelijk weergegeven, verklaring af:

Belanghebbende

Wij hebben goederen naar België gebracht. Wij gingen er in principe vanuit dat alles goed ging. Dat heb ik ook nagevraagd bij mijn administratiekantoor. Ik heb gevraagd: doe ik het goed? Alles was goed. We hebben ook onderzoek van de belastingdienst gehad. Wij hebben goederen afgeleverd aan het K-plein. Mijn vader reed met mij mee en mijn broer bracht af en toe ook goederen weg. Wij kregen contant betaald voor de goederen. Ik kon geen koerier met dat soort bedragen wegsturen.

Ik heb papieren van FF. De papieren van FF wijzen uit dat de mobiele telefoontoestellen niet in Nederland zijn geactiveerd. Dat bewijst toch dat de telefoons naar België zijn gegaan. Mijn broer, mijn vader en nog een personeelslid zijn erbij geweest. Meestal reed ik met mijn vader. Stefan Bus heeft gereden toen ik op vakantie was.

De heer LL

Hier heb ik niets aan toe te voegen.

3.4. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en van de naheffingsaanslag en veroordeling van de Inspecteur in de kosten van de procedure in de bezwaar- en de beroepsfase.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Partijen houdt, afgezien van het beroep op gewekt vertrouwen, verdeeld het al dan niet van toepassing zijn van het nultarief. Voorwaarde om aan toepassing van dit tarief toe te kunnen komen is, dat er sprake is van leveringen van goederen door een ondernemer in Nederland. Nu alleen de toepassing van het nultarief is geschil is, is er voor de beoordeling door het hof van vragen inzake leveringen van goederen aan en door belanghebbende geen ruimte. Stellingen van partijen dienaangaande moeten en kunnen derhalve buiten behandeling blijven. Zou overigens moeten worden geoordeeld dat er geen sprake is van (inkoop en) verkoop van goederen dan wordt aan heffing in verband met correcties van het toegepaste tarief niet toegekomen. Het vorenstaande betekent overigens niet dat de positie van de mogelijke afnemers van belanghebbende en de omstandigheden waaronder de leveringen hebben plaatsgevonden niet meer van belang zouden zijn.

4.2. Ingevolge artikel 9, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet OB 1968 juncto post a.6 van de bij de Wet OB 1968 behorende Tabel II (hierna: Tabel II) bedraagt de belasting nihil voor leveringen van goederen die worden vervoerd naar een andere lid-staat, wanneer deze goederen aldaar zijn onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen. In artikel 12, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit is bepaald dat de aanspraak op toepassing van het tarief van nihil slechts geldt, indien de toepasselijkheid van dat tarief uit boeken en bescheiden blijkt, dat wil zeggen indien belanghebbende de toepasselijkheid van dat tarief aan de hand van boeken en bescheiden overtuigend aantoont.

4.3. Belanghebbende is van mening dat zijn inkoopfacturen, de in het totaaloverzicht onder 2.4.1 en de onder 2.8.2 en 2.9.2 vermelde verkoopfacturen, de onder 2.9.4 opgenomen gegevens van de kennisgevingen van de bank betreffende stortingen van Belgische franken, de onder 2.12 vermelde gegevens van MM alsmede Belgische tankbonnetjes kunnen worden aangemerkt als de hiervoor in het Uitvoeringsbesluit genoemde boeken en bescheiden. Belanghebbende heeft noch de inkoopfacturen (behalve de onder 2.13 vermelde facturen van FF) noch de tankbonnetjes noch, buiten de afnemersverklaringen, enige andere gegevens terzake aan het hof overgelegd.

4.4. Met betrekking tot de door belanghebbende na het opleggen van de naheffingsaanslag opgemaakte en overgelegde afnemerverklaringen overweegt het hof het volgende. De afnemerverklaringen bevatten naast een stempelafdruk geen naam van degene die de goederen in ontvangst zou hebben genomen. De afnemerverklaringen zijn voorzien van een onleesbare (hand)tekening waardoor niet duidelijk is van wie die handtekening is. Tevens is niet duidelijk of getekend is door een persoon die de goederen feitelijk in ontvangst heeft genomen en of hij daartoe is gemachtigd door degene die in de stempelafdruk is vermeld. Belanghebbende heeft overigens ter zitting verklaard dat alle goederen in ontvangst zijn genomen door meergenoemde L. Ter zake van diens identiteit en relatie tot de afnemers heeft belanghebbende niets gesteld en heeft hij ook geen gegevens en/of stukken overgelegd. Daarmee is niet duidelijk geworden van wie de ondertekende afnemerverklaringen afkomstig zijn.

