Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-02-2007, BG9640, 05/00567
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-02-2007, BG9640, 05/00567
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 februari 2007
- Datum publicatie
- 13 januari 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2007:BG9640
- Zaaknummer
- 05/00567
Inhoudsindicatie
Samenvatting 05-00567
Na cassatie staat nog ter discussie de hoogte van de bouwkosten , zijnde de grondslag voor de legesheffing, meer specifiek in hoeverre voor de verrichte werkzaamheden een bouwvergunning was vereist. . In de Woningwet staat dat zonder vergunning niet mag worden gebouwd, maar dat geen bouwvergunning is vereist voor werkzaamheden die behoren tot het gewone onderhoud. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het oordeel van het Hof Den Haag, dat groot onderhoud en aanpassingen aan de eisen van de tijd ook als gewoon onderhoud, dus vergunningvrij moet worden gezien, onjuist is. Het Hof Den Bosch haalt in zijn motivering de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 juli 2006, nr 200507313/1.LJN AY 0334 aan. In deze uitspraak merkt de Afdeling het vervangen van verrotte sporen en hanebalken aan als geheel vernieuwen van de woning. In de casus die voorligt bij het Hof Den Bosch toont de ambtenaar aan de hand van foto’s aan dat het onoordeelkundig aanbrengen van Pur-isolatie het vervangen van de dakconstructie noodzakelijk had gemaakt; tevens waren werkzaamheden noodzakelijk om de aantasting door bruinrot, de bonte knaagkever en zwam ongedaan te maken. Gelet op deze omstandigheden komt het Hof tot het oordeel dat in dit geval niet gesproken kan worden van (vergunning vrij) gewoon onderhoud. Het gelijk is aan de zijde van de ambtenaar.
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 05/00567
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Y (hierna: de heffingsambtenaar) op het bezwaarschrift betreffende na te melden van belanghebbende geheven leges.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Van belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving, gedagtekend 2 oktober 2001, ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning ten behoeve van het pand A-straat 80-82 te Y een bedrag van
f 2.533,50 (€ 1.149,65) aan leges geheven, welk bedrag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar is verminderd tot € 1.072,57. Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Bij mondelinge uitspraak van 3 juni 2003, nummer 02/02664, heeft genoemd hof het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd en het bedrag aan leges verminderd naar een heffingsgrondslag van f 10.000,= exclusief omzetbelasting. De heffingsambtenaar heeft verzocht deze mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Op 2 september 2003 heeft Gerechtshof te 's-Gravenhage schriftelijk uitspraak gedaan. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Y heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 2 december 2005, nr. 40.183 heeft de Hoge Raad der Nederlanden het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en het geding naar dit hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
1.2. Belanghebbende en de heffingsambtenaar hebben schriftelijk op het arrest gereageerd.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 12 oktober 2006 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heffingsambtenaar. Belanghebbende is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 4 augustus 2006, met nummer 3SRRRK6291740, aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting.
Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie.
1.4. De heffingsambtenaar heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof. Het Hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.
1.5. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Feiten
Het Hof neemt over hetgeen het Gerechtshof te 's-Gravenhage als feiten heeft vastgesteld en hetgeen de Hoge Raad onder 3.1 als feiten heeft vermeld.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft de hoogte van de bouwkosten, zijnde de grondslag voor de heffing van de leges.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. De heffingsambtenaar heeft daaraan ter zitting het volgende toegevoegd:
Weliswaar wordt in de aanvraag slechts gerept over f 10.000,- als bouwkosten, maar op 2 augustus 2001 is bij de gemeente een subsidieaanvraag ingediend, waarin de bouwkosten zijn gesteld op
f 146.000,-. Die subsidie-aanvraag hebben wij mede betrokken in de vaststelling van de hoogte van de leges. Bij het indienen van de bouwaanvraag waren de kosten van houtconservering nog niet bekend; dat is later meegenomen als een aanvulling op de aanvraag.
