Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-08-2008, BF1770, 07/00312
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-08-2008, BF1770, 07/00312
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 7 augustus 2008
- Datum publicatie
- 22 september 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2008:BF1770
- Zaaknummer
- 07/00312
Inhoudsindicatie
De heffingsambtenaar heeft betoogd dat de legesverhoging als genoemd in onderdeel 3.2.7 van bij de onder 2.7. genoemde verordening behorende tarieventabel, ziet op werkzaamheden waarbij de gemeente toetst of het zinvol is om een vergunning aan te vragen of niet. Deze toetsing bestaat onder andere uit het beoordelen of een illegaal bouwwerk gelegaliseerd kan worden. Voor deze beoordeling wordt de situatie ter plaatse opgenomen en wordt gekeken naar bestemmingsplantechnische- en welstandtechnische legalisatiemogelijkheden van het illegale bouwwerk. Het Hof is van oordeel dat, gelet op het betoog van de heffingsambtenaar, de hiervoor genoemde werkzaamheden moeten worden aangemerkt als werkzaamheden ter voorbereiding van een handhavingsbesluit en daarmee vallen binnen de op de gemeente rustende handhavingstaak en niet zijn terug te voeren op aan belanghebbende terug te voeren individueel verleende diensten.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector belastingrecht
Kenmerk: 07/00312
Uitspraak van de derde meervoudige Belastingkamer
op het hoger beroep van
de heer X, wonende te Y,
hierna: belanghebbende,
tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 29 mei 2007, nummer AWB 06/3581 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Z,
hierna: de heffingsambtenaar,
met betrekking tot de hierna te melden aan belanghebbende opgelegde aanslag leges bouwvergunningen.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 30 maart 2006 een aanslag leges bouwvergunningen opgelegd met aanslagnummer 000000 ten bedrage van € 406,75, met betrekking tot de verleende bouwvergunning met kenmerk XX 0000000 voor het plaatsen van een berging met afdak op het perceel A-straat 29a te Y, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, is gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 38. Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 106.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij en behoren tot de stukken van het geding.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 24 april 2008 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de heffingsambtenaar, de heren B en C.
1.6. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De heffingsambtenaar heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de twee bij deze pleitnota behorende bijlagen. Het Hof rekent deze pleitnota met bijlagen tot de stukken van het geding.
1.7. De heffingsambtenaar heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van het aanwijzingsbesluit van de heffingsambtenaar van 13 november 2007, de machtiging van de heren B en C van 14 april 2008, het vooroverlegformulier aanvraag bouwvergunning ingediend door belanghebbende en een viertal foto's.
Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van de pleitnota van de heffingsambtenaar ingezonden aan en voorgedragen bij de Rechtbank en een verzoek tot vergoeding van kosten.
1.8. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
2.1. Op 23 november 2005 is door toezichthoudende ambtenaren van de heffingsambtenaar een controle uitgevoerd bij belanghebbende op het adres A-straat 29a te Y. Dit controlebezoek heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een melding van een derde van bouwwerkzaamheden. De toezichthoudende ambtenaren hebben van hun bevindingen een rapport opgesteld, waarin is vermeld dat geconstateerd is dat op het perceel A-straat 29a te Y een berging wordt gebouwd zonder de daarvoor benodigde vergunning.
2.2. Met dagtekening 24 november 2005 heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een brief gezonden met als onderwerp 'stillegging van de bouwwerkzaamheden'. In de brief is verder vermeld: ' (...) Omdat er voor de bouw hiervan een bouwvergunning noodzakelijk is maar deze niet door ons is verleend, heeft de toezichthoudend ambtenaar de bouwwerkzaamheden op het moment van constatering mondeling stilgelegd, welke stillegging wij door middel van deze brief bekrachtigen. Wij maken u er hierbij nog op attent dat indien u de werkzaamheden niet staakt, wij zullen overwegen de ons ter beschikking staande rechtsmiddelen toe te passen. (...)'
(...)
'De stillegging is van kracht totdat voor de bouw van de desbetreffende berging de benodigde bouwvergunning is verleend. Om te kunnen beoordelen of voor het gebouwde/de bouwactiviteiten alsnog bouwvergunning kan worden verleend, verzoek wij u binnen twee weken na verzending van deze brief bijgevoegde formulieren voor een aanvraag om bouwvergunning, inclusief de vereiste tekeningen (in drievoud) bij ons in te dienen.'
