Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-08-2006, BA2755, 04/01321

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-08-2006, BA2755, 04/01321

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 augustus 2006
Datum publicatie
12 april 2007
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2006:BA2755
Zaaknummer
04/01321

Inhoudsindicatie

Uitgaande van het vervoer van de gasolie door belanghebbende naar Nederland (zie hiervoor) en de vaststelling dat de onderhavige gasolie in Nederland niet aan de heffing van accijns en de daarbij behorende heffingen is onderworpen, is belanghebbende naar het oordeel van het hof op grond van artikel 2f van de Wet op de accijns (hierna de Wet) in beginsel accijns en de daarbij behorende heffingen verschuldigd. Het hof overweegt daarbij dat nu er van moet worden uitgegaan dat belanghebbende de gasolie heeft afgeleverd in Nederland, zij die gasolie voorhanden heeft gehad als bedoeld in artikel 2f van de Wet. Dat mogelijk de verschuldigdheid van accijns en de daarbij behorende heffingen ook gegrond kan worden op een ander artikel van de Wet doet aan het vorenstaande niet af.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 04/01321

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van N.V. X te Y (België)(hierna: belanghebbende) tegen de uitspraken van de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) inzake de bezwaarschriften betreffende na te melden naheffingsaanslagen en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende, voorheen BVBA X te Y, zijn onder aanslagnummer 0000000 0000/0.0000 over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 op één aanslagbiljet verenigde naheffingsaanslagen in de accijns minerale olië, regulerende energiebelasting, brandstoffenbelasting en voorraadheffing opgelegd ten bedrage van totaal € 24.038,70 aan belasting en heffingen, alsmede bij beschikking een boete van € 6.009,=, en een bedrag aan heffingsrente groot € 2.155,=.

De naheffingsaanslagen en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 273,=.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad, voor zover het de boete betreft in het openbaar, op 16 februari 2006 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.4. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de twee bij deze pleitnota behorende bijlagen. Het hof rekent deze pleitnota en de bijlagen tot de stukken van het geding.

1.5. Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1.Belanghebbende is eigenaar van een in België gevestigde fouragehandel gericht op de agrarische sector. De leveringen zijn veelal gericht op klanten in de regio. Belanghebbende levert in dat kader ook brandstoffen, voornamelijk zogenoemde "rode" en "witte" diesel. Er wordt aan de pomp rode diesel geleverd aan tractoren. Verder levert belanghebbende rode diesel af in de Belgische regio. Dit betreft veelal afleveringen voor huisbranddoeleinden, omdat veel huizen in de regio nog niet zijn aangesloten op het gasnet.

Er vinden ook afleveringen plaats voor landbouwdoeleinden. Belanghebbende beschikt over tankauto's om de brandstof af te leveren. Vanwege het prijsverschil komen ook Nederlanders bij belanghebbende tanken. Onder de Nederlandse klanten zijn er die bedrijfsmatig brandstof aankopen.

2.2. Aan belanghebbende zijn onder aanslagnummer 0000000 0000/0.0000 en dagtekening 2 juni 2003 over het tijdvak 2000 op één aanslagbiljet verenigde naheffingsaanslagen opgelegd tot de volgende bedragen:

accijns minerale oliën (andere dan lichte) € 8.197,55;

regulerende energiebelasting € 12.887,10;

brandstoffenbelasting (laagbelaste gasolie) € 2.136,78 en

voorraadheffing (laagbelaste gasolie) € 817,27;

zijnde totaal € 24.038,70 aan belasting en heffingen, alsmede bij beschikking een boete van € 6.009,=, zijnde 25% van de enkelvoudige belasting en heffingen, en een bedrag aan heffingsrente groot

€ 2.155,=.

Bij het opleggen van de boete heeft de Inspecteur zich gebaseerd op artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) en de paragrafen 25 en 28 van het Besluit bestuurlijke boeten belastingdienst 1998(hierna: het Besluit bbb).