Ik toon het Hof de bij de bouwaanvraag gevoegde bouwtekeningen. De bruinrot zat in de spanten. Deze spanten zaten verankerd in de zoldervloer. Het dakgebinte loopt van de vloer van de eerste verdieping naar de nok. Tussen de eerste verdieping en de tweede zitten de spanten verankerd in de rest van de constructie van het huis. Alle spanten daarin zijn behandeld. Bij de behandeling tegen bruinrot zijn de onderste uiteinden van de spanten weggezaagd en vervangen. De spanten zitten verankerd tegen de buitenmuren. Bij de behandeling van de spantbenen moesten ook deze muren aangepakt worden. De zwam op die spantbenen is dezelfde als die in de muur. Als je de muur niet behandelt, keert de zwam zo terug in de spanten. Als er niets gedaan was aan de bruinrot, de bonte knaagkever en de zwam, zou binnen afzienbare tijd de stabiliteit van de dakconstructie in gevaar zijn gekomen.
Ik toon het Hof foto's van de zolder vóór de verbouwing. Daarop is te zien dat het dakbeschot niet afgetimmerd was. Op zolder keek men direct tegen de dakpannen. Tegen die dakpannen was ter isolatie overal PUR-schuim gespoten. Degene die dat gedaan heeft, heeft een ernstige fout gemaakt. Doordat het PUR-schuim het dakgebinte van binnenuit afsloot is het gaan rotten. Dat PUR-schuim moest weggehaald worden en het gebinte moest vanwege de verrotting worden vervangen, om te voorkomen dat het dak geheel zou instorten.
Met betrekking tot het pand B-straat 13 kan ik melden dat ook in dat geval leges zijn betaald ter zake van de kosten van de dakrenovatie. Als er nieuwe problemen rijzen tijdens de werkzaamheden aan een monument, leggen wij niet meteen de bouw stil. Indien mogelijk trekken wij de situatie zo spoedig mogelijk recht door een wijziging op de reeds verleende bouwvergunning. Uiteraard heeft dit dan gevolgen voor de leges, als de bouwsom stijgt. Ook andere mensen komen niet weg met een onjuiste bouwaanvraag.
Ik concludeer tot vermindering van de leges tot een bedrag van
€ 1.052,66. Belanghebbende heeft dus ook recht op een proceskostenvergoeding, maar ik ben het niet eens met de hoogte van het bedrag dat belanghebbende te dier zake noemt. Ik meen ook dat belanghebbende geen aanspraak kan maken op vergoeding van kosten uit de bezwaarfase. Hij heeft daar nooit eerder over gesproken.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vermindering van de leges tot een bedrag berekend naar een bouwsom van primair
f 10.000,-, subsidiair f 130.049,- en meer subsidiair f 146.447,-. De heffingsambtenaar concludeert tot gegrondverklaring van het beroep vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van het legesbedrag tot € 1.052,66.
4. Beoordeling van het geschil
Vooraf en ambtshalve
Blijkens de onder 1.3 vermelde stukken is de aldaar genoemde uitnodiging op 17 augustus 2006 uitgereikt.
Op grond hiervan is het Hof van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van het geschil
4.1. Op grond van de Legesverordening Y 1998 en artikel 5.1 en 5.2 van de bijbehorende tarieventabel, worden, voor zover hier van belang, onder de naam leges rechten geheven ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning.
4.2. Volgens artikel 40, eerste lid, van de Woningwet (tekst van 14 maart 1998 tot en met 31 december 2002) is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders. In artikel 43, eerste lid, van deze wet (tekst van 1 januari 1999 tot en met 14 augustus 2002) staat, voor zover hier van belang, dat in afwijking van artikel 40, eerste lid, geen bouwvergunning is vereist voor werkzaamheden behorende tot het gewone onderhoud.
4.3. Het geschil spitst zich toe op de vraag of en in hoeverre belanghebbende ter zake van de aan zijn woning verrichte werkzaamheden diende te beschikken over een bouwvergunning. Indien en voor zover deze vraag ontkennend moet worden beantwoord kunnen te dier zake geen leges geheven worden.
4.4. In het tot verwijzing leidende arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat onjuist is het oordeel van het Gerechtshof te
's-Gravenhage dat ook werkzaamheden die behoren tot het groot onderhoud - dat wil zeggen die onderhoudswerkzaamheden welke noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het voortbestaan van de woning als zodanig in gevaar komt - alsmede aanpassingen aan de eisen van de tijd moeten worden aangemerkt als werkzaamheden behorende tot het gewone onderhoud, als bedoeld in artikel 43, lid 1, letter b, van de Woningwet (tekst 1 januari 1999 tot en met 14 augustus 2002).
