Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-11-2006, BA2536, 06/00035

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-11-2006, BA2536, 06/00035

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
3 november 2006
Datum publicatie
10 april 2007
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:BA2536
Zaaknummer
06/00035

Inhoudsindicatie

Voor zover belanghebbende bedoelt te stellen dat hem geen leges in rekening gebracht hadden mogen worden, omdat degene die de aanvraag beoordeelde had moeten concluderen dat geen vergunning noodzakelijk was, faalt die stelling eveneens. Belanghebbende heeft op het formulier immers zelf ingevuld dat het pand in gebruik was bij vijf a zes kamerbewoners [..], dat de gebruiksfunctie van het pand was "kamerverhuur" [..] en dat het gebruik van het pand voldeed aan het volgende criterium "Er wordt (bij voortduring) niet zelfstandige woongelegenheden verschaft aan 4 of meer personen die niet behoren tot het gezin van de rechthebbende. Van een niet zelfstandige woongelegenheid is sprake wanneer de personen in overwegende mate gebruik moeten maken van gezamenlijke bad, toilet- of kookfaciliteiten." [..] Gelet op deze door belanghebbende zelf verstrekte informatie mocht de desbetreffende ambtenaar er vanuit gaan dat een vergunning noodzakelijk was. Indien belanghebbende van oordeel zou zijn geweest dat hem ten onrechte een gebruiksvergunning, met de daaraan verbonden voorschriften, was verleend, had het op zijn weg gelegen om die vergunning door middel van het indienen van een bezwaarschrift aan te vechten. Dit heeft hij echter niet gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Kenmerk: 06/00035

Uitspraak van de derde meervoudige Belastingkamer

op het hoger beroep van

X, hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 20 december 2005, nummer 05/2047, in het geding tussen

belanghebbende,

en

het hoofd Belastingen van de dienst Algemene en Publiekszaken van de gemeente Eindhoven, hierna: de ambtenaar.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is gedagtekend 1 december 2004 een kennisgeving leges opgelegd ten bedrage van € 369,35 ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een gebruiksvergunning betreffende het bouwwerk A-straat 1 te Y.

Tegen deze kennisgeving heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend. De ambtenaar heeft de kennisgeving bij de uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

1.2. Bij uitspraak van 20 december 2005, in afschrift aan partijen verzonden op 22 december 2005, heeft de Rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij brief van 2 februari 2006, bij het Hof per telefax ontvangen op diezelfde dag. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 103,=. De ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting een nader stuk ingediend, gedagtekend 14 september 2006. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij en behoort tot de stukken van het geding.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 28 september 2006 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de ambtenaar, mevrouw A.

1.5. De ambtenaar heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van de Bouwverordening van de gemeente Eindhoven zoals deze luidde na de wijziging van 22 september 2003 en een kopie van die verordening zoals deze luidde na de daarop volgende wijziging van 20 juni 2005. Tevens heeft de ambtenaar ter zitting, eveneens zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van de aan belanghebbende met dagtekening 11 november 2004 verleende gebruiksvergunning voor het bouwwerk A-straat 1 en een kopie van het door belanghebbende ter zake van deze vergunning ingevulde en ingediende aanvraagformulier.

1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1. Belanghebbende is eigenaar van het pand A-straat 1 te Y (hierna: het pand). Het pand is een eengezinswoning die door belanghebbende wordt verhuurd. In 2004 werd het pand bewoond door een gescheiden man die zo nu en dan zijn kinderen te logeren kreeg. Eind jaren 80 en begin jaren 90 werd het pand gehuurd door een kleine groep jongelui. In 2005 is er een gezin uit Q in het pand komen wonen. Dit gezin bestaat uit man, vrouw en twee kinderen.

2.2. Met dagtekening 1 september 2004 heeft de dienst Brandweer en Crisisbeheersing van de gemeente Eindhoven aan belanghebbende een brief gezonden waarin onder meer het volgende staat:

"Op grond van artikel 6.1.1. van de Bouwverordening gemeente Eindhoven is voor het gebruik van het bouwwerk

Kamerverhuur

A-straat 1

Y

Een gebruiksvergunning vereist. U dient, als eigenaar van het bouwwerk, een aanvraag voor een gebruiksvergunning in te dienen.

(...)

Bijgevoegd treft u aan een aanvraagformulier voor een gebruiksvergunning alsmede de toelichting hierop. Wij verzoeken u vriendelijk die aanvraagformulier en de daarbijbehorende bescheiden binnen 4 weken na dagtekening van deze brief ingevuld aan onze dienst te retourneren".

