Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-07-2008, BF1320, 07/00348
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-07-2008, BF1320, 07/00348
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 juli 2008
- Datum publicatie
- 18 september 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2008:BF1320
- Zaaknummer
- 07/00348
Inhoudsindicatie
elfs al zou hetgeen belanghebbende aanvoert waar zijn
-hetgeen de Inspecteur betwist en het Hof in het midden laat- dan ontslaat dat belanghebbende niet van zijn verplichting om met de benodigde zorgvuldigheid een administratie te voeren en naar waarheid aangifte te doen. De Rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat belanghebbende daarin in dit geval tekort is geschoten en dat het aan de grove schuld van belanghebbende is te wijten dat er aanvankelijk te weinig belasting is geheven.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector belastingrecht
Kenmerk: 07/00348
Uitspraak van de derde meervoudige Belastingkamer
op het hoger beroep van
de heer X, wonende te Y,
hierna te noemen: belanghebbende
tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 7 juni 2007, nummer 06/3483, in het geding tussen
belanghebbende
en
de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Z,
hierna te noemen: de Inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premieheffing volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 46.010 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van ƒ 3.807. Gelijk met deze navorderingsaanslag is aan belanghebbende bij voor bezwaar vatbare beschikking een vergrijpboete opgelegd van ƒ 1.675. Op het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift heeft de Inspecteur bij uitspaken op bezwaar deze aanslag en die boetebeschikking gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de hiervoor genoemde uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Bij de thans bestreden uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 44.845, de boete vermindert tot ƒ 1.587 en gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 38 aan hem vergoedt.
1.3. Tegen deze uitspraak van de Rechtbank heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Ter zake van het instellen van het hoger beroep is door belanghebbende een griffierecht betaald van € 106.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 4 april 2008 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
1.5. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Feiten
De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:
2.1. Belanghebbende is ondernemer. De activiteiten van de onderneming bestonden uit het exploiteren van een administratiekantoor en een autorijschool. In 2001 vonden met betrekking tot de autorijschool geen activiteiten plaats en is geen omzet behaald.
2.2. Beide ondernemingsactiviteiten werden uitgeoefend vanuit de eigen woning, alwaar één kamer was ingericht als werkkamer.
2.3. Belanghebbende heeft voor het jaar 2001 een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ingediend naar een inkomen uit werk en woning van ƒ 24.991. Bij de aanslagregeling is de aangifte gevolgd. In het jaar 2004 is bij belanghebbende een boekenonderzoek uitgevoerd. Op grond van de bevindingen van het onderzoek heeft de inspecteur een navorderingsaanslag opgelegd waarbij het inkomen als volgt is gecorrigeerd:
Aanslag Navordering
Winst 47.490 47.490
Correcties winst
Minder afschrijving inventaris 1.407
Minder zakelijke kosten 17.829
Fiscale oudedagsreserve -5.698 -7.673
Zelfstandigenaftrek -10.303 -10.303
Investeringsaftrek -4.362 -2.785
Belastbare winst 27.127 45.965
Overig inkomen 473 473
Inkomen uit werk en woning 27.600 46.438
Giften 3.301 1.301
Drempel -478 -677
Aftrekbaar 2823 624
waarvan toegerekend aan partner -214 -214
Aftrekbaar -2.609 -428
Belastbaar inkomen uit werk en woning 24.991 46.010
De navorderingsaanslag is opgelegd met een boete van ƒ 1.675. De boete is 25% van de belasting die is nagevorderd in verband met de correctiepost zakelijke kosten ad ƒ 17.829.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen.
3.1.1. Is de navorderingsaanslag tot de juiste hoogte opgelegd?
3.1.2. Is de boete terecht opgelegd?
Belanghebbende beantwoordt deze vragen in ontkennende zin. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun stellingen in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de gedingstukken in hoger beroep, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, samengevat weergegeven, toegevoegd:
3.2.1 Belanghebbende:
Ter zake van de boete wil ik opmerken dat de belastingdienst in het kader van een controle over de jaren 1995 tot en met 1997 valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Er is een valse factuur in mijn administratie gelegd door een medewerker van de belastingdienst. Ik heb geen aangifte gedaan van een strafbaar feit. Anderzijds accepteer ik sindsdien geen boete meer van de belastingdienst. De belastingdienst moet eerst de fout erkennen en mij compensatie aanbieden voor de geleden schade.