4.5. In haar, ter zitting door de heffingsambtenaar genoemde, uitspraak van 5 juli 2006, nr. 200507313/1,
, heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) geoordeeld dat niet valt in te zien dat het aanbrengen van nieuwe dakbedekking ter vervanging van bedekking die nog maar deels bestond, het vervangen van verrotte sporen en hanebalken door nieuwe, alsmede van andere onderdelen van de woning, als gewoon onderhoud in de zin van voormelde wetsbepaling kan worden aangemerkt. Die werkzaamheden betreffen, naar het oordeel van de Afdeling, veeleer het geheel vernieuwen van de woning.4.6. Uit de geloofwaardige en door foto's ondersteunde verklaring van de heffingsambtenaar ter zitting blijkt dat de aantasting van de kap en de daksporen van het huis veroorzaakt is door de onoordeelkundig aangebrachte isolatie door middel van PUR-schuim en dat het weghalen van dit PUR-schuim en het vervangen van de verrotte dakconstructie noodzakelijk was om te voorkomen dat het dak zou instorten. Ten aanzien van de werkzaamheden die de aantasting door bruinrot, de bonte knaagkever en zwam ongedaan moesten maken is op grond van de geloofwaardige verklaring van de heffingsambtenaar ter zitting aannemelijk geworden dat zij noodzakelijk waren voor het behoud van de dakconstructie.
4.7. Gelet op de in 4.6 vastgestelde omstandigheden, in samenhang met hetgeen reeds door het Gerechtshof te 's-Gravenhage was vastgesteld omtrent de werkzaamheden is het Hof van oordeel dat in dit geval niet kan worden gesproken van gewoon onderhoud in de hiervoor bedoelde zin. Zo al niet sprake is van het geheel vernieuwen van de woning in de door de Afdeling in haar hiervoor genoemde uitspraak bedoelde zin, moet - behalve voor wat betreft het door de heffingsambtenaar nader als gewoon onderhoud aangemerkte gedeelte van de verrichte werkzaamheden - toch in elk geval worden gesproken van niet tot gewoon onderhoud te rekenen onderhoudswerkzaamheden welke noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het voortbestaan van de woning als zodanig in gevaar komt.
4.8. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat het gelijk aan de zijde van de heffingsambtenaar is. Overeenkomstig het door hem ingenomen standpunt moet het bedrag van de leges worden verminderd tot € 1.052,66.
5. Proceskosten
Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep voor het Gerechtshof te 's-Gravenhage en na verwijzing redelijkerwijs heeft moeten maken. Belanghebbende maakt aanspraak op vergoeding voor verletkosten ter zake van de tijd die zijn echtgenote heeft besteed aan het schrijven van stukken in de bezwaarfase, de beroepsfase, de cassatiefase en de fase na verwijzing. Die kosten komen echter, gelet op artikel 8:73 van de Awb en het Besluit proceskosten bestuurszaken, niet voor vergoeding in aanmerking. Wel voor vergoeding in aanmerking komen de verletkosten ter zake van het bijwonen van de zitting voor het Gerechtshof te 's-Gravenhage en de daarmee gemoeide reiskosten. Het Hof stelt deze kosten in goede justitie en met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuurszaken vast op een bedrag van € 100,-. Overigens zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten komen vast te staan.
6. Griffierecht
De Hoge Raad heeft het oordeel van het Gerechtshof te 's-Gravenhage omtrent het griffierecht in stand gelaten. Dit betekent dat het Hof thans niet opnieuw behoeft te beslissen dat het ter zake van het instellen van het beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage betaalde griffierecht aan belanghebbende dient te worden vergoed.
7. Beslissing
Het Hof:
- verklaart het beroep gegrond,
- vernietigt de bestreden uitspraak,
- vermindert het bedrag van de in rekening gebrachte leges tot
€ 1.052,66,
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 100,-,
- wijst de gemeente Y aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op 14 februari 2007 door R.J. Koopman, voorzitter, P. Fortuin en A.C.J. Viersen, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 14 februari 2007
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.