Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-01-2008, BC6778, 04/01057

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-01-2008, BC6778, 04/01057

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
3 januari 2008
Datum publicatie
17 maart 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2008:BC6778
Zaaknummer
04/01057

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in het schrijven van 5 december 2005 nader geconcludeerd tot de onder punt 2.6 genoemde bedragen.

De Inspecteur heeft die conclusie uiteindelijk onderschreven en heeft ter zitting van 21 november 2007 nader geconcludeerd tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van € 61.001,= (fl. 134.430,=) en tot het vervallen van de verzuimboete.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 04/01057

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zevende enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de na te melden aanslag en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 64.673,= (fl. 142.522,=). In deze aanslag is begrepen een verzuimboete van € 1.134,= (fl. 2.500,=) in verband met een vijfde verzuim. Bij de uitspraak van de Inspecteur is het belastbaar inkomen gehandhaafd, maar de boete verminderd tot een bedrag van € 794,= (fl. 1.750,=).

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een recht geheven van € 37,=. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 19 augustus 2005 te 's-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord de Inspecteur. Belanghebbende is niet ter zitting verschenen.

1.4. Omdat het Hof ter zitting niet kon vaststellen of belanghebbende de uitnodiging voor het bijwonen van de zitting wel tijdig in ontvangst heeft kunnen nemen, heeft het Hof met toepassing van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald, dat het vooronderzoek wordt hervat.

1.5. Op 23 augustus 2005 heeft het Hof een schrijven van belanghebbende ontvangen met daarin de mededeling, dat hij wegens ziekte, opgelopen in het buitenland, de mondelinge behandeling op 19 augustus 2005 niet heeft kunnen bijwonen en dat hij vanwege de hoge koorts de behandeling ook niet telefonisch heeft kunnen afzeggen.

1.6. De Inspecteur heeft, bij brief van 16 september 2005, nadere stukken, zoals door het Hof gevraagd in de zitting van 19 augustus 2005, aan het Hof toegestuurd. De griffier heeft een afschrift van deze stukken doorgestuurd naar belanghebbende. Het Hof rekent deze stukken tot de gedingstukken.

1.7. Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 3 oktober 2005 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.8. Tijdens het tweede onderzoek ter zitting heeft belanghebbende verklaard, dat hij geen verweerschrift heeft ontvangen in de onderhavige zaak. De griffier heeft daarop op verzoek van het Hof een kopie van het verweerschrift aan belanghebbende verstrekt. Ten einde belanghebbende de gelegenheid te geven het verweerschrift te bestuderen en daarop eventueel te reageren heeft het Hof met toepassing van artikel 8:64 van de Awb het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald, dat het vooronderzoek wordt hervat. Het Hof heeft partijen daarop medegedeeld, dat een derde zitting zal worden gehouden op 5 december 2005 en dat zij daarvoor schriftelijk een uitnodiging zullen ontvangen.

1.9. Het derde onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 5 december 2005 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten en aangekondigd schriftelijk uitspraak te zullen doen. Nadere beraadslaging heeft het Hof doen beslissen het onderzoek als voorzien in artikel 8:68 van de Awb te heropenen. Vervolgens heeft het Hof met toepassing van artikel 8:45 van de Awb partijen verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of onder hen berustende stukken in te zenden. Deze met partijen gevoerde correspondentie behoort tot de stukken van het geding.

1.10. Het vierde onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 november 2007 te 's-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord de Inspecteur.

Belanghebbende is niet verschenen.

De griffier heeft verklaard dat zij belanghebbende bij op 19 oktober 2007, met nummer 3SRRRK6007865, aangetekend naar het door belanghebbende zelf opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van datum, plaats en tijdstip van de zitting.

De uitnodiging is op 24 oktober 2007 retour ontvangen bij het Hof met de mededeling van TNT Post, dat belanghebbende is vertrokken.

