Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-04-2008, BD3766, 07/00321

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-04-2008, BD3766, 07/00321

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
15 april 2008
Datum publicatie
12 juni 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2008:BD3766
Zaaknummer
07/00321

Inhoudsindicatie

Belanghebbende stelt, dat volgens een normaal mens middelen van inkomen betekent dat men het inkomen middelt en niet het belastbare inkomen. Uit het bepaalde in artikel 66a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 volgt, dat belanghebbendes stelling niet kan worden gevolgd. De Inspecteur heeft de middeling naar het oordeel van het Hof juist toegepast. Voor wat betreft de eerste in geschil zijnde vraag is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur.

Voor zover belanghebbende stelt, dat wetsartikelen niet relevant zijn, omdat de regels voor hem niet gelden, kan het Hof hem daarin evenmin volgen. Het Hof verwijst naar het bepaalde in artikel 1 van de Grondwet:

"Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan."

Artikel 104 van de Grondwet bepaalt voorts:

"Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. ... "

In artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk is bepaald:

"De regter moet volgens de wet spreken: ...".

Voor wat betreft de tweede in geschil zijnde vraag is het gelijk daarom eveneens aan de zijde van de Inspecteur.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Kenmerk: 07/00321

Uitspraak van de vierde meervoudige Belastingkamer

op het hoger beroep van

de heer X,

wonende te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 18 mei 2007, nummer AWB 06/3219 in het geding tussen

belanghebbende

en

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De Inspecteur heeft bij beschikking belanghebbendes verzoek om middeling voor de jaren 1998, 1999 en 2000 afgewezen. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de beschikking gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 106.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 5 december 2007 te 's-Hertogenbosch, aanvang 10:07 uur. Aldaar is toen verschenen en gehoord de Inspecteur.

1.5. Belanghebbende is niet verschenen. De dienstdoende deurwaarder van het Hof heeft verklaard, dat belanghebbende zich bij hem op de dag van de zitting heeft gemeld om 9:50 uur. Toen de deurwaarder, die tevens voor andere zittingen van het Hof dienst had en daarom niet eerder dan om 10:06 uur partijen de zittingszaal kon binnenlaten, partijen wilde uitnodigen om de zittingszaal te betreden, was belanghebbende reeds vertrokken. De Inspecteur heeft desgevraagd verklaard, dat belanghebbende tegen hem om 10:05 uur heeft verklaard een afspraak met het Hof te hebben om 10:00 uur en nu er om 10:05 uur "niemand was", naar huis te gaan.

1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1. Op 2 juli 2004 heeft belanghebbende de Inspecteur om middeling verzocht over het tijdvak 1999-2000. Op 12 juli 2004 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht de berekening voor de middeling toe te sturen. Belanghebbende heeft bij brief van 22 juli 2004 een berekening toegestuurd over de jaren 2000, 2001 en 2002. De aanslag over het jaar 2002 was toen nog niet vastgesteld.

2.2. De Inspecteur heeft bij brief van 11 juli 2005 aan belanghebbende medegedeeld, dat zijn verzoek niet in behandeling kon worden genomen, omdat belanghebbende het middelingsverzoek niet over de juiste jaren heeft gedaan. De middeling is alleen mogelijk over de jaren 1998 tot en met 2000 of over de jaren 2001 tot en met 2003.

2.3. Op 11 augustus 2005 heeft belanghebbende een berekening over de jaren 1998, 1999 en 2000 toegestuurd. Op 19 oktober 2005 heeft de Inspecteur bij beschikking het verzoek om middeling over het tijdvak 1998 tot en met 2000 afgewezen, omdat het verschil van de belasting die over de jaren van het middelingstijdvak is geheven en de herrekende belasting minder dan het wettelijke minimum van € 545,= beliep.

2.4. Nadat belanghebbende tegen de beschikking tijdig bezwaar heeft gemaakt, heeft de Inspecteur bij brief van 11 april 2006 de berekening van de middeling toegelicht en belanghebbende in de gelegenheid gesteld gehoord te worden. Belanghebbende is op 9 mei 2006 door de Inspecteur gehoord. In dit hoorgesprek is de berekening door de Inspecteur nogmaals toegelicht. Op 12 mei 2006 is het bezwaar bij de uitspraak afgewezen en de beschikking gehandhaafd.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Zijn door de Inspecteur terecht de belastbare inkomens over de jaren 1998-2000 in middeling betrokken in plaats van inkomens?

2. Zijn de wettelijke regels op belanghebbende van toepassing?

Belanghebbende is van oordeel dat deze vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur. Hij verzoekt om middeling van inkomsten voor alle jaren van hem en zijn vrouw. Hij stelt in zijn beroepschrift in hoger beroep:

"Gronden hoger beroep:

De onbeschofte vorm van de correspondentie is niet behandeld en dat eis ik wel (plus schadevergoeding daarvoor). Volgens een normaal mens betekent middelen van inkomen dat men het inkomen middelt en niet het belastbaar inkomen.