2.3. Belanghebbende heeft het in de brief van 1 september 2004 bedoelde aanvraagformulier ingevuld en aan de gemeente Eindhoven toegezonden, alwaar het op 1 oktober 2004 is binnengekomen. In dit aanvraagformulier staat onder meer het volgende:

"Inleiding

Ingevolge artikel 6.1.1. Bouwverordening gemeente Eindhoven dient u onder omstandigheden over een gebruiksvergunning voor uw bouwwerk/gebouw te beschikken. Een gebruiksvergunning bezit voorschriften die een brandveilig gebruik waarborgen voor u en bezoekers. Op die voorschriften is de gebruiker aanspreekbaar. Op naleving van die voorschriften wordt toegezien.

Aan de hand van dit aanvraagformulier kan de afdeling Preventie beoordelen of u gebruiksvergunningplichtig bent. Ook wanneer voor uw gebouw (nog) geen gebruiksvergunning noodzakelijk is, is het van belang dat u die formulier invult en retourneert. De afdeling Preventie registreert ook de niet-vergunningplichtige gebouwen. U ontvangt hiervan een schriftelijke verklaring.

(...)

1.2 Gegevens gebouw

(...)

Totaal gebruiksoppervlak: 86 m2 (ex-verkeersruimten)

(...)

1.5. Gegevens gebruikers

U hoeft deze vraag alleen in te vullen wanneer u de eigenaar bent van het gebouw en als er meerdere gebruikers aanwezig zijn.

(...)

Naam bouwdeel A: kamer 1

Naam gebruiker: kamerbewoner kamer 1

Geschatte oppervlakte in m2: 25

Geschatte aantal gebruikers: 1 max 2

Naam bouwdeel B: kamer 2

Naam gebruiker: kamerbewoner kamer 2

Geschatte oppervlakte in m2: 11

Geschatte aantal gebruikers: 1

Naam bouwdeel C: kamer 3

Naam gebruiker: kamerbewoner kamer 3

Geschatte oppervlakte in m2: 12,5

Geschatte aantal gebruikers: 1

Naam bouwdeel D: kamer 4

Naam gebruiker: kamerbewoner kamer 4

Geschatte oppervlakte in m2: 5,2

Geschatte aantal gebruikers: 1

Naam bouwdeel E: zolder

Naam gebruiker: bewoner van de zolder

Geschatte oppervlakte in m2: 27

Geschatte aantal gebruikers: 1

(...)

1.6 Aantal personen dat gelijktijdig aanwezig kan zijn (exclusief nevenactiviteit): 6.

(...)

4 Verklaring en ondertekening

Voor het afgeven van een gebruiksvergunning worden kosten in rekening gebracht. De hoogte van de leges is afhankelijk van het totale gebruiksoppervlak van het gebouw en wordt bepaald op basis van de legesverordening gemeente Eindhoven.

(...)"

(de cursief weergegeven tekst is op het formulier met de hand ingevuld - Hof)

2.4 Op het formulier heeft belanghebbende voorts in onderdeel 1.7 aangekruist dat de op het pand van toepassing zijnde gebruiksfunctie is: kamerverhuur. Daarnaast heeft hij in onderdeel 1.8 van het formulier aangekruist als op het pand van toepassing zijnd criterium:

"Er wordt (bij voortduring) niet zelfstandige woongelegenheden verschaft aan 4 of meer personen die niet behoren tot het gezin van de rechthebbende. Van een niet zelfstandige woongelegenheid is sprake wanneer de personen in overwegende mate gebruik moeten maken van gezamenlijke bad, toilet- of kookfaciliteiten."

2.5 Met dagtekening 11 november 2004 is aan belanghebbende de gebruiksvergunning van het pand toegezonden. Volgens deze vergunning ziet zij op het gebruik van het pand als studentenhuis en wordt het maximaal toe te laten aantal personen in het totale gebouw gesteld op 6. Tegen deze vergunning is geen bezwaarschrift ingediend.

2.6 De onderhavige kennisgeving is opgelegd met dagtekening 1 december 2004 en is berekend naar een basisbedrag van € 215,-- vermeerderd met een oppervlaktetoeslag van 105 m2 maal € 1,47 is € 154,35.

3. Verordeningen

3.1. De ten tijde van het in behandeling nemen van de onderhavige aanvraag geldende Verordening op de heffing en de invordering van leges 2004 van de gemeente Eindhoven bevat ondermeer de volgende bepalingen:

Artikel 1 Aard van de heffing en belastbaar feit.

