Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-05-2008, BD5031, 04/02088

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 08-05-2008, BD5031, 04/02088

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
8 mei 2008
Datum publicatie
24 juni 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2008:BD5031
Formele relaties
Zaaknummer
04/02088

Inhoudsindicatie

Naar het oordeel van het Hof vormt het verzorgen van een koffietafel een bijkomende dienst als bedoeld in het arrest Card Protection Plan. Het aanbieden van een koffietafel ter gelegenheid van de uitvaartplechtigheid is geen doel op zichzelf, doch een bijkomende dienst. Het is een middel om de hoofddienst van het crematorium, zijnde de crematie, voor de klant, beschouwd als een modale consument, zo aantrekkelijk mogelijk te maken.

Er is sprake van één onsplitsbare dienst. Deze dienst - het verzorgen van een uitvaart inclusief koffietafel - is kenmerkend en essentieel voor de diensten van een lijkbezorger als omschreven in het arrest gepubliceerd in BNB 2006/164. De in geschil zijnde vraag dient daarom bevestigend te worden beantwoord.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 04/02088

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de fiscale eenheid X B.V. te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraken van de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op de bezwaarschriften betreffende na te melden naheffingsaanslagen.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende zijn onder aanslagnummers 0000.00.000.F.01.1501 en 0000.00.000.F.01.2501 over respectievelijk het tijdvak 1 oktober 2001 t/m 31 december 2001 en 1 augustus 2002 t/m 31 augustus 2002 twee naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van respectievelijk € 338.339 exclusief de heffingsrente en € 2.705 aan belasting.

De naheffingsaanslagen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 273.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij en behoren tot de stukken van het geding.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 1 april 2008 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.5. De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage. Het Hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.

1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Belanghebbende exploiteert een crematorium. In het crematorium bevindt zich een restaurant met keuken. Dit gedeelte van het crematorium wordt gebruikt voor het verstrekken van koffietafels. Per jaar vinden er in het crematorium 600 crematies en er worden 400 koffietafels verzorgd. Er worden geen koffietafels zonder crematie verstrekt, hoewel dit theoretisch wel mogelijk zou zijn.

2.2. Het crematorium is in oktober 2001 in gebruik genomen. De Inspecteur heeft ter zake van de levering krachtens artikel 3, lid 1, letter h, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet), de naheffingsaanslag nummer 0000.00.000.F.01.1501 opgelegd over het tijdvak 1 oktober 2001 t/m 31 december 2001. Over augustus 2002 heeft belanghebbende een aangifte ingediend, die resulteerde in een teruggaaf van € 2.705. De hiervoor afgegeven teruggaafbeschikking is door de Inspecteur gecorrigeerd door middel van de naheffingsaanslag nummer 0000.00.000.F.01.2501.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:

Is het verstrekken van koffietafels door een crematorium een dienst door een lijkbezorger en dus vrijgesteld van de omzetbelasting op grond van artikel 11, lid 1, letter h, van de Wet?

Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Naar haar mening is het verstrekken van koffietafels aan te merken als een afzonderlijke horecadienst en niet als dienst door een lijkbezorger. Bij de koffietafel gaat het niet meer om de fysieke handeling van het cremeren of begraven, zo stelt belanghebbende.

De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Partijen zijn het er ter zitting over eens geworden, dat indien de vraag bevestigend moet worden beantwoord, beide naheffingsaanslagen dienen te worden gehandhaafd. Partijen hebben tevens ter zitting verklaard, dat de door belanghebbende in haar beroepschrift vermelde naheffingsaanslagen nummers 0000.00.000.O.01.2501 en 0000.00.000.O.01.2091 geen onderdeel uitmaken van dit geschil.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

- De op onze website gememoreerde condoleanceruimten zijn de ruimten waar de koffietafels geserveerd worden. Die ruimten zijn gebouwd uitsluitend met het oog op het serveren van koffietafels. Indien een crematie zonder koffietafel wordt besteld, worden die ruimtes niet gebruikt. Men kan elkaar dan een hand geven in de corridor of elders, buiten het crematorium.

- Met het overlijdensbericht kan een kaartje worden meegezonden met de uitnodiging voor de koffietafel. Er vindt echter geen controle plaats of deelnemers aan de koffietafel wel of niet beschikken over een uitnodiging.

- Het crematorium heeft een regionale functie. Vaak wordt de koffietafel in "eigen dorp" gebruikt en niet bij ons.

- Wij kunnen theoretisch ook koffietafels zonder crematies aanbieden, doch feitelijk gebeurt dit niet. Wij krijgen geen verzoeken voor het organiseren van koffietafels sec.

- Het verzorgen van de koffietafel is een horecadienst.

De Inspecteur

- De laatste alinea van de pleitnota vervalt.

Beide partijen

- Het beroep is uitsluitend gericht tegen de naheffingsaanslagen nummers 0000.00.000.F.01.1501 en 0000.00.000.F.01.2501. Op de bezwaarschriften tegen de andere twee in het beroepschrift vermelde naheffingsaanslagen is door de Inspecteur nog geen uitspraak gedaan. Die naheffingsaanslagen vormen dan ook geen onderdeel van dit geschil.

- Over de cijfers van de naheffingen op zich bestaat geen verschil van mening.