2.3. Op 14 februari 2006 heeft belanghebbende een "vooroverlegformulier aanvraag bouwvergunning" bij de heffingsambtenaar ingediend.
2.4. Op 6 maart 2006 heeft belanghebbende een aanvraag bouwvergunning bij de heffingsambtenaar ingediend.
2.5. Bij besluit van 28 maart 2006 is aan belanghebbende de gevraagde bouwvergunning verleend.
2.6. Met dagtekening 30 maart 2006 is aan belanghebbende onder aanslagnummer 000000 een aanslag leges bouwvergunning opgelegd naar een bedrag van € 406,75. Bij brief van 28 maart 2006 heeft de heffingsambtenaar de leges als volgt gespecificeerd:
welstandsadvies 1 (lager dan 20.000,00) (vastgestelde bouwkosten incl. BTW € 5.712,00)€ 12,50Lichte-bouwaanvraag (legalisatie)€ 394,25Totaal€ 406,75
2.7. Bij besluit van 15 december 2005 heeft de Raad van de gemeente Z de verordening op de heffing en invordering van leges 2006 vastgesteld. Voor zover te dezen van belang luidt de verordening als volgt:
'
Artikel 2. Belastbaar feit.
Onder de naam "leges" worden rechten gedreven terzake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3. Belastingplicht.
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
Artikel 5. Tarieven.
1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de
bij deze verordening behorende tarieventabel.'
2.8. De bij de onder 2.7. genoemde verordening behorende tarieventabel luidt voor zover te dezen van belang als volgt:
'3.2.1. Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een lichte bouwvergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid onderdeel q, van de Woningwet, niet zijnde een lichte bouwvergunning om te bouwen in afwijking van een verleende lichte bouwvergunning, bedraagt:
1,65% van de bouwkosten met een minimum van: € 50,00
(...)
3.2.7. Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning betrekking heeft op een bouwwerk, waarvan de bouw gestart is, dan wel heeft plaatsgevonden, zonder dat een bouwvergunning is verleend, wordt het overeenkomstig 3.2.1, 3.2.2, 3.2.3 of 3.2.4 berekende bedrag verhoogd met
€ 300,00.'
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de leges bouwvergunning voor belanghebbende terecht met € 300 is verhoogd.
Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de gedingstukken in hoger beroep, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:
Belanghebbende
- het is onjuist dat door mijn echtgenote tijdens het bezoek van toezichthouders een mondeling verzoek tot legalisatie is gedaan;
- de handhavingsbrief van de heffingsambtenaar kan niet zien op legalisatie;
- mijn zoon wilde een beeld krijgen van hoe groot een aanbouw zou worden. Deze constructie was niet bedoeld voor de aanbouw;
- de palen stonden los op de tegels en niet in de grond en de palen zijn later verwijderd;
- de welstandscommissie bekijkt uitsluitend de voorkant van het huis;
- de door de heffingsambtenaar overgelegde foto is dezelfde als die in november 2005 is gemaakt;
- de machtiging van de ambtenaar is niet juist. Dit moet de heffingsambtenaar zijn;
- er is geen stuk waarbij D is aangewezen als heffingsambtenaar;
- mijn grief met betrekking tot de bevoegdheid van de ambtenaar laat ik verder rusten;
- de constructie is nooit bedoeld als bouwwerk en daarom is ook nooit een vergunning aangevraagd.
De heffingsambtenaar
- voor wat betreft punt F van de pleitnota van belanghebbende merk ik op dat het legalisatietarief van
€ 300 is bestemd voor 4 tot 5 arbeidsuren, het maken van foto's en het gebruik van een auto;
- voor wat betreft punt G van de pleitnota van belanghebbende bestrijd ik dat onze ambtenaren niet integer zijn;
- voor wat betreft punt H van de pleitnota van belanghebbende merk ik op dat de belastingverordening duidelijk is en wordt gepubliceerd;
- de foto's zijn op de zitting bij de Rechtbank met toestemming van belanghebbende getoond;
- een controle-actie met huisbezoek is niet abnormaal;
- het verzoek tot legalisatie blijkt uit het controlerapport, waar staat vermeld 'Zij bevestigde dat zij op korte termijn een aanvraag zal laten indienen';
- het gaat om een constructie wat dient om ter plaatse te functioneren;
- bij het begrip "bouwwerk", genoemd in de bouwverordening en de Woningwet, staat niet het begrip "duurzaam";
- het maakt het niet uit of het wél of niet is afgebroken, omdat het in dezelfde hoedanigheid is teruggekomen;
- met belanghebbende vond het vooroverleg op 14 februari 2006 plaats. Ik verwijs naar het "vooroverlegformulier aanvraag bouwvergunning" dat door belanghebbende is ingediend;
- lichte bouwaanvragen zijn ook welstandsplichtig;
- in het vooroverleg vindt een toetsing aan de welstandsnota plaats;
- ik ben van mening dat het Besluit proceskosten bestuursrecht van toepassing is en de kosten via dit besluit te vergoeden zijn als belanghebbende in het gelijk wordt gesteld.