Bij informatie uit de basisadministratie van de gemeente, ingekomen bij het Hof bij faxbericht van 30 oktober 2007, is gebleken, dat belanghebbende op 11 juli 2007 is vertrokken naar de Bondsrepubliek Duitsland.

De griffier heeft vervolgens, met verbetering van het op de uitnodiging vermelde adres, op 31 oktober 2007 het stuk opnieuw bij aangetekende brief verzonden.

1.11. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende, geboren op 1 augustus 1948, is gehuwd. Op 28 februari 2001 is door de Inspecteur aan belanghebbende het aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 (hierna: de aangifte) verstuurd met het verzoek het in te leveren op uiterlijk 1 april 2001. Op verzoek van belanghebbende wordt uitstel verleend tot het indienen van de aangifte tot 1 oktober 2001.

2.2. Op 12 oktober 2001 wordt een aanmaning aan belanghebbende verzonden met het verzoek de aangifte uiterlijk op 26 oktober 2001 in te dienen. Op 30 oktober 2001 wordt de aangifte door de Inspecteur ontvangen.

2.3. Met dagtekening 27 december 2003 wordt de onderhavige aanslag vastgesteld naar een belastbaar inkomen van € 64.673,= (fl. 142.522,=). Hierin is een verzuimboete van € 1.134,= (fl. 2.500,=) begrepen. Bij de uitspraak van de Inspecteur is het belastbare inkomen gehandhaafd, maar de boete verminderd tot een bedrag van € 794,= (fl. 1.750,=).

2.4. In de jaren 1996, 1998 en 1999 is belanghebbende telkens te laat geweest met het indienen van de aangifte inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen. Als gevolg daarvan zijn aan hem de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over deze jaren opgelegd met een verzuimboete. Deze verzuimen zijn in de definitieve aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen met betrekking tot deze jaren tot uiting gekomen. De aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1996, 1998 en 1999 zijn opgelegd met respectievelijke dagtekening 19 november 1998, 25 mei 2001 en 8 augustus 2003. De boete over het onderhavige jaar is bij de bestreden uitspraak op grond van het vorenstaande vastgesteld in verband met een vierde verzuim.

2.5. Belanghebbende vermeldt in het beroepschrift, dat zijn bezwaren zich richten op de punten: onderhoudskosten van zijn dochter A, uitgaven voor naaste verwanten en de verzuimboete.

2.6. In het, als bijlage bij de op 27 december 2005 bij het Hof binnengekomen brief van belanghebbende, gevoegde schrijven van

5 december 2005 concludeert belanghebbende alsnog tot aftrek van uitgaven ten behoeve van B tot een bedrag van fl. 472,50 en ten behoeve van zijn zwager C tot een bedrag van fl. 4.919,23.

2.7. Bij schrijven van 1 november 2006 heeft de Inspecteur de kosten van levensonderhoud van naaste verwanten nader becijferd als volgt:

fl.

"Uitgaven ten behoeve van schoonmoeder

volgens afspraak 4.000,=

Uitgaven ten behoeve van B 472,50

(overeenkomstig brief van belanghebbende

van 5 december 2005)

Uitgaven ten behoeve van zwager

C 4.919,23

(overeenkomstig brief van belanghebbende

van 5 december 2005)

Totaal 9.319,73

Drempel 800,=

Aftrekpost 8.592,=

Verleende aftrek bij vaststellen aanslag 3.200,=

Alsnog in aftrek toe te staan 5.392,=".

In genoemd schrijven heeft de Inspecteur geconcludeerd tot berekening van het belastbare inkomen naar een bedrag van

fl. 137.130,=, becijferd als volgt:

fl.

"Vastgesteld belastbaar inkomen

volgens aanslag 142.522,=

(zie verweerschrift van 10 november 2004

pagina 2)

Af: hogere aftrek kosten

levensonderhoud naaste verwanten 5.392,=

Herrekend belastbaar inkomen 137.130,=".