- Niet alleen in Limburg doch ook elders in het land is het gebruikelijk dat crematoria koffietafels aanbieden.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraken en vernietiging van de naheffingsaanslagen.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De Hoge Raad heeft in het arrest van 27 januari 2006,

nr. 40.403, BNB 2006/164 overwogen:

"3.3. Artikel 11, lid 1, letter h, van de Wet bevat een vrijstelling voor de diensten door lijkbezorgers. Bij de aanpassing van de Wet aan de Zesde richtlijn is die vrijstelling gehandhaafd omdat artikel 28, lid 3, letter b, van de Zesde richtlijn juncto onderdeel 6 van de bij die richtlijn behorende bijlage F, de lidstaten de mogelijkheid bood om een reeds bestaande vrijstelling van de diensten verricht door lijkbezorgers en crematoria vooralsnog te continueren. Een en ander brengt mee, dat de reikwijdte van de vrijstelling wordt bepaald door de omvang van die richtlijnvrijstelling.

Redelijkerwijs is niet voor twijfel vatbaar dat het antwoord op de vraag of een bepaalde dienst gelet op de vorenbedoelde richtlijnbepaling kan worden vrijgesteld niet afhankelijk is van de hoedanigheid van de dienstverrichter, maar van het karakter van de verrichte dienst in die zin, dat slechts kunnen worden vrijgesteld diensten die kenmerkend en essentieel zijn voor de diensten die door een lijkbezorger of crematorium worden verricht."

4.2. Vrijgesteld zijn volgens de Hoge Raad slechts diensten, die kenmerkend en essentieel zijn voor de diensten, die door een lijkbezorger of crematorium worden verricht.

In casu is niet in geschil, dat het in Nederland gebruikelijk is, dat crematoria in het kader van het verzorgen van crematieplechtigheden ook koffietafels aanbieden. Dit blijkt ook uit de websites, die de Inspecteur aanhaalt in zijn verweerschrift. Ook belanghebbende heeft bij de bouw van haar crematorium daarmee rekening gehouden en een apart gedeelte van het gebouw als restaurant met keuken ingericht teneinde daar koffietafels te kunnen aanbieden tijdens uitvaartplechtigheden. Bij tweederde van de door belanghebbende in de onderwerpelijke tijdvakken verzorgde crematies is door klanten van die dienst gebruik gemaakt. Vaststaat dat door belanghebbende geen horecadiensten buiten de lijkbezorging worden verzorgd.

4.3. Het Hof van Justitie van de EG heeft in het arrest van

25 februari 1999, Card Protection Plan (C-349/96), BNB 1999/224, overwogen:

"(...)

28. Zoals het Hof in zijn arrest van 2 mei 1996, Faaborg-Gelting Linien (C-231/94, Jurispr. blz. I-2395, punten 12-14), heeft geoordeeld met betrekking tot de kwalificatie van een restaurantverrichting, dient, wanneer de betrokken handeling uit een serie elementen en handelingen bestaat, in de eerste plaats rekening te worden gehouden met alle omstandigheden waarin de betrokken handeling plaatsvindt.

29. Dienaangaande is het, gelet op de tweeledige omstandigheid, dat ingevolge artikel 2, lid 1, van de Zesde richtlijn elke dienstverrichting normaal gesproken als onderscheiden en zelfstandig moet worden beschouwd, en dat de dienstverrichting waarbij economisch gesproken één dienst wordt verleend, niet kunstmatig uit elkaar moet worden gehaald ten einde de functionaliteit van het BTW-stelsel niet aan te tasten, van belang vast te stellen, wat de kenmerkende elementen van de betrokken handeling zijn ten einde te bepalen of de belastingplichtige de consument, beschouwd als een modale consument, meerdere, van elkaar te onderscheiden hoofddiensten dan wel één enkele dienst verleent.

30. Beklemtoond zij, dat er met name sprake is van één dienst ingeval een of meerdere elementen moeten worden geacht de hoofddienst te vormen, terwijl een of meer andere elementen moeten worden beschouwd als een of meer bijkomende diensten, die het fiscale lot van de hoofddienst delen. Een dienst moet worden beschouwd als bijkomend bij een hoofddienst, wanneer hij voor de klanten geen doel op zich is, doch een middel om de hoofddienst van de dienstverrichter zo aantrekkelijk mogelijk te maken (arrest van 22 oktober 1998, Madgett en Baldwin, C-308/96 en C-94/97, Jurispr. blz. I-0000, punt 24).".

4.4. Naar het oordeel van het Hof vormt het verzorgen van een koffietafel een bijkomende dienst als bedoeld in het arrest Card Protection Plan. Het aanbieden van een koffietafel ter gelegenheid van de uitvaartplechtigheid is geen doel op zichzelf, doch een bijkomende dienst. Het is een middel om de hoofddienst van het crematorium, zijnde de crematie, voor de klant, beschouwd als een modale consument, zo aantrekkelijk mogelijk te maken.

Er is sprake van één onsplitsbare dienst. Deze dienst - het verzorgen van een uitvaart inclusief koffietafel - is kenmerkend en essentieel voor de diensten van een lijkbezorger als omschreven in het arrest gepubliceerd in BNB 2006/164. De in geschil zijnde vraag dient daarom bevestigend te worden beantwoord.

4.5. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vraag aan de zijde van de Inspecteur. Voor dit geval zijn partijen het er over eens dat de naheffingsaanslagen dienen te worden gehandhaafd.

5. Griffierecht

Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

7. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan op 8 mei 2008 door J. Swinkels, voorzitter, jhr. W.E.M. van Nispen tot Sevenaer en D.G. Barmentlo, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.