4.5. De afnemerverklaringen vermelden dat de goederen zijn geleverd aan F B.V.B.A., A, B.V.B.A. G en H en dat de goederen met een met name genoemd vervoermiddel zijn/zullen worden vervoerd naar met name genoemde bestemmingen in België. Mede gelet op hetgeen onder 4.4 is overwogen, kan naar het oordeel van het hof uit de afnemerverklaringen worden afgeleid dat de goederen feitelijk in Nederland aan de afnemers kunnen zijn geleverd en vervolgens zijn/zullen worden vervoerd naar een andere lidstaat. Mede doordat in de afnemerverklaringen niet is aangegeven hoe het (eventuele) vervoer heeft plaatsgevonden, er geen keuze is aangegeven voor "zijn" of "zullen", kan naar het oordeel van het hof uit de afnemerverklaringen in elk geval niet worden afgeleid hoe het vervoer van de in de afnemerverklaringen genoemde goederen is verlopen.

4.6. Uit hetgeen achter "Plaats" in punt 2 van de afnemerverklaringen is ingevuld, is niet af te leiden dat daarmee zonder meer de plaats van aflevering van de goederen zou zijn bedoeld. Het hof is in dit kader overigens van oordeel dat de tekst en het doel van de afnemerverklaringen inzake de goederenbeweging zonder nadere uitleg, welke niet is verstrekt, niet is op te vatten als de plaats waar de goederen uiteindelijk naar toe zijn gevoerd.

In alle afnemerverklaringen is vermeld dat degene die de goederen zou hebben afgeleverd "M", zijnde belanghebbende, is. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat ook zijn broer af en toe spullen heeft weggebracht. Ook heeft hij aangegeven dat nog een medewerker goederen heeft afgeleverd. Verder hebben getuigen verklaard in de procedure inzake de voorlopige voorziening verklaard dat de in geding zijnde goederen, anders dan is opgenomen in de afnemerverklaringen, telkens zijn afgeleverd aan het K-plein te D, zie ook de verklaring van belanghebbende ter zitting.

4.7. De onder 2.8.2 vermelde afdrukken van facturen gericht aan F B.V.B.A. vermelden "Betaling binnen 30 dagen na faktuurdatum". De onder 2.9.2 vermelde computeruitdraaien van facturen gericht aan CC vermelden "Betaling binnen 8 dagen na faktuurdatum". Deze betalingscondities sporen niet

met de directe contante betaling bij aflevering van de

goederen aan de meergenoemde L. De onder 2.9.4 vermelde kennisgevingen van de bank betreffende de door belanghebbende gedane stortingen in Belgische franken sporen niet met de op de factuurafdrukken c.q. -uitdraaien aangegeven betalingsconditie in guldens. Een verklaring terzake heeft belanghebbende niet gegeven.

4.8. Gelet op hetgeen onder 4.1 tot en met 4.7 is overwogen, is het hof van oordeel dat belanghebbende met de factuurafdrukken c.q. -uitdraaien, de afnemerverklaringen, de overige onder 2.6 tot en met 2.15.3 vermelde bescheiden, in hun onderlinge samenhang bezien, en de onder 3.3 vermelde verklaringen van belanghebbende en zijn broer niet voldaan heeft aan de voor de toepassing van het nultarief gestelde eisen. De door belanghebbende, onder 2.12 vermelde, overgelegde afdrukken van lijsten van Talkline en de onder 2.14 en 3.2 vermelde feiten met betrekking tot het activeren van mobiele telefoons doen daar naar het oordeel van het hof niet aan af.

4.9. Voorzover, anders dan onder 4.8 overwogen, de boeken en bescheiden van belanghebbende en daarbij de verklaringen van belanghebbende en zijn broer ter zitting op zich zouden voldoen aan de wettelijke eisen, moet worden beoordeeld of ook overigens is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van het nultarief van post a.6 van Tabel II. Voorwaarde voor toepassing van het nultarief is immers ook, zoals overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 18 juni 2004, nr. 38 783, onder meer gepubliceerd in V-N 2004/31.20, dat de afnemer in de andere lidstaat de goederen verwerft als bedoeld in artikel 28 bis van de Zesde richtlijn. Het hof is van oordeel dat in dezen alleen sprake is van verwerving indien de identiteit en de positie van de afnemer en de plaats van verwerving vaststaan. Dat mogelijk gezien de omstandigheden zou kunnen worden aangenomen dat de afnemer een ondernemer zou zijn in een andere lidstaat is daarvoor, naar het oordeel van het hof, onvoldoende. Of de afnemer de verwerving daadwerkelijk in de lidstaat van aankomst van de goederen heeft aangegeven, is overigens niet van belang.