Onder de naam "leges" worden rechten geheven terzake van het door of vanwege de gemeente verlenen van diensten, bedoeld in deze verordening en in de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 2 Belastingplicht.

De leges worden geheven van de aanvrager dan wel van degene te wiens behoeve de dienst wordt aangevraagd.

Artikel 3 Tarieven.

1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. (...)

Artikel 4. Wijze van heffing.

De leges worden geheven bij wege van een mondelinge dan welgedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

(...)"

3.2. De ten tijde van het in behandeling nemen van de onderhavige aanvraag geldende Tarieventabel behorende bij de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2004 van de gemeente Eindhoven bevat ondermeer de volgende bepalingen:

"Hoofdstuk 15 Vergunningen e.d. van de Brandweer.

15.1 Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van:

15.1.1 een vergunning ingevolge

artikel 6.1.1 van de Bouwverordening

ten behoeve van het gebruik van een

in dit artikel omschreven bouwwerk

vermeerderd met een toeslag als

hieronder aangegeven € 215,-,

voor een bouwwerk met een gebruiks-

oppervlakte:

- cat. 1 t/m 100 m2 € 147,-

- cat. 2 van meer dan 100m2 t/m 500m2 € 1,47

(...)".

3.3. De ten tijde van het in behandeling nemen van de onderhavige aanvraag geldende Bouwverordening van de gemeente Eindhoven bevat onder meer de volgende bepalingen:

"Hoofdstuk 6.

Brandveilig gebruik.

Paragraaf 1. Gebruiksvergunning.

Artikel 6.1.1. Vergunning gebruik bouwwerk.

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk in gebruik te hebben of te houden, waarin:

(...)

g. bij voortduring in onzelfstandige woonruimten huisvesting wordt verleend aan vier of meer niet in gezinsverband samenwonende personen die elk een zelfstandig huishouding voeren en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen."

4. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

4.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

a. voorzag de ten tijde van het indienen van de aanvraag geldende bouwverordening van de gemeente Eindhoven in een vergunningplicht voor bouwwerken die gebruikt worden in het kader van de verhuur van kamers?

b. is belanghebbende door een misleidende voorstelling van zaken door de brandweer bewogen tot het indienen van de onderhavige aanvraag?

De ambtenaar beantwoordt de eerste vraag in bevestigende zin en de tweede vraag in ontkennende zin. Belanghebbende is een tegenovergestelde mening toegedaan.

4.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende:

In 2004 werd het pand bewoond door een gescheiden man die zo nu en dan zijn kinderen te logeren kreeg. Voor dat gebruik was geen gebruiksvergunning nodig. Sinds 1985 hebben er nooit meer dan 4 personen in het pand gewoond. Eind jaren 80 en begin jaren 90 heeft er een klein clubje jongelui in het pand gezeten. In 2005 is er een gezin uit Q in het pand komen wonen. Dit gezin bestaat uit man, vrouw en twee kinderen.

De brandweer had mij geen brief mogen sturen waarin stond dat ik een gebruiksvergunning moest aanvragen. Die mededeling was immers niet waar en bovendien werd ik achteraf onverwacht op kosten gejaagd door de legesheffing.

Pas toen in juli 2005 de huisvestingsverordening werd ingetrokken werd het noodzakelijk om op grond van onderdeel g van artikel 6.1.1. van de Bouwverordening een gebruiksvergunning te hebben. In 2004 was het nog niet noodzakelijk om zo'n vergunning te hebben. Onderdeel g gold toen nog niet voor gevallen als het mijne. Ik heb de discussie in de gemeenteraad gevolgd en daaruit blijkt dat de 10 percentregel die volgens het huisvestingsbeleid gold niet beviel en dat men daarom is overgestapt op toepassing van letter g.

Ik heb geen bezwaarschrift ingediend tegen de voor het pand verleende gebruiksvergunning.

De ambtenaar:

De brandweer is strikter geworden bij de handhaving van de gebruiksvoorschriften voor dit soort bouwwerken naar aanleiding van de cafébrand in Volendam en de vuurwerkramp in Enschede. In diezelfde tijd is het huisvestingsbeleid soepeler geworden. Dit huisvestingsbeleid diende ertoe een concentratie van kamerverhuur in bepaalde wijken te voorkomen. Het was een spreidingsbeleid. Belanghebbende had voorheen vooral te maken met huisvestingsvergunningen, nu kreeg hij te maken met een gebruiksvergunning die vereist is om geheel andere redenen, namelijk de veiligheid van het pand.

