Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-07-2008, BF1319, 07/00293

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-07-2008, BF1319, 07/00293

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 juli 2008
Datum publicatie
19 september 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2008:BF1319
Formele relaties
Zaaknummer
07/00293

Inhoudsindicatie

Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur, op wie te dezen de bewijslast rust, tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, niet aannemelijk gemaakt dat aan belanghebbende in het jaar 2002 de Mercedes-Benz voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld. Het Hof neemt hierbij het volgende in aanmerking. Belanghebbende had in het onderhavige jaar voor privé doeleinden de beschikking over de Hyundai Galloper (zie 2.4). Voorts brengt het feit, dat belanghebbende tot maart 2002 directeur/enig aandeelhouder van de vennootschap was, op zichzelf genomen niet mee dat de Mercedes-Benz aan belanghebbende voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld. Ook uit de door belanghebbende tegenover de Inspecteur afgelegde schriftelijke verklaring (bijlage 9 bij het verweerschrift in eerste aanleg) kan niet worden afgeleid dat de Mercedes-Benz mede voor privé-doeleinden aan belanghebbende ter beschikking is gesteld.

De door de Inspecteur in het geding gebrachte ritten-registratie heeft betrekking op een gedeelte van het jaar 2001 en geeft derhalve geen uitsluitsel over het onderwerpelijke jaar 2002. Overigens blijkt uit die rittenregistratie ook voor het jaar 2001 niet dat belanghebbende privé ritten heeft gemaakt met de Mercedes-Benz, nu daarin uitsluitend ritten staan vermeld van het kantoor van de vennootschap in H naar diverse werken en vice versa. Voorzover de Inspecteur het privé gebruik baseert op belanghebbendes verklaring van 4 september 2002, aangehaald onder 2.4, overweegt het Hof dat in die verklaring slechts valt te lezen dat belanghebbende de Mercedes-Benz gebruikte voor ritten naar diverse werken van de vennootschap. De verklaring kan niet als bewijs voor het ter beschikking stellen van de Mercedes-Benz voor privé doeleinden dienen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Kenmerk: 07/00293

Uitspraak van de tweede meervoudige Belastingkamer

op het hoger beroep van

mevrouw X, wonende te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda, hierna: de Rechtbank, van 27 april 2007, nummer AWB 05/4211 in het geding tussen

belanghebbende

en

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.922, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier een griffierecht geheven van € 38. Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 106.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 23 mei 2008 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer A, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw B.

1.5. De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van een gedeeltelijke rittenregistratie van kenteken XX-XX-00 over het jaar 2001.

1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1. Op 23 april 1998 heeft belanghebbende alle aandelen verworven in Grond- en Sloopwerken C BV (hierna: de vennootschap). Belanghebbende voerde van februari 1998 tot en maart 2002 de directie over de vennootschap. Vanaf 1 mei 1998 was belanghebbende in dienstbetrekking bij de vennootschap. Op 26 maart 2002 heeft belanghebbende de aandelen van de vennootschap verkocht aan haar broer, de heer A voornoemd.

2.2. Tot het vermogen van de vennootschap behoorden diverse voertuigen en machines, onder andere vanaf 1 februari 2000 een personenauto van het merk Mercedes-Benz, type S500 Sedan lang, met het kenteken XX-XX-00 (hierna: de Mercedes-Benz). De cataloguswaarde van deze auto bedroeg ƒ 277.021.

2.3. Bij de vennootschap is in het voorjaar van 2002 een boekenonderzoek ingesteld door de Inspecteur. Tijdens het boekenonderzoek is door belanghebbende een lijst overgelegd, waarop, voor zover ten deze van belang, het volgende is vermeld:

"C

XX-XX-00 Mercedes Huur auto mevr X

XX-XX-11 Hyiundy lease auto mevr D

(...)".

2.4. Bij brief van 4 september 2002 is door belanghebbende aan de Inspecteur een verklaring overgelegd, inhoudende voor zover hier van belang:

"(...)

Ik mevrouw X verklaart hierbij dat de Hyundai Galloper

kenteken XX-XX-11 mij ter beschikking stond van 1999 tot maart 2002.

Deze wagen heb ik voor de zaak geleasd, om Inspectie uit te voeren op het

werkterrein waar ik onmogelijk kan komen met de Mercedes Benz.

(...)".

2.5. Belanghebbende heeft met het indienen van een aangiftebiljet model E voor het jaar 2002 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.335. Bij aanslagregeling is de Inspecteur van de aangifte afgeweken en het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op

€ 30.922, volgens onderstaande specificatie:

Aangegeven belastbaar inkomen

€ 17.335Meer loon F€ 5.918Privé-gebruik autoMercedes S500 lang20% x € 125.706 x 3/12€ 6.285Hyundai Galopper20% x € 27.676 x 3/12 € 1.384Vastgesteld belastbaar inkomen

€ 30.922

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of het inkomen van belanghebbende terecht is verhoogd met de bijtelling wegens privé-gebruik van de Mercedes-Benz.

Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

- Vroeger had mijn broer, de heer A, een vriendin, mevrouw G; met haar heeft hij 10 jaar samengewoond. Zij heeft als directie voor de vennootschap opgetreden. Daarna heeft mijn broer mij gevraagd om een paar uur per week aanwezig te zijn op kantoor van de vennootschap. Hij vond het verstandiger om mij in de vennootschap te zetten na het weggaan van mevrouw G in plaats van een vreemde aan te trekken. De personenauto is aan mij nooit ter beschikking gesteld voor privé doeleinden, maar aan mijn broer, die er in gereden heeft privé en om werken te coördineren. Mijn broer had de bijtelling voor privé gebruik moeten krijgen.

