Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-05-2006, AZ3919, 04/01829

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-05-2006, AZ3919, 04/01829

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
3 mei 2006
Datum publicatie
7 december 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ3919
Zaaknummer
04/01829

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende kan worden aangemerkt als een circusexploitant in de zin van de hiervoor genoemde voorschriften. Verder is in geschil of belanghebbende in rechte te eerbiedigen vertrouwen kan ontlenen dat het kwarttarief zal worden toegekend aan de omstandigheid dat dit tarief in het verleden steeds is toegepast op zijn vorige vrachtauto's. Belanghebbende rept in dit verband van gewoonterecht.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 04/01829

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.

PROCES VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK.

Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst Centrale administratie te Z (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift betreffende de beschikking met kenmerk QQQQ 0000.00.000/QQ-00-QQ op het verzoek van belanghebbende om toepassing van het zogenoemde kwarttarief neergelegd in artikel 30, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet MRB).

Het onderzoek ter zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 19 april 2006 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar is toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Na behandeling van de zaak heeft het hof heden, 3 mei 2006, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de bestreden uitspraak,

- draagt de Inspecteur op een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen in die zin dat het verzoek wordt gehonoreerd met ingang van een door de Inspecteur met inachtneming van artikel 6, vierde en zevende lid, Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994, vast te stellen tijdstip,

- gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 37,--,

- veroordeelt verweerder in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 34,-- en

- wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.

De gronden

1. In artikel 30, eerste lid, van de Wet MRB is het zogenoemde kwarttarief opgenomen. Volgens dit kwarttarief bedraagt de belasting die in één keer over vier aaneensluitende tijdvakken wordt betaald een bedrag gelijk aan de ingevolge de artikelen 23, 24 of 25 of 25a verschuldigde belasting over een tijdvak van drie maanden. Dit kwarttarief is volgens onderdeel d van deze bepaling onder meer van toepassing voor motorrijtuigen waarvoor een kenteken is opgegeven dat wordt gehouden door een kermis- of circusexploitant en wordt gebruikt voor het vervoer van kermis- of circusbenodigdheden. Krachtens het vierde lid van artikel 30 Wet MRB zijn in artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 nadere voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden houden in dat het motorrijtuig moet worden gehouden door een kermis- of circusexploitant, uitsluitend als zodanig - dat wil zeggen: voor het vervoer van kermis- of circusbenodigdheden - wordt gebruikt en daarmee niet meer dan zestig dagen gedurende de vier aaneengesloten tijdvakken waarover belasting wordt betaald gebruik van de weg wordt gemaakt.

2. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende kan worden aangemerkt als een circusexploitant in de zin van de hiervoor genoemde voorschriften. Verder is in geschil of belanghebbende in rechte te eerbiedigen vertrouwen kan ontlenen dat het kwarttarief zal worden toegekend aan de omstandigheid dat dit tarief in het verleden steeds is toegepast op zijn vorige vrachtauto's. Belanghebbende rept in dit verband van gewoonterecht.

3. Belanghebbende is tijgerdompteur. Hij werkt met eigen tijgers en rekwisieten en is houder van een vrachtwagen om een en ander te vervoeren. Het verzoek om toepassing van het kwarttarief ziet op deze vrachtwagen. Met betrekking tot zijn optredens sluit belanghebbende met het desbetreffende circus een arbeidscontract en een contract ter zake van de inbreng van tijgers, rekwisieten en transportmiddelen. Betaling vindt plaats per voorstelling. Als een voorstelling niet doorgaat - bijvoorbeeld door ziekte van zijn tijgers, te veel wind voor de circustent of tegenvallende kaartverkoop - dan wordt belanghebbende niet betaald ("no play, no pay"). Belanghebbende draagt in de periode rond de optredens zelf zorg voor onderkomen in een caravan of anderszins. Deze contractuele relatie tussen het circus en de circusartiest is in de branche gebruikelijk. Alleen de musici van het circusorkest werken op basis van een wezenlijk ander contract.

4. Naar het oordeel van het Hof moet aan de vaststaande feiten de conclusie worden verbonden dat belanghebbende voor eigen rekening en risico een circusattractie exploiteert. Voorts is het Hof van oordeel dat voor de toepassing van artikel 30, eerste lid, onderdeel d, van de Wet MRB onder het begrip circusexploitant ook gerekend moet worden de exploitant van een circusattractie. Immers, ter zake van de eveneens in voornoemde bepaling genoemde kermisexploitant is het evident dat daartoe ook de exploitant van een kermisattractie moet worden gerekend. Naar belanghebbende ter zitting onweersproken heeft gesteld bestaat er namelijk naast de exploitanten van de kermisattracties niet een afzonderlijke kermisexploitant. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de wetgever met het begrip "exploitant" geen verdergaande beperking heeft willen aanbrengen dan dat de houder voor eigen rekening en risico een attractie heeft in het circus of de kermis.

5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het gelijk aan de zijde van belanghebbende. Het geschil inzake toepassing van het vertrouwensbeginsel behoeft geen beantwoording. Nu overigens geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat het verzoek van belanghebbende om toepassing van het kwarttarief moet worden afgewezen moet dat verzoek worden gehonoreerd.

6. Het Hof beschikt niet over voldoende gegevens om de ingangsdatum van de toepassing van het kwarttarief vast te kunnen stellen. Bovendien wordt in artikel 6, zevende lid, Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 de Inspecteur enige beleidsvrijheid gelaten aangaande die ingangsdatum. Het Hof zal daarom niet zelf in de zaak voorzien, doch de Inspecteur op de voet van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht opdragen een nieuw besluit te nemen in die zin dat het verzoek wordt gehonoreerd met ingang van een door de Inspecteur met inachtneming van artikel 6, vierde en zevende lid, Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 vast te stellen tijdstip.

7. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, in goede justitie vast op € 34,- aan reiskosten. Overige kosten zijn gesteld noch gebleken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door R.J. Koopman, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2006.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 16 mei 2006

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.