De heffingsambtenaar (desgevraagd):
- het werkproces bij legalisering is als volgt. Eerst wordt nagegaan of de mensen wel of niet willen legaliseren. Als men wel wil legaliseren vindt opmeting plaats en wordt een controlerapport opgesteld. De ambtenaren toetsen of het kan en toetsen aan de welstandsnormen. Daarna wordt een brief gezonden aan de aanvrager met het verzoek een bouwvergunning aan te vragen, zoals in casu de brief van 25 november 2005. Aan de verzending van een dergelijke brief gaat een toetsing vooraf; anders vragen wij niet om een bouwvergunning in te dienen, maar gaat er een handhavingsbrief uit. Dit doen we om te voorkomen dat er weigering van de bouwvergunning volgt, waarvoor betaald moet worden;
- bij vooroverleg worden ook leges geheven, maar deze leges worden conform de heffingsverordening verrekend met de naderhand in rekening te brengen leges voor de bouwvergunning;
- de gemeente hanteert een overheadtarief van € 67,50 per uur. Er gaan twee personen naar de bouwplaats, hetgeen per persoon 1,5 uur in beslag neemt. Vervolgens wordt 0,5 uur gerekend voor het schrijven van het controlerapport en 0,5 uur voor het beoordelen van de vergunning. De teller begint pas te lopen als de klant in het gesprek met de toezichthouders heeft aangegeven over te willen gaan tot legalisatie;
- het formele vergunningentraject is het verzoek tot legalisatie. Op het moment van de vergunningaanvraag begint de legalisatie. Als een belanghebbende niet vraagt om een bouwvergunning dan kunnen de kosten van handhaving niet in de leges betrokken worden.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de heffingsambtenaar en tot vermindering van de aanslag leges bouwvergunning tot een bedrag van € 106,75. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Doel en strekking van leges betreffen het verhalen van de op een gemeente drukkende kosten verband houdende met aan de burger individueel verleende diensten buiten het kader van de op een gemeente rustende handhavingstaak.
4.2. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State moet bij de voorbereiding van handhavingsbesluiten een evenredigheidstoets worden uitgevoerd (RvS 14 maart 2007, nr. 200609277/1, onder andere gepubliceerd in AB 2007/107, RvS 25 januari 2006, nr. 200506560/1, onder andere gepubliceerd in AB 2006/229, RvS 11 januari 2006, nr. 200410050/1, onder andere gepubliceerd in AB 2006/128 en RvS 27 juli 2005, nr. 200410602/1, onder andere gepubliceerd in AB 2005/430). In het kader van deze evenredigheidstoets moet worden beoordeeld of een concreet uitzicht op legalisatie bestaat.
4.3. De heffingsambtenaar heeft betoogd dat de legesverhoging als genoemd in onderdeel 3.2.7 van bij de onder 2.7. genoemde verordening behorende tarieventabel, ziet op werkzaamheden waarbij de gemeente toetst of het zinvol is om een vergunning aan te vragen of niet. Deze toetsing bestaat onder andere uit het beoordelen of een illegaal bouwwerk gelegaliseerd kan worden. Voor deze beoordeling wordt de situatie ter plaatse opgenomen en wordt gekeken naar bestemmingsplantechnische- en welstandtechnische legalisatiemogelijkheden van het illegale bouwwerk. Het Hof is van oordeel dat, gelet op het betoog van de heffingsambtenaar, de hiervoor genoemde werkzaamheden moeten worden aangemerkt als werkzaamheden ter voorbereiding van een handhavingsbesluit en daarmee vallen binnen de op de gemeente rustende handhavingstaak en niet zijn terug te voeren op aan belanghebbende terug te voeren individueel verleende diensten.
