Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-01-2007, BA2986, 04/01361

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-01-2007, BA2986, 04/01361

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 januari 2007
Datum publicatie
16 april 2007
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2007:BA2986
Zaaknummer
04/01361

Inhoudsindicatie

De ziekte en het overlijden van mevrouw F liet onverlet dat de zorg en de administratieve zorg en begeleiding van de taxionderneming door belanghebbendes dochters werd verricht zodanig dat de taxionderneming en haar bedrijfsvoering volledig waren bestendigd. Niet valt in te zien dat gelijke zorg niet mede aan en rond de in geding zijnde aanslagen kon worden gegeven, door belanghebbende, en door zijn adviseur. Gegeven het vorenstaande vormt de ziekte en het overlijden van mevrouw F geen bijzondere omstandigheid die zodanig is dat zij op de voet van artikel 6:11 van de Awb het te laat ingediend zijn van het bezwaarschrift verschoonbaar maakt.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 04/01361

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, twaalfde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X, met gekozen domicilie te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraken van de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst P/kantoor Z van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999 en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen 1999.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1999 met dagtekening 16 oktober 2002 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzeke-ringen en een aanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd naar een belastbaar inkomen van

fl. 53.274,= respectievelijk naar een premie-inkomen van fl. 31.224,=.

De Inspecteur heeft in zijn uitspraken op bezwaar belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar verklaard.

1.2. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 3 mei 2006 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer A, verbonden aan B te Y, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede namens de Inspecteur, de heren C en D.

1.3. Beide partijen hebben te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft bij zijn pleitnota zonder bezwaar van de wederpartij een duplicaat aanslag premie arbeidsongeschikt-heidsverzekering zelfstandigen 1999 overgelegd. Het hof rekent deze pleitnota's tot de stukken van het geding.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Belanghebbende is vennoot van de vennootschap onder firma E v.o.f.. De vennootschap exploiteert een taxibedrijf annex detailhandel in dierenbenodigdheden. De detailhandel bestaat inmiddels niet meer. Tot 1 januari 1999 bestond de vennootschap onder firma uit twee firmanten, de heer X en mevrouw F. Op 1 januari 1999 zijn vier kinderen als vennoot toegetreden tot de vennootschap onder firma.

2.2. Het taxibedrijf beschikt over circa 20 auto's inclusief busjes. Mevrouw F chauffeerde zelf geen taxi maar was, naar niet bestreden is, voor het aannemen en het indelen van het werk de centrale figuur binnen het taxibedrijf. Op 22 mei 2002 is er een onderzoeksrapport verschenen naar aanleiding van het boekenonderzoek d.d. 6 mei 2002 bij E v.o.f.. Ten tijde van het boekenonderzoek waren er bij het taxibedrijf 19 werknemers in dienst waarvan 1 fulltime, 5 parttime en 13 oproepkrachten. De boekhouding en de fiscale aangiften worden verzorgd door het kantoor G te Q. De heer H van het gelijknamige kantoor was blijkens het rapport van het boekenonderzoek niet zelf bij dit boekenonderzoek aanwezig.

2.3. Belanghebbende heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van fl. 18.959,= en naar een premie-inkomen van fl. 19.224,=. De aangifte is opgemaakt door zijn belastingadviseur, G te Q.

2.4. De Inspecteur heeft bij aanslagregeling het belastbaar inkomen gecorrigeerd met een bijtelling voor privé gebruik auto van fl. 12.000,= en minder aftrekbare kosten ter zake van inkomsten uit onroerende zaken ad fl. 22.315,=. Per saldo bedraagt de correctie fl. 34.315,=. Het belastbaar inkomen is vastgesteld op fl. 53.274,=.

Het aangegeven premie-inkomen heeft de Inspecteur gecorrigeerd met evengenoemde bijtelling voor privé gebruik auto en vastgesteld op fl. 31.224,=.

2.5. Beide aanslagen met dagtekening 16 oktober 2002 zijn naar belanghebbende gestuurd.

2.6. Mevrouw F is op 23 oktober 2002 in het ziekenhuis opgenomen, waar een hersentumor bij haar werd geconstateerd.

2.7. Belanghebbende verbleef in deze tijd dagelijks uren bij zijn echtgenote in het ziekenhuis. Belanghebbendes zonen en dochters kwamen dagelijks zo veel als mogelijk was.

2.8. Begin december is mevrouw F naar huis gegaan om daar verder te worden verpleegd.

2.9. Op 13 december 2002 is mevrouw F overleden en zij is op 20 december 2002 begraven.

2.10. Gedurende het ziekbed en na het overlijden van hun moeder hebben belanghebbendes dochters de taken van hun moeder overgenomen. Het taxibedrijf is zodoende ook tijdens deze periode door blijven draaien.

2.11. Belanghebbendes kinderen hebben bij aangetekend verzonden brief van 16 januari 2003, welke op 17 januari daaropvolgend bij de Belastingdienst is ingekomen, een bezwaarschrift ingediend. Blijkens de kop van dit bezwaarschrift is het mede gericht tegen de onderwerpelijke aanslagen.

2.12. De Inspecteur heeft bij afzonderlijke uitspraken belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar verklaard.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of er in casu sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting is hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

Het taxibedrijf is gedurende het ziekbed en na het overlijden van mevrouw F blijven draaien.

Belanghebbende verklaarde dat hij uiteindelijk zelf het bezwaarschrift ter post heeft bezorgd teneinde het bezwaar niet nog later te doen binnenkomen.

