Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-08-2008, BF1763, 06/00359

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-08-2008, BF1763, 06/00359

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 augustus 2008
Datum publicatie
22 september 2008
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2008:BF1763
Zaaknummer
06/00359

Inhoudsindicatie

Niet in geschil is, dat het beroepschrift op 15 september 2006 bij de griffie van het Hof is binnengekomen en dat het 13 september 2006 is gedagtekend en het Hof leidt uit de verklaring van belanghebbende ter zake ter zitting af dat het op 13 september 2007 ter post is bezorgd. Mitsdien is het hoger beroep niet uiterlijk op de onder 4.1 bedoelde datum van 12 september 2006 ontvangen. Het beroepschrift is niet voor het einde van de termijn, 12 september 2006, ter post bezorgd. Het beroep is derhalve te laat ingediend.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Eerste meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 06/00359

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer X,

wonende te Y, hierna: belanghebbende,

tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 21 juli 2006, nummer 05/4146 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen (navorderings)aanslagen.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende zijn, met dagtekening 25 november 2003 onder aanslagnummer 000.00.000.H.87 over het jaar 1998 en met dagtekening 28 januari 2004, over de jaren 1999 en 2000 met de aanslagnummers 000.00.000.H.97 en 000.00.000.H.07 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen van respectievelijk fl. 35.121, fl. 37.611 en fl. 49.701. Tevens heeft de Inspecteur bij een drietal beschikkingen, vergrijpboetes van respectievelijk fl. 2.116, fl. 2.139 en fl. 2.282 opgelegd. De navorderingsaanslagen hebben betrekking op correcties bijtelling voor privé-gebruik van een door de werkgever ter beschikking gestelde personenauto.

1.2. Voorts heeft de Inspecteur, met dagtekening 31 maart 2004 onder aanslagnummer 000.00.000.H.16 over het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van fl. 66.918, alsmede, bij beschikking een vergrijpboete van fl. 3.167. In deze aanslag is ook een correctie bijtelling voor privé-gebruik van een door de werkgever ter beschikking gestelde personenauto verwerkt.

1.3. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur gelijktijdig bij telkens in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar met dagtekening 1 november 2005 de bovengenoemde navorderingsaanslagen en de aanslag alsmede de daarbij opgelegde boetes gehandhaafd.

1.4. Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 37. Bij schriftelijke uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar, voor zover deze betrekking hebben op de boetes, vernietigd en de boetes verminderd tot nihil, alsmede de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten en gelast dat het griffierecht aan belanghebbende wordt vergoed.

1.5. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 105. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6. Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft schriftelijk gedupliceerd.

1.7. Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.8. De zitting heeft plaatsgehad op 19 juni 2008 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.9. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Het Hof verwijst voor de feiten welke bij de Rechtbank zijn komen vast te staan - welke in hoger beroep niet zijn betwist - naar de onderdelen 2.1 tot en met 2.8 van de uitspraak van de Rechtbank. Voorts zijn in deze zaak op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1. Blijkens een door de griffier van de Rechtbank op de uitspraak van de Rechtbank gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 1 augustus 2006.

2.2. Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is op 15 september 2006 bij de griffie van het Hof binnengekomen. Het beroepschrift is gedagtekend 13 september 2006.

2.3. Belanghebbende heeft gelijktijdig met het instellen van het hoger beroep bij het Hof tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld. In zijn arrest van 5 oktober 2007, nr. 43.559 heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie van belanghebbende op grond van een niet verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. is het hoger beroep tijdig ingediend en mitsdien ontvankelijk?; en zo ja,

2. zijn de bestreden navorderingsaanslagen respectievelijk de bestreden aanslag terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?

Belanghebbende is, naar het Hof verstaat, van mening dat hij ontvankelijk is in het hoger beroep en dat de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

Ik wist na de uitspraak van de Rechtbank niet precies hoe te handelen en heb daarom ook cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft mijn verzoek pas na anderhalf jaar afgewezen. Ik weet inmiddels dat mijn beroep te laat is. Ik neem aan dat ik mijn beroepschrift op 13 september 2006 heb gepost.

Met het onderzoek van de Inspecteur ben ik het niet eens. De kilometeradministratie is niet te matchen aan de tankbeurten daar de brandstof naar verschillende verbruikers ging.

De Inspecteur

Ik heb geen verdere opmerkingen.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de bestreden uitspraken op bezwaar voor zover deze betreffen de hiervoor en hierna genoemde (navorderings)aanslagen, vernietiging van de bestreden navorderingsaanslagen en vermindering van de bestreden aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 met de daarin begrepen bijtelling wegens privégebruik auto. De Inspecteur concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep en subsidiair, bij ontvankelijkheid van het hoger beroep, tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

4.1. Blijkens de artikelen 6:7, 6:8 en 6:9 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van het (hoger) beroep zes weken, aanvangende de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt. Uitgaande van de in 2.1 genoemde datum van 1 augustus 2006, eindigt de bedoelde termijn dan op 12 september 2006. Ingevolge artikel 6:9 Awb is een uiterlijk op 19 september 2006 ontvangen hoger beroepschrift nog tijdig, mits het beroepschrift uiterlijk op 12 september 2006 ter post zou zijn bezorgd.

4.2. Niet in geschil is, dat het beroepschrift op 15 september 2006 bij de griffie van het Hof is binnengekomen en dat het 13 september 2006 is gedagtekend en het Hof leidt uit de verklaring van belanghebbende ter zake ter zitting af dat het op 13 september 2007 ter post is bezorgd. Mitsdien is het hoger beroep niet uiterlijk op de onder 4.1 bedoelde datum van 12 september 2006 ontvangen. Het beroepschrift is niet voor het einde van de termijn, 12 september 2006, ter post bezorgd. Het beroep is derhalve te laat ingediend.

4.3. Op grond van artikel 6:11 Awb blijft niet-ontvankelijkverlaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4.4. Door belanghebbende worden in zijn conclusie van repliek de ziekte van zijn echtgenote en problemen met zijn advocaat aangevoerd als redenen voor het niet tijdig indienen van het beroepschrift. Hetgeen belanghebbend aanvoert is, naar het oordeel van het Hof, onvoldoende voor de conclusie dat hier sprake zou zijn van verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 Awb. Het Hof is dan ook van oordeel dat belanghebbende niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

Ten aanzien van het griffierecht

4.5. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Staat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

Ten aanzien van de proceskosten

4.6. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Beslissing

Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan op: 22 augustus 2008 door J.W.J. Huige, voorzitter, P. Fortuin en J.W. Verstraate, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier.

De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.