Mij is bekend dat vooral juristen slecht zijn in rekenen en zeer goed in het vinden van voor een normaal mens onzinnige interpretaties van een wetsysteem dat van geen kanten deugt (concurrentie van Indiase juristen zou hier wonderen verrichten).

Ik zal t.z.t. dan ook de rechter aan een kleine rekentest moeten onderwerpen.

Overigens zijn wetsartikelen niet relevant, mede omdat de regels niet voor mij gelden.

Ik ben namelijk tegen de bezetters van Palestina en voorstander van de door een grote meerderheid gekozen bevrijdingsbeweging Harnas.

Overigens heb ik op de lagere school alleen de atlas van Palestina geleerd (en ook nog duits Silezie en Breslau) omdat het geld blijkbaar beter besteed was aan de misdadige inval in Indonesie waar oorlogsmisdadigers de vrije hand hadden om (joods) kapitaal te verdedigen dan aan het kopen van recente atlassen.

"Ga jij maar pissen" en dan de Indonesier in de rug doodschieten (die Mörder sind unter uns).

Zelfs cowboys vonden iemand in de rug schieten laf en minderwaardig (ik was altijd voor de indianen, ook voor de oorspronkelijke bewoners van de Antillen die volgens de schoolboeken zijn uitgestorven

(een onderwijzer zei er wel bij "uitgemoord", die Mörder sind unter uns).

Uit het gedrag van Verhagen, momenteel minister van buitenlandse zaken (in het bijzonder voor de bezetters van Palestina), blijkt dat je dan niet volgens normale rechtsregels moet worden behandeld.

Over de carriere van Hirsi Ali en de rechtsverkrachtigen wil ik nu verder niets zeggen, e.e.a. is te duidelijk.

Voor dit rottige landje heeft mijn neef ... B. als piloot van een Lancasterbommenwerper zijn leven gelaten. Dat onbeschoft brutale landje durft zelfs internationale tribunalen naar zich te halen terwijl zelf nooit iets tegen oorlogsmisdaden werd en wordt gedaan.

Ook is het tegen de wet om koninklijke onderscheidingen aan criminelen te verlenen. Burgemeester Peper werd afgezet en er werd door een commissie een onderzoek ingesteld. Peper liet zelf gegevens uitlekken (op advies van zijn toenmalige vriendin Kroes) en probeerde de commissie in diskrediet te brengen door te beweren dat de commissie gelekt had (joodsslim). Toch kreeg Peper later een koninklijke onderscheiding en Kroes een geweldig begeerde funktie in de EC (e.e.a. zal daar nog wel niet bekend zijn, maar dat kan verkeren).

Op het ogenblik onderzoek ik de gevolgen van de schokkende uitspraak van een bijzonder betrouwbaar persoon dat B. en I. het deden met oude mannen. Na gedegen onderzoek zal ik t.z.t. daarover mogelijk over publiceren. Tijdens mijn werkzaamheden als projektleider automatisering beleggingen bij het GAK (zoals een rechter in een zaak voor het GAK ooit tegen mij zei veranderen criminele organisaties steeds hun naam) vastgesteld dat de vereniging het GAK 500 miljoen gulden eigen belegd vermogen had (naast de honderden miljoenen aan kantoorpanden).

Van het crimineel verkregen geld werden ook politici, rechters en journalisten betaald.

Het verbaast mij dan ook niet dat zoveel rechters hun nevenfunkties niet hebben aangemeld.

Als veel rechters melden "adviseur GAK" als nevenfunktie dan gaat dat zelfs een klootjesvolk opvallen.

Het is overigens (niet) verbazend dat er geen maatregelen zijn getroffen tegen degenen die niet gemeld hebben. Ik eis echter dat mijn zaak behandeld wordt door een rechter, die zijn nevenfunkties heeft aangemeld.

Ook verzoek ik overleg over het vaststellen van de datum van de rechtzitting.

Hierbij verzoek ik de belastingdienst om voor alle jaren van mij en mijn vrouw de inkomsten te middelen en uit te betalen zonder dat ik verdere werkzaamheden moet verrichten (in een rechtstaat is het voldoende om een verzoek in te dienen zonder berekening, in deze tijd van automatisering is zelfs een verzoek onnodig).

Ook zou dit veel tijd en kosten besparen voor rechtbanken, belastingdienst en burgers.

In een land waar de burger slechts een plukkip is zal daarvoor wel een revolutie nodig zijn, ik heb de informatie.