Ik begrijp dat teruggaaf van omzetbelasting niet aan de orde kan komen in deze procedure die gaat over de inkomstenbelasting. Daarom trekt ik mijn stelling dat omzetbelasting moet worden teruggegeven in deze procedure in.
De noodreparatie aan de auto betrof de dynamo. Het was een eenvoudige reparatie. De kosten bedroegen ongeveer ƒ 15, maar omdat ik geen lid ben van de ANWB of de Belgische Touring Club, moest ik ƒ 400 betalen. Die ƒ 400 zijn een soort voorrijkosten. Ik werd door deze betaling geen lid of iets dergelijks. Als ik nog eens van de diensten van de Touring Club gebruik zou moeten maken zou ik dit bedrag opnieuw moeten betalen.
Ter zake van de aanschaf van de vaatwasser betwist ik dat er geen sprake zou zijn van een boekingsstuk. Er is wel degelijk een bon van de aankoop in de administratie bewaard.
3.2.2. De Inspecteur:
Met betrekking tot de noodreparatie aan de auto wil ik opmerken dat er wisselende jurisprudentie bestaat met betrekking tot de kosten die voortvloeien uit ongelukken aan auto's tijdens privéritten. Ik handhaaf mijn stelling dat deze kosten samenhangen met het privégebruik en daarom niet ten laste van de winst kunnen komen. Het zijn geen zakelijke kosten.
Ter zake van de aanschaf van de vaatwasser handhaaf ik mijn primaire stelling dat er geen boekingsstuk in de administratie is aangetroffen. Op die grond betwist ik dat er überhaupt door belanghebbende een uitgaaf is gedaan ter zake van de aanschaf van een vaatwasser. De vraag of sprake is van een privé-uitgaaf of een zakelijke uitgaaf, komt pas aan de orde als belanghebbende aannemelijk maakt dat de uitgaaf is gedaan.
Ter zake van de boete wil ik nog opmerken dat het belanghebbende vrijstaat om ter zake van de door hem gestelde fraude aangifte te doen bij het openbaar ministerie. Verder is van belang dat een boete van 25 percent is opgelegd omdat belanghebbende grove schuld wordt verweten. Hij had als houder van een administratiekantoor beter moeten weten. Er is niet wegens recidive een hoger percentage toegepast.
3.3. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vermindering van de navorderingsaanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 44.151,44 en vernietiging van de boete.
4. Beoordeling van het geschil
de noodreparatie aan de auto
4.1.1 Belanghebbende maakt aanspraak op aftrek van de kosten van een noodreparatie die is uitgevoerd door de Belgische wegenwacht - de Koninklijke Belgische Touring Club - tijdens een privérit op tweede kerstdag van het jaar 2000. De Inspecteur bestrijdt deze aanspraak, stellende dat de auto weliswaar tot het ondernemingsvermogen behoort, maar dat de kosten samenhangen met een privérit en daarom niet ten laste van het ondernemingsresultaat kunnen worden gebracht.
4.1.2 Schade veroorzaakt tijdens privégebruik van een tot het ondernemingsvermogen behorend bedrijfsmiddel, kan in beginsel niet ten laste van het resultaat van die onderneming worden gebracht. Indien echter tijdens dit privégebruik slijtage aan het licht komt die onmiddellijk moet worden verholpen, kan in het algemeen niet worden gezegd dat de daaraan verbonden kosten zodanig samenhangen met het privégebruik dat aftrek van deze kosten in de ondernemingssfeer is uitgesloten. Deze kosten behoren immers tot de onderhoudslasten van het bedrijfsmiddel. Voor zover deze onderhoudslasten worden opgeroepen door het privégebruik wordt daarmee in dit geval al rekening gehouden door middel van het autokostenforfait.
4.1.3 In het onderhavige geval is gesteld noch gebleken dat de noodreparatie is veroorzaakt door een schadegebeurtenis tijdens de privérit. Het moet er daarom voor gehouden worden dat de reparatie het gevolg was van slijtage. Dit brengt mee dat de kosten van de noodreparatie voor aftrek van de winst in aanmerking komen. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan hiervan afgeweken zou moeten worden zijn gesteld noch gebleken.