2.3. In drie brieven van 7 april 2003 heeft de Inspecteur een toelichting op het vorenstaande gegeven. In de brieven is aangegeven dat naheffingsaanslagen zullen worden opgelegd in verband met verkopen van gasolie in 2000 door belanghebbende aan de heren A te B en C te D en aan E Maatschap te F. Het aan die verkopen toe te rekenen bedrag aan belasting en heffingen bedraagt respectievelijk € 4.310,75 (6 leveringen), € 18.275,29 (9 leveringen)en € 1.452,65 (1 levering). Bij voornoemde brieven zijn opstellingen gevoegd met gegevens van voornoemde leveringen.

De Inspecteur heeft geconstateerd dat de betreffende gasolie in Nederland niet aan de heffing is onderworpen.

2.4. De factuurnummers en de hoeveelheden gasolie die zijn opgenomen in voornoemde opstellingen komen overeen met die op de door belanghebbende overgelegde afdrukken van facturen. Op die afdrukken is onder meer het volgende vermeld:

A (landbedrijf):

-faktuur 0000/0000001 special gasoil, aantal 4.997.00;

-faktuur 0000/0000002 special gasoil, aantal 5.000.00;

-faktuur 0000/0000003 special gasoil, aantal 5.000.00;

-faktuur 0000/0000004 special gasoil, aantal 5.001.00;

gasoil diesel, aantal 2.001.00;

Deze goederen werden ten huize van brandstoffen X afgehaald;

-faktuur 0000/0000005 special gasoil, aantal 5.000.00

Deze goederen zijn zelf afgehaald.

C (landbouwer):

-faktuur 1111/0000006 special gasoil, aantal 5.000.00;

-faktuur 1111/0000007 special gasoil, aantal 5.000.00;

-faktuur 1111/0000008 special gasoil, aantal 20.158.00;

-faktuur 1111/0000009 special gasoil, aantal 18.000.00

Brandstoffen afgehaald;

-faktuur 1111/0000010 special gasoil, aantal 14.969.00;

-faktuur 1111/0000011 special gasoil, aantal 16.831.00

Deze bestelling is thuis afgehaald;

-faktuur 1111/0000012 special gasoil, aantal 15.000.00

Deze bestelling is thuis afgehaald;

-faktuur 1111/0000013 special gasoil, aantal 15.000.00

Afgehaald;

-faktuur 1111/0000014 special gasoil, aantal 16.701.00

Deze goederen zijn zelf afgehaald.

(Totaal 126.659 liter)

E maatschap (landbouwer):

-faktuur 2222/0000015 special gasoil, aantal 10.068.00

Brandstof in de magazijnen afgehaald.

2.5. Op de facturen van A, C en E maatschap is telkens vermeld respectievelijk:

-Uw BTWnr NL . . .B02;

-Uw BTWnr NL . . .B01;

-Uw BTWnr BE . . .

Op alle facturen is bij de omschrijving van de goederen tevens vermeld de E.H. prijs en een nettobedrag. Op alle facturen is bij het BTW % de aanduiding 0.00 vermeld. Verder is aan het slot van de facturen het voormelde nettobedrag opgenomen en is bij bedrag BTW geen bedrag ingevuld.

De op de facturen vermelde gasolie was op het bedrijf van belanghebbende in voorraad en terzake was Belgische accijns voldaan.

2.6. Op 29 augustus 2002 heeft de Belastingdienst/Douane in verband met voornoemde leveringen een drietal rapporten opgesteld. In die rapporten is opgenomen dat op een aantal facturen de vermelding "brandstoffen afgehaald" voorkomt.

2.6.1. Blijkens het rapport met kenmerk /2001 heeft de heer A verklaard dat voornoemde vermelding alleen is gebruikt om korting te verkrijgen op de factuurprijs en dat de goederen gewoon zijn afgeleverd.