De brandweer beoordeelt na ontvangst van het aanvraagformulier of een vergunning nodig is. Als er geen vergunning nodig is dan wordt er ook geen afgegeven en wordt ook geen leges in rekening gebracht. Eventuele ambtshalve teruggaven - als blijkt dat ten onrechte vergunning is verleend - worden ook door de brandweer geregeld. Bezwaar en beroep worden behandeld door de afdeling belastingen.

Ik leg de tekst van de bouwverordening over zoals die gold na de wijziging van 22 september 2003 en zoals die gold na de daarop volgende wijziging van 20 juni 2005. De eerste tekst is die welke van toepassing was in 2004. Met betrekking tot de vraag of volgens deze bouwverordening een vergunning voor het gebruik van het pand noodzakelijk was, refereer ik mij aan het oordeel van het hof.

Ik leg een kopie over van de verleende vergunning en van het door belanghebbende ter zake van het pand ingediende aanvraagformulier. Uit hetgeen belanghebbende op dit formulier heeft ingevuld blijkt duidelijk dat sprake is van vergunningplicht. Degene die de aanvraag moest beoordelen, kon niet anders dan de vergunning verlenen.

4.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de kennisgeving.

De ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. De stelling van belanghebbende dat pas in 2005 de Bouwverordening is gaan voorzien in een vergunningplicht voor kamerverhuur faalt. Blijkens de door de ambtenaar ter zitting overgelegde tekst van deze verordening zoals die luidde in 2004 - na de wijziging van 27 augustus 2003 - gold destijds reeds op grond van artikel 6.1.1,eerste lid, onderdeel g, van de Bouwverordening een vergunningplicht voor kamerverhuur aan "vier of meer niet in gezinsverband samenlevende personen die elk zelfstandig huishouding voeren en gebruik maken van gemeenschappelijke voorzieningen".

5.2. Evenmin gegrond is belanghebbendes klacht dat hij door een misleidende voorstelling van zaken door de brandweer is bewogen tot het indienen van de onderhavige aanvraag. Op het aanvraagformulier staat immers uitdrukkelijk vermeld dat aan de hand van de aanvraag beoordeeld wordt of gebruiksvergunningplicht aanwezig is. De ambtenaar heeft voorts onweersproken ter zitting gesteld, dat als geoordeeld wordt dat geen vergunning noodzakelijk is, ook geen leges in rekening worden gebracht voor het in behandeling nemen van de aanvraag.

5.3. Voor zover belanghebbende bedoelt te stellen dat hem geen leges in rekening gebracht hadden mogen worden, omdat degene die de aanvraag beoordeelde had moeten concluderen dat geen vergunning noodzakelijk was, faalt die stelling eveneens. Belanghebbende heeft op het formulier immers zelf ingevuld dat het pand in gebruik was bij vijf a zes kamerbewoners (zie onderdeel 1.5 van het formulier), dat de gebruiksfunctie van het pand was "kamerverhuur" (zie onderdeel 1.7 van het formulier) en dat het gebruik van het pand voldeed aan het volgende criterium "Er wordt (bij voortduring) niet zelfstandige woongelegenheden verschaft aan 4 of meer personen die niet behoren tot het gezin van de rechthebbende. Van een niet zelfstandige woongelegenheid is sprake wanneer de personen in overwegende mate gebruik moeten maken van gezamenlijke bad, toilet- of kookfaciliteiten." (zie onderdeel 1.8 van het formulier) Gelet op deze door belanghebbende zelf verstrekte informatie mocht de desbetreffende ambtenaar er vanuit gaan dat een vergunning noodzakelijk was. Indien belanghebbende van oordeel zou zijn geweest dat hem ten onrechte een gebruiksvergunning, met de daaraan verbonden voorschriften, was verleend, had het op zijn weg gelegen om die vergunning door middel van het indienen van een bezwaarschrift aan te vechten. Dit heeft hij echter niet gedaan.

5.4. Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat hij achteraf is overvallen door de heffing van leges. Gelet echter op hetgeen staat vermeld in onderdeel 4 van het aanvraagformulier had belanghebbende van de legesheffing op de hoogte kunnen zijn. Reeds daarom kan hetgeen belanghebbende in dit verband aanvoert hem niet baten.

5.5. Op grond van het vorenoverwogene dient de uitspraak van de Rechtbank te worden bevestigd.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

7. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het hoger beroep ongegrond en

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus vastgesteld op 3 november 2006 door R.J. Koopman, voorzitter, A.J. van Soest en A.J. van Soelen, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier.

De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep

in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.