- Ik heb geen bezwaar tegen overlegging van het lijstje met de rittenregistratie 2001 in deze procedure.

- Ik woon in Y. Het bedrijf is gevestigd in H. In 2001 hadden we wel tien werken waar we naar toe gingen. Alle ritten op het lijstje 2001 betreffen ritten van het kantoor in H naar de werken en geen privé ritten.

- Het handschrift van de rittenregistratie is van mijn broer. Mijn broer heeft alle dagen in de auto gereden. Al zou ik in de auto hebben gezeten dan nog heb ik niet gereden maar mijn broer.

- Ik doe geen beroep op proceskostenvergoeding.

De Inspecteur

- Belanghebbende is directeur/groot-aandeelhouder van de vennootschap en tijdens het boekenonderzoek is vastgesteld dat belanghebbende de beschikking over de auto had.

- Tijdens de procedure bij de Rechtbank heb ik een beroep gedaan op interne compensatie voor gebruikelijk loon, maar heb dat uiteindelijk laten varen. Nu doe ik alsnog weer beroep op interne compensatie. U kunt dit aanmerken als een incidenteel hoger beroep.

- Belanghebbende zegt dat zij 8 uur per week voor de vennootschap werkte, maar ergens anders staat 20 uur.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur, en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.637. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur

4.1. De Inspecteur heeft ter zitting een beroep gedaan op interne compensatie, hetwelk volgens de Inspecteur is op te vatten als een incidenteel hoger beroep. Het Hof is van oordeel dat dit incidenteel hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 27m, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu dit incidenteel hoger beroep niet bij het verweerschrift is ingesteld, maar eerst tijdens het onderzoek ter zitting.

Ten aanzien van het geschil

4.2. In geschil is het antwoord op de vraag of aan belanghebbende in 2002 de Mercedes-Benz voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld in de zin van artikel 3.145, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB 2001).

4.3. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur, op wie te dezen de bewijslast rust, tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, niet aannemelijk gemaakt dat aan belanghebbende in het jaar 2002 de Mercedes-Benz voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld. Het Hof neemt hierbij het volgende in aanmerking. Belanghebbende had in het onderhavige jaar voor privé doeleinden de beschikking over de Hyundai Galloper (zie 2.4). Voorts brengt het feit, dat belanghebbende tot maart 2002 directeur/enig aandeelhouder van de vennootschap was, op zichzelf genomen niet mee dat de Mercedes-Benz aan belanghebbende voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld. Ook uit de door belanghebbende tegenover de Inspecteur afgelegde schriftelijke verklaring (bijlage 9 bij het verweerschrift in eerste aanleg) kan niet worden afgeleid dat de Mercedes-Benz mede voor privé-doeleinden aan belanghebbende ter beschikking is gesteld.

De door de Inspecteur in het geding gebrachte ritten-registratie heeft betrekking op een gedeelte van het jaar 2001 en geeft derhalve geen uitsluitsel over het onderwerpelijke jaar 2002. Overigens blijkt uit die rittenregistratie ook voor het jaar 2001 niet dat belanghebbende privé ritten heeft gemaakt met de Mercedes-Benz, nu daarin uitsluitend ritten staan vermeld van het kantoor van de vennootschap in H naar diverse werken en vice versa. Voorzover de Inspecteur het privé gebruik baseert op belanghebbendes verklaring van 4 september 2002, aangehaald onder 2.4, overweegt het Hof dat in die verklaring slechts valt te lezen dat belanghebbende de Mercedes-Benz gebruikte voor ritten naar diverse werken van de vennootschap. De verklaring kan niet als bewijs voor het ter beschikking stellen van de Mercedes-Benz voor privé doeleinden dienen.

4.4. Nu de Inspecteur geen nader of ander bewijs heeft aangevoerd of aangeboden, waaruit zou blijken dat de Mercedes-Benz in 2002 aan belanghebbende voor privé-doeleinden ter beschikking is gesteld, is er geen plaats voor een bijtelling ter zake van privé-gebruik als bedoeld in artikel 3.145, lid 1, van de Wet IB 2001.

4.5. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vraag aan de zijde van belanghebbende, dient het hoger beroep van belanghebbende gegrond te worden verklaard, dient het incidentele hoger beroep van de Inspecteur niet-ontvankelijk te worden verklaard, dient de uitspraak van de Rechtbank te worden vernietigd, dient de uitspraak van de Inspecteur te worden vernietigd, en dient de aanslag te worden verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.637.

5. Griffierecht

De Staat dient aan belanghebbende het door haar ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 38, respectievelijk € 106 te vergoeden.

6. Proceskosten

Hoewel het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Belanghebbende heeft niet verzocht om een proceskosten-vergoeding en het Hof is ook ambtshalve niet gebleken, dat zij voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het hoger beroep gegrond;

- verklaart het incidenteel hoger beroep van de Inspecteur niet-ontvankelijk;

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

- verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;

- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.637;

- gelast dat de Staat aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 144 vergoedt.

Aldus gedaan op: 24 juli 2008 door J. Swinkels, voorzitter, W.E.M. van Nispen tot Sevenaer en D.G. Barmentlo, in tegenwoordigheid van T.A.J. Kock, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.