De heer A heeft de Inspecteur desgevraagd verder bericht dat hij de leveringen heeft ontvangen van belanghebbende en dat de geleverde hoeveelheden exact stroken met de inhoud van de voorraadtanks en dat men dergelijke hoeveelheden alleen kan vervoeren met een professionele en daarvoor ingerichte tankauto.

2.6.2. Blijkens het rapport met kenmerk /2001 heeft de heer C verklaard dat voornoemde vermelding alleen is gebruikt om korting te verkrijgen op de factuurprijs en dat de goederen gewoon zijn afgeleverd.

De heer C heeft de Inspecteur desgevraagd verder bericht dat een deel van de op de verzamelfacturen vermelde bedragen door hemzelf is getankt aan het tankstation van de Belgische dealer en dat de overige hoeveelheden door de dealer bij hem zijn gebracht en dat hij de precieze hoeveelheden niet kan mededelen, omdat hij na controle van de facturen de bijbehorende bonnen heeft vernietigd.

2.6.3. Blijkens het rapport met kenmerk /2001 heeft de heer E verklaard dat voornoemde vermelding alleen is gebruikt om korting te verkrijgen op de factuurprijs en dat de goederen gewoon zijn afgeleverd. De heer E heeft de Inspecteur desgevraagd verder bericht dat belanghebbende op 26 oktober 2000 10.068 liter gasolie bij hem heeft gebracht en dat hij zelf op een dag nooit deze hoeveelheid olie bij belanghebbende zou kunnen ophalen, omdat hij daar geen materiaal voor heeft.

2.7. In het verslag van het hoorgesprek, brief van 12 januari 2004 aan de heren G en H, is onder meer het volgende opgenomen:

"U startte het gesprek met erop te wijzen dat u op de hoogte bent van het systeem van vervoer van gasolie met geleidedocument. Daarmee kan na levering in Nederland in België teruggaaf plaatsvinden van de in België betaalde accijns.

U stelde dat de leverancier van H erop heeft gewezen dat het belangrijk is op de factuur expliciet de leveringsvoorwaarde dat de goederen zijn afgehaald in België, te vermelden. Op de meeste van de onderhavige facturen zou deze voorwaarde zijn vermeld. U wees erop dat de ontvangers van de facturen niet tegen deze vermelding hebben geprotesteerd en dat zij derhalve deze voorwaarde stilzwijgend hebben bevestigd. (...)

U stelde dat de Nederlandse afnemers de gasolie bij uw vestiging in België hebben opgehaald met hun landbouwtractoren met aanhangwagens. Op de aanhangwagens bevonden zich 1000 liter tanks.

Het betrof 1000 liter tanks van witgekleurde kunststof met metalen tralies als omhulling. U stelde dat bij levering te België van gasolie aan een Nederlandse afnemers u geen inklaringsprocedure in Nederland hoeft te doen.

Desgevraagd bevestigde u dat u nog steeds op deze wijze levert aan Nederlandse afhalers. U bezorgt geen gasolie aan in Nederland gevestigde afnemers. U deelde mede dat u meststoffen en diervoeding bezorgt in Nederland. (...)

Gaarne verneem ik van u of u aan afnemers die gasolie bij uw vestiging ophalen een lagere prijs berekent dat aan afnemers waarbij u gasolie aan huis levert?".

2.7.1. Bij brief van 28 januari 2004 bericht de heer G belanghebbende, refererend aan de brief van 12 januari 2004, de Inspecteur aanvullend als volgt:

"-de gasolie wordt door de NV H verkocht aan de op het ogenblik van de afname in België normaal gangbare verkoopprijs;

-het transport van veevoeder en meststoffen van de NV H naar Nederland gebeurt slechts sporadisch en is bijgevolg eerder als occasioneel te beschouwen.

Voor verdere bespreking of bijkomende informatie houd ik mij te Uwer beschikking.".