4.10. Gezien hetgeen is vermeld onder de feiten, mede in hun onderling verband bezien, is het hof van oordeel dat de identiteit en de positie van de afnemers van belanghebbende niet is komen vast te staan. Het hof neemt daarbij mede in overweging dat belanghebbende, zoals onder 2.3.1 en 2.3.2 is vermeld, bij het boekenonderzoek heeft aangegeven over geen andere bescheiden te beschikken dan de (dubbelen van de) facturen en belanghebbende ook geen nadere gegevens heeft verstrekt over de contacten met zijn afnemers. Dat die afnemers zouden bestaan en bekend zijn op een adres, geeft immers nog geen indicatie over een handelsrelatie met belanghebbende. Dat geldt ook voor de stelling van belanghebbende dat de namen van de afnemers en de BTW-identificatienummers sporen. Nu de identiteit en de positie van de afnemers niet is komen vast te staan, is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat de gestelde afnemers de betreffende goederen hebben verworven, zodat belanghebbende ook om die reden ten onrechte het nultarief heeft toegepast.

4.11. Belanghebbendes stelling dat voor toepassing van het nultarief voldoende zou zijn dat hij slaagt in het bewijs dat de goederen buiten Nederland zijn gebracht, kan hem naar het oordeel van het hof gezien vorenstaande niet baten. Immers voor toepassing van het nultarief van post a.6 van Tabel II is vereist dat aan de hand van boeken en bescheiden (en mogelijk andere bewijsmiddelen) overtuigend wordt aangetoond dat de goederen in het kader van een intracommunautaire levering zijn vervoerd naar een andere lidstaat en aldaar door de betreffende afnemer zijn verworven als bedoeld in artikel 28 bis van de Zesde richtlijn.

4.12. Het hof is ten slotte van oordeel dat de stelling van belanghebbende dat aan de vereiste zorgplicht is voldaan niet tot gevolg kan hebben dat toepassing van het nultarief terecht heeft plaatsgevonden en dat de Inspecteur derhalve van naheffing zou hebben moeten afzien. Kennelijk doelt belanghebbende met zijn stelling op het bepaalde ter zake in onderdeel 3 van het Besluit van 20 juni 1995, nr. VB95/2120, ondermeer gepubliceerd in V-N 1995, pt. 23, de zogenoemde mededeling 38. Belanghebbende, op wie in dezen bewijslast rust, heeft aangevoerd dat hij telkens telefonisch het BTW-identificatienummer heeft geverifieerd en dat hij steeds zelf de goederen heeft vervoerd. Het hof is van oordeel dat belanghebbende, - het tegendeel is niet gesteld en niet gebleken - zowel bij zijn contacten inzake de leveringen als bij de aflevering van goederen zich op geen enkele wijze heeft vergewist van de identiteit en de positie van zijn afnemer. Contante betaling bleek, naast de overeenkomende combinatie van de naam en het BTW-identificatienummer en het zelf verzorgde vervoer van de goederen, voor belanghebbende voldoende voor de toepassing van het nultarief. Nu verder geen commerciële bescheiden voorhanden zijn, is het hof, mede gezien het vorenstaande, van oordeel dat belanghebbende bij de toepassing van het nultarief niet de in voornoemd Besluit vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen.

4.13. Gelet op het vorenstaande is voor de eerste vraag het gelijk aan de Inspecteur.

4.14. Belanghebbende is van mening dat hij op basis van het onderzoek van de aangifte van het vierde kwartaal 1999 er op kon en mocht vertrouwen dat hij terecht het nultarief heeft toegepast voor de in geding zijnde als intracommunautaire leveringen geadministreerde transacties. Hij voert daarbij, kort gezegd, aan:de "negatieve" aangifte over het vierde kwartaal 1999 werd veroorzaakt door intra-communautaire leveringen, de juistheid van de afgedragen belasting ter zake van geleverde goederen en diensten is expliciet aan de orde geweest, de aangelegenheid van de intracommunautaire transacties is van zodanig belang dat ze niet aan de aandacht van de controlerend ambtenaar kan zijn ontsnapt, onduidelijkheden konden aan de orde zijn gesteld omdat het onderzoek plaatsvond ten kantore van de adviseur, gelet op de duur van het onderzoek is meer beoordeeld dan alleen de inkoopfacturen en de in het mapje H opgenomen aantekeningen van de controleur zijn onbekend gebleven voor belanghebbende.

