Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-06-2007, BB1904, 04/00713

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13-06-2007, BB1904, 04/00713

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
13 juni 2007
Datum publicatie
17 augustus 2007
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2007:BB1904
Zaaknummer
04/00713

Inhoudsindicatie

Niet valt in te zien waarom de omstandigheden dat de betreffende percelen vallen onder de Natuurschoonwet 1928, dat zij geografisch een geheel vormen met een gebied dat onder de

Habitatrichtlijn valt en dat de Vogelrichtlijn van toepassing is met zich brengen dat de waterschapsomslagen ter zake van die percelen in strijd zijn met de Grondwet, internationale verdragen en afspraken, Europese regels, Richtlijnen en Europese wetgeving. Evenmin valt in te zien dat de verordeningen, waarop de omslagen zijn gebaseerd, als gevolg van die omstandigheden leiden tot een onredelijke en willekeurige heffing of leiden tot schending van in internationale verdragen neergelegde rechten van de mens.

Het hof verwerpt de desbetreffende grieven van belanghebbende.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 04/00713

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling Fiscale zaken van het Waterschap Aa en Maas (hierna: het waterschap) op de bezwaarschriften betreffende na te melden aanslagen.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2000 tot en met 2003 aanslagen waterschapsomslag ongebouwd opgelegd tot bedragen van, in totaal, respectievelijk € 922,08, € 968,37, € 1.017,11 en € 1.057,81, welke aanslagen, na daartegen tijdig gemaakt bezwaar, bij uitspraken van het waterschap zijn gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 37,=.

Het waterschap heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 30 augustus 2006 te ?s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde,advocaat te Q, alsmede, namens het waterschap, de heer A en de heer B.

1.4. Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 4 april 2007 te ?s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, advocaat te Q, alsmede, namens het waterschap, de heer C, de heer B en mevrouw D.

1.5. Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en de verklaringen van partijen ter zittingen staat als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.

2.1. De in dit geding zijnde aanslagen zijn aan belanghebbende opgelegd wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de kadastrale percelen R, sectie F nrs. 1, 2, 3, 4 en sectie K nr. 5. De aanslagregeling is gebaseerd op de Verordening op de Waterschapsomslagen waterschap De Aa 1998, de Verordening Kostentoedeling waterschap De Aa 2000 en de Omslagklassenverordening waterschap De Aa 1995.

2.2. De percelen waar het in dit geding om gaat, zijn gelegen in twee natuurgebieden, vallende onder de Natuurschoonwet 1928, E en F. De percelen van belanghebbende zijn ingedeeld in de omslagklasse bos en natuur. Deze klasse kent dezelfde vermenigvuldigingsfactor als de omslagklasse landbouw hoog (te weten factor één). Er is niet voorzien in een niet-betalende klasse voor natuurgebieden.

In omslagklasse landbouw hoog worden landbouwgebieden ingedeeld met een gemiddelde hoogste grondwaterstand van 0,8 meter of meer beneden het maaiveld.

2.3. Per 1 januari 2004 zijn het Waterschap de Aa en het Waterschap De Maaskant gefuseerd tot het Waterschap Aa en Maas.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Belanghebbende is op grond van een aantal hierna bij onderdeel 4 van de uitspraak vermelde grieven van oordeel dat de aanslagen moeten worden vernietigd.

Het waterschap bestrijdt de juistheid van die opvatting.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zittingen hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

-Zitting van 30 augustus 2006:

Het waterschap beheert niets, maar onttrekt alleen maar water. Door het onttrekken van water wordt mijn natuurgebied vernield. Het moeras is drooggevallen en in de zomerperiode doet het waterschap niets om de dammen te verhogen en de afvoer te beperken. Inmiddels is zes hectare natuurgebied verloren gegaan, wat ertoe heeft geleid dat ik € 29.000,= moet betalen aan het ministerie van LNV. Dat bedrag moet het waterschap mij terugbetalen.

-Zitting van 4 april 2007:

E is een ven. Het is een gebied van 26 hectare.

De waterstand in dit ven is lager vergeleken met vroeger en is het grootste deel van het jaar te laag.

De kern van de vraag is dat nieuwe Europese richtlijnen belastingheffing verbieden.

Natuurgebieden dienen vrijgesteld te worden.