2.8. In de mondelinge uitspraak van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 december 2004, kenmerk BK-04/01383, inzake in dit kader aan de heer C opgelegde naheffingsaanslagen accijns voor minerale oliën en bijbehorende heffingen is onder meer het volgende overwogen:

"1. Belanghebbende exploiteert een loonbedrijf. In 2000 is aan hem onder meer 126.659 liter rode gasolie geleverd door B.V.B.A. G H, gevestigd te België. (...)

3. Aan de Belgische leverancier zijn ter zake van dezelfde rode gasolie eveneens naheffingsaanslagen opgelegd.

4. Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslagen en de boete het volgende aangevoerd. Een deel van de gasolie is door hem in België bij de leverancier getankt met de in zijn bedrijf gebezigde landbouwvoertuigen en voor het overige is de gasolie door de leverancier bij hem in Nederland afgeleverd. (...)

6. Ter zitting heeft de Inspecteur verklaard aannemelijk te achten dat de helft van de rode gasolie rechtstreeks met de door belanghebbende gebezigde landbouwvoertuigen in België is getankt, zodat daarover door belanghebbende geen heffingen verschuldigd zijn. (...)

9. Het Hof acht -in het licht van hetgeen partijen hierover over en weer hebben verklaard- aannemelijk dat belanghebbende niet heeft geweten dat de Belgische leverancier zijn accijnsverplichtingen niet zou nakomen. (...).".

2.8.1. Het hof 's-Gravenhage heeft vervolgens de aan de heer C opgelegde naheffingsaanslagen vernietigd. De heer C heeft ter zitting ingestemd met het uitgangspunt van de Inspecteur inzake het tanken van de gasolie in België.

De Inspecteur acht ook thans aannemelijk dat de helft van de in geding zijnde gasolie, die door belanghebbende is geleverd aan de heer C, door deze laatste in België is getankt in door hem gebezigde landbouwmachines.

De Inspecteur heeft de aanslagen, gericht aan de andere afnemers van belanghebbende, zijnde de heer A en E maatschap, naar aanleiding van de uitspraak van hof 's-Gravenhage vernietigd.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I: Heeft belanghebbende de in geding zijnde gasolie in Nederland afgeleverd?

II: Zo vraag I bevestigend wordt beantwoord, is belanghebbende accijns en de bijbehorende heffingen verschuldigd?

III: Heeft de Inspecteur de facturen waarop is vermeld dat de goederen zijn afgehaald, terecht in de heffing betrokken?

IV: Heeft de Inspecteur terecht een vergrijpboete van 25% opgelegd?

Belanghebbende is van oordeel dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Niet in geschil is dat bij de zogenoemde uitslag van de gasolie accijns van minerale olie en de daarbij behorende heffingen zijn verschuldigd. Dat geldt ook voor de maatstaf van heffing en het toe te passen tarief.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

De hoogte van de 1000 liter tanks is beperkt. De tanks blijven onder de rand van de door tractoren getrokken kiepwagens. Ze blijven zo ook uit het zicht van de politie.

Op de video is te zien dat de aanhangwagens geen kentekenplaten voeren; het moet dus gaan om Nederlandse aanhangwagens. Ik ben bereid terzake nieuwe video's en foto's te laten maken en te overleggen.

Er zijn overigens geen beelden van de in geding zijnde verkopen, er zijn alleen beelden van andere tankbeurten en afnemers.

(gevraagd naar tanks van 1000 liter, zie hoorverslag, en o.a. de factuur met vermelding van 18.000 liter) Bij de facturen gaat het om verzamelfacturen. Het leveren van 20.000 liter is goed mogelijk. Het betreft dan 20 tanks, 2 naast elkaar en 5 op een rij. Dat is wel gevaarlijk, maar er is financieel gewin in het geding.

(gevraagd naar toepassing 0 % btw) Het betreft intracommunautaire leveringen, ex-works transacties. Belanghebbende dient daarvoor over de benodigde bescheiden te beschikken.

(gevraagd naar bekendheid intracommunautaire transacties) Het gaat om leveringen aan Nederlandse landbouwers. Wij beschikken in die gevallen over de benodigde bescheiden. Denk aan een paklijst en handelsbescheiden. Wij maken standaard facturen met berekening van btw op voor ondernemers. Het gaat in casu om een fouragehandel, we vermelden altijd de btw-nummers van de afnemers.