2.8. In het schrijven van 27 april 2007 heeft de Inspecteur geconcludeerd tot berekening van het belastbare inkomen naar een bedrag van fl. 134.610,=, becijferd als volgt:

fl.

"Belastbaar inkomen overeenkomstig

brief van 1 november 2006 137.130,=

Aftrekpost levensonderhoud dochter A 2.700,=

Herrekend belastbaar inkomen 134.610,=".

De Inspecteur heeft in genoemd schrijven tevens geconcludeerd tot vermindering van de boete tot een bedrag van € 567,= in verband met een derde verzuim.

In het schrijven van 8 mei 2007 heeft de Inspecteur vermeld, dat in zijn brief van 27 april 2007 een fout is opgenomen, omdat twee keer als relevant belastingjaar 2001 wordt genoemd in plaats van 2000.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. Na de zitting van 21 november 2007 is, naar het Hof verstaat, tussen partijen uitsluitend nog in geschil of de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag terecht een verzuimboete heeft opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden, welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zittingen van 5 december 2005 en 21 november 2007 hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

- zitting van 5 december 2005:

Belanghebbende

- Ik heb bezwaar tegen het in aanmerking nemen van een vierde verzuim. De vorige boeten zijn niet aan mij medegedeeld. De aanslagen over de oude jaren heb ik niet meer.

- Ik claim alleen reiskosten, geen verletkosten.

Inspecteur

- Ik kan niet aantonen, dat de vorige verzuimen in bijzonderheden aan belanghebbende zijn medegedeeld, zoals volgens de jurisprudentie is vereist. Ik heb geen kopieën van die aanslagen of van de eventueel gedane mededelingen.

- zitting van 21 november 2007:

Inspecteur

Met betrekking tot de aftrekposten levensonderhoud naaste verwanten en dochter A heb ik aangesloten bij de brief van belanghebbende van 5 december 2005 en volledig zijn standpunt gevolgd.

In verband met de omstandigheden van het onderhavige geval laat ik de verzuimboete vallen. Het beroep dient volledig te worden gehonoreerd.

In de brief van 27 april 2007 staat een telfout. Het herrekend belastbare inkomen moet fl. 134.430,= zijn in plaats van fl. 134.610,=.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Belanghebbende heeft in het schrijven van 5 december 2005 nader geconcludeerd tot de onder punt 2.6 genoemde bedragen.

De Inspecteur heeft die conclusie uiteindelijk onderschreven en heeft ter zitting van 21 november 2007 nader geconcludeerd tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van € 61.001,= (fl. 134.430,=) en tot het vervallen van de verzuimboete.

4.2. Nu de Inspecteur bij schrijven van 27 april 2007 heeft geconcludeerd overeenkomstig de nadere stellingen van belanghebbende in het schrijven van 5 december 2005, en ter zitting van 21 november 2007 heeft verklaard, dat de verzuimboete kan vervallen, is het beroep gegrond en dient te worden beslist zoals hierna vermeld.

5. Griffierecht

Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht te worden vergoed.

6. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

Belanghebbende heeft deze kosten ter zitting van 5 december 2005 beperkt tot zijn reiskosten voor het bijwonen van de zittingen.

Deze kosten worden becijferd op basis van het openbaar vervoer

2e klasse op een bedrag van € 12,40 voor het bijwonen van de zittingen van 3 oktober 2005 en 5 december 2005. Het Hof acht deze kosten redelijk en in overeenstemming met het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de bestreden uitspraak,

- vermindert de aanslag tot een berekend naar een

belastbaar inkomen van € 61.001,= (fl. 134.430,=),

- vernietigt de boetebeschikking,

- vermindert de boete tot een bedrag van nihil,

- gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake

van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten

bedrage van € 37,=,

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding aan de zijde

van belanghebbende vastgesteld op € 12,40, en

- wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de

proceskosten moet vergoeden.

Aldus gedaan op 3 januari 2008 door J. Swinkels, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van H.J. van den Helm, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van die uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.