4.4. Op grond van het vorenstaande concludeert het Hof dat de in geding zijnde verhoging ten bedrage van € 300 ten onrechte aan belanghebbende in de bestreden aanslag in rekening is gebracht.
4.5. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vraag aan de zijde van belanghebbende, dient het hoger beroep van belanghebbende gegrond te worden verklaard, dient de uitspraak van de Rechtbank te worden vernietigd, dient de uitspraak van de heffingsambtenaar te worden vernietigd en dient de aanslag leges bouwvergunning te worden verminderd tot een bedrag van
€ 106,75.
5. Griffierecht
De gemeente Z dient aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 38 respectievelijk € 106 te vergoeden.
6. Proceskosten
6.1. Nu het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
6.2. Belanghebbende heeft bij brief van 24 april 2008, naast vergoeding van de door hem betaalde griffierechten, verzocht om vergoeding van de onderstaande kosten:
Procedure bij de Rechtbank:
Telefoonkosten en portokosten€ 28Verletkosten, bestaande uit:- Verletkosten inzake de zitting 8 uur à € 30€ 240- In eigen beheer gemaakte uren voor het inwinnen van
adviezen en opstellen beroepschrift ca. 24 uur à
€ 30
€ 720Reiskosten inzake de zitting€ 15
Procedure bij het Hof:
Portokosten hoger beroep€ 6,45Portokosten aanvullende stukken€ 6,85Verletkosten inzake de zitting 4 uur à € 30€ 120Reiskosten inzake de zitting€ 20
6.3. Ingevolge artikel 1, aanhef en onderdeel e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kunnen kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen, internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken, worden vergoed. Overige kantoorkosten, zoals kopiëren, porti en binnenlandse telefoongesprekken vallen niet onder deze vergoedingsregeling. De door belanghebbende geclaimde telefoon- en portokosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
6.4. Verletkosten in de zin van artikel 1, aanhef en onderdeel d, van het Besluit, zijn kosten van tijdverzuim veroorzaakt door bijvoorbeeld vrijaf te moeten nemen voor het bijwonen van een zitting en de heen- en de terugreis. Het gaat, aldus de nota van toelichting bij het Besluit (Stb. 1993, 763), niet om tijdverzuim voor voorbereidende handelingen, zoals het lezen of het opstellen van stukken. Op grond hiervan is het Hof van oordeel dat de door belanghebbende geclaimde kosten van in eigen beheer gemaakte uren voor het beroep bij de Rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking komen.
6.5. Voor de hoogte van zijn verletkosten heeft belanghebbende een tarief van € 30 per uur gesteld. De heffingsambtenaar heeft dit tarief niet weersproken. Het door belanghebbende gehanteerde tarief komt het Hof redelijk voor en valt binnen de in artikel 2, lid 1, letter d, van het Besluit gestelde grenzen, zodat het Hof zal uitgaan van het door belanghebbende gestelde tarief.
De verletkosten voor het bijwonen van de zitting bij de Rechtbank en het Hof stelt het Hof in goede justitie op telkens 4 uur à € 30, in totaal € 240.
6.6. Voor de berekening van de reiskosten geldt ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Besluit, artikel 11, eerste lid, onderdeel c van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Volgens dat laatste besluit gelden, voor zover te dezen van belang, de reiskosten van het openbaar vervoer, laagste klasse. Het Hof stelt de reiskosten voor het bijwonen van de zitting bij de Rechtbank om deze reden vast op € 8,90 en voor het bijwonen van de zitting bij het Hof op € 5,55, derhalve in totaal op € 14,45.
6.7. Op grond van het vorenstaande bedraagt de aan belanghebbende toe te kennen vergoeding van proceskosten € 240 (6.5) plus € 14,45 (6.6), is in totaal € 254,45.
7. Beslissing
Het Hof:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart het tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar;
- vermindert de aanslag leges bouwvergunning tot een bedrag van € 106,75;
- gelast dat de gemeente Z aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 144 vergoedt;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op, in totaal, € 254,45, en
- wijst de gemeente Z aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op: 7 augustus 2008 door R.J. Koopman, voorzitter, N. van Beelen en S. Bosma, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.