Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-10-2006, BA2535, 05/00556

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-10-2006, BA2535, 05/00556

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 oktober 2006
Datum publicatie
10 april 2007
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:BA2535
Zaaknummer
05/00556

Inhoudsindicatie

De omstandigheid dat advocaatkosten die werkgever en werknemer maken ter zake van een geschil tussen hen beiden bij de werkgever ten laste van diens winst kunnen worden gebracht, doch bij de werknemer niet aftrekbaar zijn, berust op het door de wetgever gemaakte verschil in de fiscale behandeling van winst uit onderneming en belastbaar loon uit dienstbetrekking. Dit verschil komt in de fiscale wetgeving en ook daarbuiten op een groot aantal punten tot uitdrukking en berust op het aan de wetgever voorbehouden oordeel dat ondernemer en werknemer op relevante punten niet vergelijkbaar zijn. Op grond hiervan kan een genieter van winst uit onderneming niet gelijk kan worden gesteld aan een genieter van belastbaar loon uit dienstbetrekking. Van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen is dan ook geen sprake.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Kenmerk: 05/00556

Uitspraak van de derde meervoudige Belastingkamer

op het hoger beroep van

X, hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 oktober 2005, nummer 05/00940, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/P van de rijksbelastingdienst, kantoor Z, hierna: de Inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2002 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen berekend naar een verzamelinkomen van

€ 64.959,=.

Tegen deze aanslag heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend. De Inspecteur heeft de aanslag bij de uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

1.2. Bij uitspraak van 26 oktober 2005, in afschrift aan partijen verzonden op 27 oktober 2005, heeft de Rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij brief van 28 november 2005, bij het Hof ingekomen op 29 november 2005. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 1 juni 2006 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, tot bijstand vergezeld door zijn echtgenote, alsmede, namens de Inspecteur, A, tot bijstand vergezeld door B.

1.4. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Het Hof verwijst voor de feiten naar de onderdelen 2.1. tot en met 2.7. van de uitspraak van de Rechtbank.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht de op belanghebbende drukkende advocaatkosten ter verkrijging van een schadevergoeding van zijn ex-werkgever wegens de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst niet in aftrek heeft toegelaten, terwijl de ex-werkgever van belanghebbende diens advocaatkosten wel ten laste van zijn winst kan brengen. De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend, belanghebbende ontkennend.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende: Dat de procedure tussen mij en mijn werkgever zo lang heeft geduurd, is voor een groot deel te wijten aan de belastingdienst. Ik vind het onbegrijpelijk dat mijn ex-werkgever als veroorzaker van alle ellende nu ook nog voor wat betreft de aftrekbaarheid van de advocaatkosten door de belastingdienst wordt ondersteund.

Ik begrijp dat niet alle werkgevers in de heffing worden betrokken van een belasting die wordt geheven over de winst. Werkgevers die geen belasting over hun winst betalen worden in dit opzicht niet bevoordeeld boven hun werknemers. Echter, mijn ex-werkgever dreef wèl een onderneming en kon de advocaatkosten dus wèl van zijn winst aftrekken, terwijl ik mijn advocaatkosten uit mijn netto-inkomen moet bekostigen. Dat is de ongelijke behandeling van gelijke gevallen die ik aan de kaak wil stellen.

De Inspecteur: De wet maakt verschil tussen de fiscale behandeling van ondernemers en werknemers.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een verzamelinkomen van € 44.071,=.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De omstandigheid dat advocaatkosten die werkgever en werknemer maken ter zake van een geschil tussen hen beiden bij de werkgever ten laste van diens winst kunnen worden gebracht, doch bij de werknemer niet aftrekbaar zijn, berust op het door de wetgever gemaakte verschil in de fiscale behandeling van winst uit onderneming en belastbaar loon uit dienstbetrekking. Dit verschil komt in de fiscale wetgeving en ook daarbuiten op een groot aantal punten tot uitdrukking en berust op het aan de wetgever voorbehouden oordeel dat ondernemer en werknemer op relevante punten niet vergelijkbaar zijn. Op grond hiervan kan een genieter van winst uit onderneming niet gelijk kan worden gesteld aan een genieter van belastbaar loon uit dienstbetrekking. Van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen is dan ook geen sprake.

4.2. Uit het vorenstaande vloeit voort dat belanghebbendes beroep op artikel 14 van het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens in combinatie met protocol 12 bij dit verdrag en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerlijke rechten en politieke rechten geen doel treft.

4.3. Op grond van het vorenoverwogene dient de uitspraak van de Rechtbank te worden bevestigd.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het hoger beroep ongegrond en

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op 19 oktober 2006 door R.J. Koopman, voorzitter, J.W. Zwemmer en W.E.M. van Nispen tot Sevenaer, in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier.

De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep

in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.