4.15. Het bezwaarschrift van belanghebbende, afkomstig van zijn gemachtigde, is op 14 september 2000 bij de Inspecteur ingekomen. Op 15 september 2000 ontvangt de Inspecteur een toelichting met daarbij gevoegd 21 afdrukken van afnemerverklaringen en 19 afdrukken van stortingsbewijzen. Op 28 september 2000 komt een tweede aanvulling van het bezwaar met een kopie van een faxbericht inzake NN. Gemachtigde verzoekt om binnen veertien dagen na dagtekening uitspraak te doen, omdat hij van mening is dat de export op voldoende wijze is aangetoond. Op 13 oktober 2000 komt een derde aanvulling bij de Inspecteur binnen. Bij de aanvulling door de Inspecteur ontvangen op 17 juli 2001 wordt een beroep gedaan op gewekt vertrouwen.

4.16. De Inspecteur bestrijdt het beroep op het vertrouwensbeginsel met de stelling dat er geen controle inzake de juistheid van het toegepaste tarief is aangekondigd. Over de toepassing van het nultarief is, aldus de Inspecteur, niet gerapporteerd en het controledossier bevat ter zake geen aantekeningen. De Inspecteur heeft naar voren gebracht dat er wanneer een onderzoek plaatsvindt ten aanzien van de aangegeven verschuldigde belasting dit expliciet in de aankondiging -controle op de juiste toepassing van het tarief- kenbaar gemaakt wordt en dat het eveneens in de rapportage van het onderzoek wordt vermeld. Verder is het voorgeschreven dat uitbreiding van het onderzoek, op instigatie van de controlerend ambtenaar, slechts plaatsvindt op basis van een nieuwe controleopdracht door een andere ambtenaar. Er wordt alsdan aan de betrokken ondernemer een nieuwe aankondiging uitgereikt.

4.17. Belanghebbende, op wie de bewijslast rust, heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd naar het oordeel van het hof niet waargemaakt, dat hij er op kon en mocht vertrouwen dat hij voor zijn als intracommunautaire leveringen geadministreerde transacties terecht het nultarief heeft toegepast. Het hof overweegt daarbij dat belanghebbende die zich in dit kader beroept op het gestelde in het controlerapport, dat rapport niet in de procedure heeft ingebracht. De overige argumenten van belanghebbende zijn terug te voeren tot de stelling dat het verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het vierde kwartaal 1999 betrekking heeft op als intracommunautaire leveringen, belast tegen het nultarief, geboekte transacties. Voor die stelling heeft belanghebbende echter evenmin voldoende bewijs bijgebracht.

4.18. Gelet op het vorenstaande is ook voor de tweede vraag het gelijk aan de Inspecteur.

4.19. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vragen aan de zijde van de Inspecteur. Voor dat geval is niet in geschil dat de naheffingsaanslag, zoals die luidt na de uitspraak op bezwaar, tot het juiste bedrag is opgelegd.

5. Schadevergoeding

Belanghebbende heeft het hof verzocht de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de kosten van de bezwaarfase. De bestreden naheffingsaanslag is opgelegd met dagtekening 7 september 2000. De Wet kosten bestuurlijke voorprocedures van 24 januari 2002 is op deze naheffingsaanslag niet van toepassing.

De kosten kunnen derhalve slechts worden vergoed met toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarvoor zijn evenwel geen termen aanwezig, nu het beroep ongegrond is, nog daargelaten of onmiskenbaar om toepassing van genoemd artikel is verzocht (Hoge Raad 24 oktober 2003, nr. 37 565, onder meer gepubliceerd in V-N 2003/52.11).

6. Griffierecht

Het hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.

7. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

8. Beslissing

Het hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan op 13 juli 2006 door A. Bijlsma, voorzitter, P. Fortuin en G.D. van Norden, in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.