Zoals U gemerkt zult hebben aan de zeer incomplete lijst van door mij vastgestelde wantoestanden, die bij mij regelmatig woedeaanvallen opwekken, ben ik bereid om tegen een redelijke vergoeding dit land te verlaten, afstand te doen van mijn staatsburgerschap en te verhuizen naar een rechtstaat zoals Iran of zover mogelijk weg naar Nieuw-Zeeland.

Omdat ik dan geen enkel contact met dit land meer wil hebben en afhankelijk wil zijn ben ik in dat geval bereid om afstand te doen van mijn nederlandse pensioengelden.

Voor nadere toelichtingen sta ik geheel tot uw beschikking, Hoogachtend, ..."

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

4. Beoordeling van het geschil

Vooraf en ambtshalve

Belanghebbende heeft zich op de dag van de zitting om 9:50 uur gemeld bij de dienstdoende deurwaarder, die hem verzocht te wachten en daarop vertrok naar een andere zittingszaal. Belanghebbende heeft de uitnodiging van de dienstdoende deurwaarder om de zittingszaal te betreden niet afgewacht en heeft om 10:05 uur - dat is 5 minuten na het aanvangstijdstip vermeld in de uitnodiging voor de zitting (10:00 uur) - de wachtruimte van de zittingszaal verlaten. Toen de deurwaarder, die ook voor andere zittingen van die dag dienst had en om 10:00 uur in een andere zittingszaal partijen binnen liet, in de gelegenheid was om te 10:07 uur belanghebbende en de Inspecteur de zittingszaal binnen te laten, was belanghebbende reeds vertrokken. Hij heeft zijn vertrek niet aan het Hof gemeld. Aangezien belanghebbende er zelf voor heeft gekozen - in afwijking van hetgeen in maatschappelijk verkeer gebruikelijk is - niet enkele minuten te wachten op uitnodiging van het Hof (lees: de deurwaarder) om de zittingszaal in te gaan doch meteen 5 minuten na het aangekondigde tijdstip te vertrekken, is het aan belanghebbende toe te rekenen dat hij de zitting niet heeft bijgewoond.

Ten aanzien van het geschil

4.1. Belanghebbende stelt, dat volgens een normaal mens middelen van inkomen betekent dat men het inkomen middelt en niet het belastbare inkomen. Uit het bepaalde in artikel 66a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 volgt, dat belanghebbendes stelling niet kan worden gevolgd. De Inspecteur heeft de middeling naar het oordeel van het Hof juist toegepast. Voor wat betreft de eerste in geschil zijnde vraag is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur.

4.2. Voor zover belanghebbende stelt, dat wetsartikelen niet relevant zijn, omdat de regels voor hem niet gelden, kan het Hof hem daarin evenmin volgen. Het Hof verwijst naar het bepaalde in artikel 1 van de Grondwet:

"Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan."

Artikel 104 van de Grondwet bepaalt voorts:

"Belastingen van het Rijk worden geheven uit kracht van een wet. ... "

In artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk is bepaald:

"De regter moet volgens de wet spreken: ...".

Voor wat betreft de tweede in geschil zijnde vraag is het gelijk daarom eveneens aan de zijde van de Inspecteur.

4.3. Voorts verzoekt belanghebbende om middeling van de inkomsten van hem en zijn vrouw voor "alle" jaren, zonder dat belanghebbende verdere werkzaamheden moet verrichten. In een rechtstaat is het voldoende om een verzoek in te dienen zonder berekening, in deze tijd van automatisering is zelfs een verzoek onnodig, zo stelt belanghebbende.

Dienaangaande overweegt het Hof, dat de middeling van belanghebbendes echtgenote geen onderwerp is van onderhavig geschil, en voorts dat de wetgever in redelijkheid heeft kunnen bepalen, dat de middeling slechts op verzoek kan geschieden. Een belastingplichtige moet zelf kunnen bepalen, welke jaren hij in de middeling wil betrekken. Voor het overige kunnen de door belanghebbende opgeworpen grieven hem niet baten, nu de herrekende belasting minder dan het wettelijke minimum beliep.

4.4. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vragen aan de zijde van de Inspecteur, dient het hoger beroep van belanghebbende ongegrond te worden verklaard en dient de uitspraak van de Rechtbank te worden bevestigd.

5. Schadevergoeding

Nu het hoger beroep ongegrond wordt verklaard komt een schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht niet aan de orde. Ten overvloede overweegt het Hof dat de door belanghebbende gestelde onbeschofte vorm van correspondentie niet uit de stukken blijkt.

6. Griffierecht

Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Staat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

7. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het hoger beroep ongegrond;

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op 15 april 2008 door P.J.M. Bongaarts, voorzitter, J. Swinkels en jhr. W.E.M. van Nispen tot Sevenaer, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.