Er is sprake van naheffing bij de drie afnemers en naheffing bij belanghebbende, beide op basis van verklaringen van de afnemers. Het hof K heeft de helft van de facturen er af gehaald.

De btw-positie in België, of er sprake is van afhaaltransacties, hebben we niet onderzocht. We hebben de accijnsheffing bezien. We beschikken niet over bewijs voor afhalen in België dan wel bezorgen in Nederland.

De Inspecteur baseert de naheffing op de verklaringen van de afnemers en de stelling dat het afhalen van zoveel gasolie onwaarschijnlijk is. In de Haagse zaak is wel een deel van de gasolie afgehaald. Afhalen van olie is dus wel degelijk mogelijk.

De regeling inzake wederzijdse bijstand tussen lidstaten is er voor dit soort zaken.

De Inspecteur

De 1000 liter tanks kunnen niet op de gestelde wijze vervoerd worden. Ik heb de bewijspositie van belanghebbende niet aangetast.

De video overtuigde mij niet. Er zou alleen contact worden opgenomen als ik overtuigd zou zijn een onjuist standpunt te hebben ingenomen. Voor contact met de Belgische douane was geen noodzaak, omdat er geen concrete vraag voorlag.

Voor wat betreft het afhalen van gasolie door de heer J zat ik op de zitting in K een beetje klem. Gezien de inhoud van de tanks van de voertuigen is de uitkomst, de helft van de gasolie is afgehaald, te ruim; ik blijf er echter bij.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraken en vernietiging van de naheffingsaanslagen en de boetebeschikking.

De Inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vermindering van het totaal van de naheffingsaanslagen met

€ 9.188,= en een dienovereenkomstige vermindering van de boete.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. In haar pleitnota geeft belanghebbende aan dat zij door de handelwijze van de Inspecteur in haar rechten is geschonden. Belanghebbende doelt daarmee kennelijk op het aanbod de Inspecteur nieuwe video's en foto's te verstrekken, zie punt 4 van haar pleitnota. Nu belanghebbende, zoals zij zelf aangeeft, op 20 januari 2006 de uitnodiging voor de zitting heeft ontvangen en de zitting op 16 februari 2006 plaatsvond, is het hof van oordeel dat belanghebbende voldoende tijd heeft gehad om, zo zij dat wenste, voor de zitting nader bewijs in te brengen, zodat aan de handelwijze van de Inspecteur geen gevolgen zijn te verbinden.

4.2. Belanghebbende heeft ook ter zitting aangegeven bereid te zijn nieuwe video's en foto's te laten maken en deze aan het hof over te leggen. Het hof is van oordeel dat dit aanbod kan worden gepasseerd. De nieuwe video's en foto's zullen immers enkel de huidige gang van zaken bij belanghebbende kunnen illustreren en ze zullen naar hun aard geen betrekking kunnen hebben op de in geding zijnde transacties. Verder bestrijdt de Inspecteur op zich niet het bestaan van de 1000-liter tanks, de tractoren en de kiepwagens.

4.3. Belanghebbende geeft in haar beroepschrift onder geschil aan:

"H verklaart dat de drie afnemers hun gasolie zelf in België hebben afgehaald.".

Verder geeft zij in haar beroepschrift aan steeds te hebben verklaard dat de in geding zijnde gasolie is afgehaald door haar drie afnemers A, C en E maatschap. Zij voegt tevens aan haar beroepschrift afdrukken toe van aan die drie afnemers uitgereikte facturen. De op de facturen vermelde gegevens komen overeen met die van de bij de naheffingsaanslagen behorende opstellingen van de Inspecteur.

Het hof merkt in dit verband op, dat daarmee aan de stelling in punt 7 van de pleitnota dat niet zou zijn geconstateerd dat H deze brandstof heeft geleverd, elke grond komt te ontvallen.

