Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-06-2006, AZ2629, 04/01107

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-06-2006, AZ2629, 04/01107

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
30 juni 2006
Datum publicatie
21 november 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ2629
Zaaknummer
04/01107

Inhoudsindicatie

Op pagina 4 van het verweerschrift heeft de Inspecteur onweersproken gesteld dat hij belanghebbende heeft verzocht de namen en adressen van de masseuses aan hem te verstrekken. De heer B, zijnde de bestuurder van belanghebbende, heeft hierop namens belanghebbende geantwoord dat hij deze namen niet kon/wilde verstrekken. Aangezien deze gegevens van belang zijn voor de heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen, heeft belanghebbende niet voldaan aan de op hem rustende verplichting van artikel 47 en 49 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: de AWR).

Ingevolge artikel 27e, onderdeel b van de AWR dient het Hof het beroep ongegrond te verklaren indien niet wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 47 en 49 van die Wet, tenzij is gebleken dat de uitspraak op het bezwaar onjuist is.

Niet gebleken is dat de bestreden uitspraak of de onderhavige naheffingsaanslag onjuist is, zodat deze in zoverre moet worden bevestigd.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 04/01107

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vijfde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van Stichting X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst (aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden naheffingsaanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is onder aanslagnummer 00.00.000.A.01.5500 over het tijdvak 1 januari 1995 tot en met 31 december 1995 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van fl. 6.115,= aan enkelvoudige belasting.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij de bestreden uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 273,=.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 5 april 2006 te A.

Aldaar is toen verschenen en gehoord de Inspecteur.

Belanghebbende is niet verschenen.

De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 3 maart 2006, met nummer 3S RRRL 3855385, aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting.

Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie

1.4. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

1.5. Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

1.6. Het hof heeft in deze zaak op 19 april 2006 mondeling uitspraak gedaan. Afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op 19 april 2006 aan partijen verzonden.

Belanghebbende heeft tegen de mondelinge uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De griffier van de Hoge Raad heeft bij schrijven van 6 juni 2006 verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaring van de Inspecteur ter zitting, stelt het hof als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:

2.1. Belanghebbende is bij notariële akte van maart 1988 opgericht. Artikel 2 van de Statuten luidt:

"1. De stichting heeft als doel: het bevorderen van de tewerkstelling van fysiotherapeuten, sportmasseurs en schoonheidsspecialisten, en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.

2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door het inrichten en exploiteren van centra voor behandelingen door therapeuten, masseurs en/of schoonheidsspecialisten.

2.2. Het bestuur van de stichting bestaat uit twee personen, namelijk de heer B en zijn levenspartner mevrouw C.

2.3. De activiteiten van de stichting bestaan uit exploitatie van een massagesalon op het adres D-straat 128 te Y.

2.4. In de massagesalon zijn uitsluitend vrouwen werkzaam. De openingstijden van de massagesalon zijn van 16.00 uur tot 22.00 uur, zes dagen per week. Op zondag is de zaak gesloten.

2.5. De dames verrichten hun werkzaamheden tegen een beloning, die afhankelijk is van de duur van de massage. De aard van de massage wordt overeengekomen tussen de klant en de masseuse. Per overeengekomen behandeling wordt een factuur opgemaakt en en moet de klant vooraf betalen. De prijzen zijn bepaald door belanghebbende; voor een behandeling van 20 minuten wordt een tarief van € 11,35 berekend, voor 40 minuten € 22,69 en voor 60 minuten € 34,03. Per behandeling ontvangt de masseuse van de genoemde bedragen een bedrag van € 3,40, % 6,71 of € 10,21.

2.6. Namens belanghebbende neemt de heer B de dames aan, maakt met hen afspraken over hun aanwezigheid, houdt toezicht op de werkzaamheden en betaalt de dames uit.

2.7. Belanghebbende, in de persoon van de heer B, kon of wenste aan de belastingdienst geen namen en adressen te verstrekken van de masseuses.

2.8. Op basis van de aanwezige gegevens heeft de Inspecteur het loon over het onderhavige tijdvak berekend op fl. 10.192,= (€ 4.625,=) exclusief het loon dat mevrouw C heeft genoten. Aangezien er geen namen en adressen bekend zijn bij belanghebbende heeft de Inspecteur het anoniementarief toegepast. De verschuldigde belasting over het onderhavige tijdvak bedraagt 60% van fl. 10.192,= (€ 6.115,=) = fl. 6.115 (€ 2.775,=). Het loon van mevrouw C is niet in de heffing betrokken aangezien dit loon reeds in de heffing van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen is betrokken. De verschuldigde belasting op de in geschil zijnde naheffingsaanslag bedraagt derhalve fl. 6.115,= (€ 2.775,=).

2.9. Het controlerapport is aan belanghebbende toegezonden op 24 mei 2000.

2.10. Op 2 oktober 2000 is de in geschil zijnde naheffingsaanslag opgelegd.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen de Inspecteur hieraan ter zitting heeft toegevoegd wordt verwezen naar het aan de uitspraak gehechte proces-verbaal van het onderzoek ter zitting.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en vernietiging van de in geschil zijnde naheffingsaanslag.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

Vooraf en ambtshalve

Blijkens de onder 1.3. vermelde stukken is de aldaar genoemde uitnodiging op 6 maart 2006 uitgereikt.

Op grond hiervan is het Hof van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.

Ten aanzien van het geschil

4.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoordt. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

4.2. Op pagina 4 van het verweerschrift heeft de Inspecteur onweersproken gesteld dat hij belanghebbende heeft verzocht de namen en adressen van de masseuses aan hem te verstrekken. De heer B, zijnde de bestuurder van belanghebbende, heeft hierop namens belanghebbende geantwoord dat hij deze namen niet kon/wilde verstrekken. Aangezien deze gegevens van belang zijn voor de heffing van loonbelasting/premie volksverzekeringen, heeft belanghebbende niet voldaan aan de op hem rustende verplichting van artikel 47 en 49 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (hierna: de AWR).

4.3. Ingevolge artikel 27e, onderdeel b van de AWR dient het Hof het beroep ongegrond te verklaren indien niet wordt voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 47 en 49 van die Wet, tenzij is gebleken dat de uitspraak op het bezwaar onjuist is.

4.4. Niet gebleken is dat de bestreden uitspraak of de onderhavige naheffingsaanslag onjuist is, zodat deze in zoverre moet worden bevestigd.

4.5. Voor wat betreft belanghebbendes beroep op schending van het vertrouwensbeginsel, merkt het Hof het volgende op. Belanghebbende stelt dat het vertrouwensbeginsel is geschonden nu de Inspecteur tot en met 1994 geen boetes en naheffingsaanslagen of correcties heeft opgelegd, terwijl in die jaren een gelijke situatie aan de orde is geweest. Wat er ook waar zij van deze stelling, belanghebbende heeft geen feiten en omstandigheden gesteld of aannemelijk gemaakt waaruit blijkt dat de Inspecteur in het verleden uitlatingen van dien aard heeft gedaan dat belanghebbende hieraan redelijkerwijs het vertrouwen mocht ontlenen dat de Inspecteur een dienstbetrekking tussen de masseuses en belanghebbende niet aanwezig achtte. Van een in rechte te beschermen vertrouwen is derhalve geen sprake.

4.6. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vraag aan de zijde van de Inspecteur. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan op 30 juni 2006 door P.J.M. Bongaarts, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van L. Abbing-van Kleef, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 30 juni 2006

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.