4.1.4 Met betrekking tot dit geschilpunt is het gelijk daarom aan de zijde van belanghebbende.
de vaatwasser
4.2.1 De Inspecteur betoogt dat de als zakelijke uitgaaf geboekte aanschaf van een vaatwasser primair is gecorrigeerd omdat in de administratie van belanghebbende geen onderliggend boekingsstuk is aangetroffen. Hierin ligt besloten een weerspreking van de stelling van belanghebbende dat in het onderhavige jaar een uitgaaf is gedaan ter zake van de aanschaf van een vaatwasser.
4.2.2 Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende zijn stelling aannemelijk maakt. Hij heeft echter geen enkel bewijs aangedragen voor die stelling. Ook overigens is omtrent de gestelde uitgaaf niets gebleken. Dit brengt mee dat ter zake van dit geschilpunt het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is.
slotsom ten aanzien van de hoogte van de navorderingsaanslag
4.3. Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de slotsom dat de winstcorrectie moet worden verminderd met ƒ 410,06. Deze vermindering leidt tot een verlaging van de toevoeging aan de fiscale oudedagsreserve van 12 percent van ƒ 410,06 of afgerond ƒ 49 en tot een verlaging van de drempel voor de giftenaftrek met 1 percent van ƒ 410,06 of afgerond ƒ 4. Het belastbaar inkomen uit werk en woning moet derhalve worden gesteld op ƒ 44.845 - ƒ 411 + ƒ 49 - ƒ 4 is ƒ 44.479.
de vergrijpboete
4.4.1 Ter onderbouwing van zijn stelling dat de boete moet worden vernietigd, voert belanghebbende aan dat de Belastingdienst in het kader van een controle betreffende de jaren 1995 tot 1998 heeft gefraudeerd en hem heeft gechanteerd.
4.4.2 Zelfs al zou hetgeen belanghebbende aanvoert waar zijn
-hetgeen de Inspecteur betwist en het Hof in het midden laat- dan ontslaat dat belanghebbende niet van zijn verplichting om met de benodigde zorgvuldigheid een administratie te voeren en naar waarheid aangifte te doen. De Rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat belanghebbende daarin in dit geval tekort is geschoten en dat het aan de grove schuld van belanghebbende is te wijten dat er aanvankelijk te weinig belasting is geheven.
4.4.3 Een boete van 25 percent van de correctie ter zake van de zakelijke kosten is naar het oordeel van het Hof in dit geval passend en geboden. Een boete van 25 percent is in dit geval zeker niet te laag nu belanghebbende een administratiekantoor drijft en van hem uit dien hoofde een meer dan normale zorgvuldigheid bij het naleven van administratieve verplichtingen mag worden verlangd.
Nu uit de correctie waarover de boete is berekend, de uitgave ter zake van de noodreparatie van de auto moet worden geëlimineerd, moet ook de boete in zoverre worden verminderd. In overeenstemming met de berekeningswijze die de Rechtbank heeft gehanteerd, moet deze vermindering worden gesteld op 25 percent van 37,6 percent van ƒ 366 of afgerond op hele guldens ƒ 35. De boete wordt daardoor ƒ 1.552.
5. Proceskosten
Nu het hoger beroep gegrond moet worden verklaard acht het Hof termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming in de kosten van de procedure in hoger beroep. Het Hof stelt deze kosten op de reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van de mondelinge behandeling van de zaak. Andere kosten zijn gesteld noch gebleken. Het Hof begroot de zojuist bedoelde reiskosten op € 25 zijnde de kosten van openbaar vervoer tweede klasse.
6. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent de proceskosten en het griffierecht,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van de Inspecteur
- vermindert de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 44.479 onder handhaving van de overige elementen van de navorderingsaanslag,
- vermindert de vergrijpboete tot een ten bedrage van
ƒ 1.552,
- gelast dat de Staat der Nederlanden aan belanghebbende vergoedt het door hem voor het hoger beroep betaalde griffierecht van € 106.
- veroordeelt de Inspecteur tot een tegemoetkoming in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 25 en
- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden
Aldus vastgesteld op 9 juli 2008 door R.J. Koopman, voorzitter, N. van Beelen en J.C.K.W. Bartel in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep
in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.