Vraag I

4.4. Gezien het gestelde onder de feiten heeft de Inspecteur voldaan aan de op hem rustende bewijslast, aannemelijk te maken dat belanghebbende de in geding zijnde gasolie, andere dan de door de heer C in België getankte gasolie, in Nederland heeft afgeleverd. De stelling van belanghebbende dat de afnemers direct of indirect belang hebben bij hun verklaring, doet aan dat oordeel niet af. Het Hof merkt in dit verband op dat de desbetreffende afnemers onafhankelijk van elkaar hun verklaringen hebben afgelegd; zij hebben desgevraagd door de Inspecteur die verklaringen, met vermelding van enkele bijzonderheden, bevestigd. Aan het vorenstaande doet evenmin af dat de Inspecteur uiteindelijk voor de afnemer C heeft aanvaard dat deels sprake is van het in België in landbouwmachines tanken van gasolie. Dat geldt ook voor de stelling dat de afnemers niet hebben gereageerd op de vermeldingen inzake aflevering in België op de facturen.

4.5. Dat het op zich voorkomt dat afnemers met tractoren en kiepwagens met daarop enkele 1000-liter tanks gasolie bij belanghebbende in België afhalen, heeft geen directe betekenis voor de onderhavige leveringen. Voor wat betreft de afleveringen van gasolie in België aan de heer C gaat het, gezien het gestelde in de uitspraak van het hof 's-Gravenhage, overigens om aflevering in landbouwvoertuigen.

4.6. Belanghebbende heeft gesteld dat op de facturen de zogenoemde pompprijzen in rekening zijn gebracht. Het Hof is op grond van een aan zijn kennis van in het dagelijkse verkeer voorkomende gebeurtenissen ontleende ervaringsregel er mee bekend dat als grote hoeveelheden (gasolie) worden afgenomen, er vaak korting wordt verleend. Bij het hanteren van pompprijzen valt de te verlenen korting dan weg tegen de transportkosten van belanghebbende.

4.7. Vraag I dient bevestigend te worden beantwoord.

Vraag II

4.8. Uitgaande van het vervoer van de gasolie door belanghebbende naar Nederland (zie hiervoor) en de vaststelling dat de onderhavige gasolie in Nederland niet aan de heffing van accijns en de daarbij behorende heffingen is onderworpen, is belanghebbende naar het oordeel van het hof op grond van artikel 2f van de Wet op de accijns (hierna de Wet) in beginsel accijns en de daarbij behorende heffingen verschuldigd. Het hof overweegt daarbij dat nu er van moet worden uitgegaan dat belanghebbende de gasolie heeft afgeleverd in Nederland, zij die gasolie voorhanden heeft gehad als bedoeld in artikel 2f van de Wet. Dat mogelijk de verschuldigdheid van accijns en de daarbij behorende heffingen ook gegrond kan worden op een ander artikel van de Wet doet aan het vorenstaande niet af. Gezien de feiten en omstandigheden is ook geen sprake van schending van enig beginsel van behoorlijk bestuur.

4.9. Belanghebbende heeft, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge raad van 6 juni 2003, nr. 35.372, BNB 2003/315c*, gesteld dat geen accijns en heffingen zijn verschuldigd, omdat zij niet wist en niet kon weten dat de verschuldigde accijns en heffingen nog niet waren voldaan.

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

Belanghebbende verkoopt regelmatig veraccijnsde gasolie en andere producten aan diverse afnemers gevestigd in België en Nederland. Haar positie brengt met zich dat zij zich op de hoogte stelt en behoort te stellen van de regels die gelden bij de diverse leveringen aan die afnemers. In die zin kon belanghebbende redelijkerwijs weten dat in deze in Nederland accijns en de daarbij behorende heffingen zijn verschuldigd. Dat de verschuldigde accijns en heffingen feitelijk niet zijn voldaan, moet haar, gelet op haar betrokkenheid bij de leveringen, ook bekend zijn geweest. Overigens heeft belanghebbende tijdens het horen verklaard dat zij op de hoogte was van het systeem van vervoer van gasolie met geleidedocument en de mogelijkheid van teruggaaf van Belgische accijns. Daaruit moet worden afgeleid dat belanghebbende ook wist dat bij aflevering van gasolie in Nederland accijns en heffingen verschuldigd waren.