Er is gedurende het ziekbed en na het overlijden van mevrouw F geen contact geweest tussen belanghebbende en de belastingconsulent (H) waarbij de onderhavige aanslag is besproken.

3.3. Belanghebbende concludeert naar het hof begrijpt tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraken, ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift en terugwijzing naar de Inspecteur.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Beide aanslagbiljetten zijn gedagtekend 16 oktober 2002. Het bezwaarschrift is op 16 januari 2003 aangetekend verzonden waarna het op 17 januari 2003 door de Inspecteur is ontvangen.

4.2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken; deze termijn eindigde in casu op 27 november 2002.

Bij verzending per post is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikelen 6:7 en 6:9 van de Awb).

4.3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de bezwaartermijn is overschreden. Niet-ontvankelijkverklaring kan dan ingevolge het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb nog slechts achterwege blijven indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.

4.4. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift gesteld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en heeft hiertoe aangevoerd dat de ziekte en het overlijden van mevrouw F bij hem heeft geleid tot een dusdanige psychische gesteldheid, dat hij tijdelijk niet in staat kon worden geacht zijn belangen voldoende te kunnen behartigen.

4.5. Het taxibedrijf is ook in de periode van ziekte en overlijden van mevrouw F, en ook daarna, mede of in het bijzonder door de inzet van belanghebbendes dochters, blijven draaien als voorheen.

De onderwerpelijke aanslagen zijn naar niet in geschil is tijdig en op het juiste adres ontvangen. Blijkens het onder punt 4 Slotopmerkingen van het rapport gestelde hebben de controle-medewerkers I en J de mogelijke gevolgen van het boekenonderzoek besproken met belanghebbendes dochters mevrouw K en mevrouw L. De bijtelling ter zake van het privé gebruiken van een auto maakte daarin en daarbij een belangrijk onderdeel uit. Blijkens de zowel aan de heer X gerichte brief van de Inspecteur van 31 mei 2002 als de aan de heer M gerichte brief van dezelfde datum is daarin het voornemen van de Inspecteur inzake het in afwijking van de aangifte willen gaan vaststellen van het fiscale inkomen neergelegd als aangekondigd in punt 3.1 van het controlerapport, is belanghebbende uitgenodigd mogelijke bezwaren in te brengen tegen de voorgenomen correctie en is het resultaat van het bij E VOF ingestelde onderzoek vastgelegd in een door beide genoemde controlemedewerkers aan de VOF uitgebracht rapport. Deze brieven zijn als bijlage 5 bij de verweerschriften in de onderhavige zaak en de gelijktijdig met de onderhavige zaak behandelde zaak, bij het hof bekend onder nummer 04/01363, overgelegd en horen als zodanig tot de gedingstukken.

In deze omstandigheden mag van belanghebbende en zijn adviseurs een meer dan gewone attentheid op het ontvangen en ageren op aanslagen worden verwacht. Daarnaast is de wettelijke regeling deze dat een belastingplichtige zes weken gelegenheid heeft om tegen een aanslag of voor bezwaar vatbare beschikking bezwaar te maken, en het is zijn of haar verantwoordelijkheid dat te doen of door een gemachtigde te laten doen. Aantekening daarbij verdient dat bezwaar en beroep kan worden ingesteld, waarbij ingevolge de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb de motivering kan worden verstrekt binnen de in het slot van artikel 6:6 van de Awb bedoelde nadere termijn.

4.6. De ziekte en het overlijden van mevrouw F liet onverlet dat de zorg en de administratieve zorg en begeleiding van de taxionderneming door belanghebbendes dochters werd verricht zodanig dat de taxionderneming en haar bedrijfsvoering volledig waren bestendigd.

Niet valt in te zien dat gelijke zorg niet mede aan en rond de in geding zijnde aanslagen kon worden gegeven, door belanghebbende, en door zijn adviseur.

4.7. Gegeven het vorenstaande vormt de ziekte en het overlijden van mevrouw F geen bijzondere omstandigheid die zodanig is dat zij op de voet van artikel 6:11 van de Awb het te laat ingediend zijn van het bezwaarschrift verschoonbaar maakt.

Tegenover de bestrijding ervan door de Inspecteur heeft belanghebbende het tegendeel niet weerlegd of aannemelijk gemaakt.

4.8. Voorzover belanghebbende in zijn beroepschrift met zijn verwijzing naar de besluiten inzake de mond- en klauwzeercrisis (nr. RTB 2001/1327, V-N 2001/19.2, en nr. RTB 2001/1835,V-N 2001/26.1) en het besluit dat verband houdt met de vuurwerkramp in Enschede (nr. VB 2000/0850, V-N 2000/24.3) bedoelt een beroep te doen op het gelijkheidsbeginsel overweegt het hof dat het hier niet gaat om vergelijkbare gevallen. De besluiten zijn immers uitsluitend van toepassing op "Veehouders (Veehouderijen, mesterijen en fokkerijen) die ten gevolge van de mond- en klauwzeercrisis niet in staat zijn tijdig hun aangiften te doen" en op specifieke personen en ondernemers die zijn getroffen door de explosie in Enschede.

4.9. Het beroep is dan ook niet als gegrond aan te merken.

5. Griffierecht

Het hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.

6. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

7. Beslissing

Het hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan op 24 januari 2007 door T. Blokland, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en in afschrift aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.