Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2006, AZ3925, 04/02754

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2006, AZ3925, 04/02754

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 juni 2006
Datum publicatie
7 december 2006
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ3925
Zaaknummer
04/02754

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht een bedrag van € 2.456,= tot het inkomen uit werk en woning heeft gerekend, welk bedrag -naar de Inspecteur stelt maar belanghebbende betwist- door A B.V. in het onderhavige jaar aan belanghebbende is uitgekeerd en door hem is genoten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 04/02754

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vijfde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y, België (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.134,=, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 37,=.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 5 april 2006 te

Maastricht. Aldaar is toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.4. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Uit bij de belastingdienst bekende gegevens blijkt dat belanghebbende in het onderhavige jaar van A B.V. aan loon een bedrag van in totaal € 2.456,=, verspreidt over twee betalingen van respectievelijk € 2.168,= en € 288,=, heeft ontvangen. Op dit loon is geen loonheffing ingehouden.

2.2. Belanghebbende heeft vorenvermeld loon van A B.V. niet gerapporteerd in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het onderhavige jaar.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht een bedrag van € 2.456,= tot het inkomen uit werk en woning heeft gerekend, welk bedrag -naar de Inspecteur stelt maar belanghebbende betwist- door A B.V. in het onderhavige jaar aan belanghebbende is uitgekeerd en door hem is genoten.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende:

Ik heb niet bij A B.V. gewerkt. A B.V. stond wel op mijn naam. Mijn ex is met de kranten rondgegaan op mijn naam. Ik mag namelijk niet werken. Het geld is ook naar mijn ex vriendin gegaan, op haar bankrekening uitbetaald. Ik ben er door mijn ex vriendin ingeluisd, ik kan de belasting niet betalen.

Ik heb geen werknemersverklaring ondertekend, ik heb daar geen papieren van.

Inspecteur:

Je hebt een werknemersverklaring nodig of een contract dat getekend moet worden. Er is geen werkgever die iemand laat tekenen die niet de persoon is. Ik kan me niet voorstellen dat op het moment dat de papierwinkel in orde is, het bedrag op iemand anders rekening wordt overgemaakt. Het is mogelijk dat belanghebbende de blaadjes niet zelf heeft bezorgd, maar het staat op zijn naam, hij heeft zelf een handtekening gezet.

De aanslag is correct opgelegd.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De Inspecteur heeft van A B.V. twee opgaven ten name van belanghebbende -waarvan de gegevens staan vermeld op de fibase-print welke als bijlage 6 en bijlage 7 bij het verweerschrift zijn overgelegd- ontvangen waarop onder meer een bedrag aan uitbetaald loon over de periode 1 januari tot en met 31 december 2002 van in totaal € 2.456,= is vermeld. Er is geen loonheffing ingehouden.

4.2. Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur het door belanghebbende aangegeven inkomen uit werk en woning onder meer verhoogd met een bedrag van € 2.456,= ter zake van ontvangen loon uit tegenwoordige dienstbetrekking.

4.3. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat de looninkomsten van A B.V. weliswaar op zijn naam stonden echter dat zijn ex vriendin de werkzaamheden (bestaande uit het bezorgen van kranten) heeft verricht en de looninkomsten heeft ontvangen. Belanghebbende stelt dat hij er door zijn ex-vriendin is ingeluisd en dat hij niet bij machte is de aanslag te betalen.

4.4. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de door de Inspecteur gehanteerde gegevens als vermeld op de fibase-print. Deze juistheid wordt door belanghebbende ook niet bestreden. Nu belanghebbende voorts ter zitting heeft verklaard dat de werkzaamheden op zijn naam zijn verricht en hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het genoemde bedrag van € 2.456,=, niet heeft ontvangen, is het Hof van oordeel dat het in geding zijnde bedrag behoort tot het aan te geven belastbare inkomen uit werk en woning. De door de Inspecteur op de aangifte aangebrachte correctie is derhalve terecht.

4.5. Uit het voorgaande volgt dat het gelijk is aan de zijde van de Inspecteur. Beslist moet dan ook worden zoals hierna is vermeld.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan op 9 juni 2006 door P.J.M. Bongaarts, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van L. Abbing-van Kleef, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 9 juni 2006

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.