Gezien het vorenstaande heeft derhalve terecht naheffing bij belanghebbende plaatsgevonden.

4.10. Vraag II dient bevestigend te worden beantwoord.

Vraag III

4.11. Belanghebbende betoogt op pagina vijf van haar beroepschrift voor zover te dezen van belang het volgende:

"Indien daadwerkelijk bij 9 van de in totaal 16 afleveringen op factuur is vermeld dat zij bij H zijn afgehaald, mogen zij niet in de Nederlandse heffing worden betrokken. Het feit dat niet op alle facturen deze vermelding aanwezig is, heeft te maken met het feit dat H bij toeval in die periode te horen heeft gekregen dat dit een factuurvereiste was. Hij heeft dit nadien nog een enkele maal verzuimd.

Hieruit mag worden geconcludeerd dat het bedrag van de naheffingsaanslag zeker meer dan € 15.000 te hoog is.".

Uit de wisselende teksten op de facturen kan, aldus belanghebbende in haar pleitnota, worden afgelezen dat het niet gaat om een systeeminstelling maar een handmatige toevoeging op de facturen. Het betreft, vervolgt zij, in alle gevallen door Nederlandse afnemers in België afgehaalde zendingen gebaseerd op pompprijzen. Vervoerskosten zijn hierin niet opgenomen.

4.12. Gelet op het antwoord op vraag I moet ervan worden uitgegaan dat van afhalen door de afnemers van gasolie - anders dan voor zover voor de heer C door de Inspecteur is toegegeven - in België geen sprake is, zodat voor de door belanghebbende bepleite vermindering van de naheffingsaanslagen geen plaats is.

Vraag III moet bevestigend worden beantwoord.

Gelet op de sub 3.3 vermelde conclusie van de Inspecteur moeten de naheffingsaanslagen wel worden verminderd met € 9.188,=, zodat aan accijns en heffingen resteren € 14.850,70.

Vraag IV

4.13. Gelet op hetgeen sub 4.9 is overwogen omtrent de bij belanghebbende aanwezige wetenschap heeft zij, door in casu geen accijns en daarmee samenhangende heffingen te voldoen, dermate lichtvaardig gehandeld dat het - tenminste - aan haar grove schuld te wijten is, dat te weinig belasting is betaald. Het beroep op afwezigheid van alle schuld faalt.

Terecht is dan ook een vergrijpboete van 25% opgelegd; het hof acht die boete, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, ook passend en geboden, zodat voor een verdere vermindering dan voortvloeit uit de door de Inspecteur voorgestelde vermindering van de naheffingsaanslagen, geen plaats is.

Slotsom

4.14. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vragen aan de zijde van de Inspecteur.

Gelet op hetgeen sub 4.12 is overwogen, dient het beroep evenwel gegrond te worden verklaard.

5. Griffierecht

Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht te worden vergoed.

6. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, acht het hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

Het hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2 (punten) x € 322,= (waarde per punt) x 1,5 (factor gewicht van de zaak) is € 966,=.

7. Beslissing

* Het hof:

* verklaart het beroep gegrond,

* vernietigt de bestreden uitspraken,

* vermindert de naheffingsaanslagen tot een totaal bedrag van € 14.850,70,

* vermindert het bedrag van de boetebeschikking tot € 3.712,=,

* gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 273,=,

* veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 966,=, en

* wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.

Aldus gedaan op 17 augustus 2006 door A. Bijlsma, voorzitter, G.D. van Norden en J.W. Verstraate, in tegenwoordigheid van A.R. Veldt, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.