Het waterschap

-Zitting van 30 augustus 2006:

Belanghebbende legt nu sterk de nadruk op de wijze waarop het waterschap zijn beheerstaken uitvoert. Deze grief kan echter niet tot vernietiging van de aanslag leiden. Ik persisteer verder bij de door mij ingediende stukken.

-Zitting van 4 april 2007:

Met ingang van 2004 is er een fusie geweest en is er een ander omslagklassensysteem. Er zijn vanaf 2004 3 klassen.

Op basis van de grondwaterstand valt het grootste deel van de percelen van belanghebbende in klasse 2.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraken en vernietiging van de aanslagen.

Het waterschap concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Voor zover belanghebbende in deze fase van het geding nog aanvoert dat hem ten onrechte geen uitstel van betaling is verleend voor de betwiste aanslagen, verwijst het hof naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van dit hof van 6 juli 2004 in de zaak 04/00784. Het hof voegt een kopie van die uitspraak toe aan de stukken van dit geding.

4.2. Ingevolge artikel 5b, lid 1, van de Waterschapswet gaan, indien provinciale staten besluiten een waterschap op te heffen en het gebied daarvan te doen overgaan naar een bestaand of gelijktijdig ingesteld waterschap, de rechten en verplichtingen van het op te heffen waterschap op de datum van opheffing over naar het waterschap waarnaar zijn gebied overgaat, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.

Ingevolge het tweede lid van artikel 5b worden wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij een opgeheven waterschap als bedoeld in het eerste lid betrokken is, met ingang van de datum van opheffing voortgezet door en tegen het waterschap waarnaar zijn gebied is overgegaan.

Nu het Waterschap de Aa en het Waterschap de Maaskant per 1 januari 2004 zijn gefuseerd tot het Waterschap Aa en Maas faalt, gelet op de vorengenoemde artikelen, belanghebbendes grief dat Waterschap Aa en Maas niet bevoegd was tot het doen van uitspraak op het bezwaar.

4.3. Niet valt in te zien waarom de omstandigheden dat de betreffende percelen vallen onder de Natuurschoonwet 1928, dat zij geografisch een geheel vormen met een gebied dat onder de

Habitatrichtlijn valt en dat de Vogelrichtlijn van toepassing is met zich brengen dat de waterschapsomslagen ter zake van die percelen in strijd zijn met de Grondwet, internationale verdragen en afspraken, Europese regels, Richtlijnen en Europese wetgeving. Evenmin valt in te zien dat de verordeningen, waarop de omslagen zijn gebaseerd, als gevolg van die omstandigheden leiden tot een onredelijke en willekeurige heffing of leiden tot schending van in internationale verdragen neergelegde rechten van de mens.

Het hof verwerpt de desbetreffende grieven van belanghebbende.

4.4 Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de heffing niet in stand kan blijven, omdat de percelen geen belang hebben bij de taakuitoefening van het waterschap. Het waterschap heeft deze stelling ter zitting gemotiveerd bestreden en erop gewezen dat vanuit E en F water wordt afgevoerd naar waterlopen in beheer van het waterschap (via ondergrondse afstroming en via afstroming over het maaiveld in natte periodes). Daarmee heeft het waterschap voldoende aannemelijk gemaakt dat de in de omslag betrokken percelen belang hebben bij zijn taakoefening.

Daarmee moet ook de grief van belanghebbende, dat sprake is van discriminatie omdat landbouw hoog dat wel belang heeft bij het functioneren van het waterschap, dezelfde lasten betaalt als bos en natuur waar geen belang is, worden verworpen.

4.5. Voor zover belanghebbende klaagt over de wijze, waarop het waterschap zijn werkzaamheden verricht, gaat het hof aan die grieven voorbij omdat de rechter in belastingzaken niet bevoegd is te oordelen over de wijze waarop een waterschap zijn taken vervult.

4.6. Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel, omdat Staatsbosbeheer en andere eigenaren in de G een korting krijgen van 50%, verwerpt het hof omdat die aanslagen niet door het waterschap zijn opgelegd maar door het Waterschap de Dommel.

4.7. Ook overigens is het hof niet gebleken dat de aanslagen ten onrechte of tot een te hoog bedrag zijn opgelegd. Het gelijk is aan de zijde van het waterschap, zodat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

5. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan op 13 juni 2007

door J.Th. Simons, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.