Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-09-2008, BG5718, 02/03291
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-09-2008, BG5718, 02/03291
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 19 september 2008
- Datum publicatie
- 1 december 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2008:BG5718
- Zaaknummer
- 02/03291
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van kosten van deskundige rechtsbijstand, van de kosten van een tweetal taxatierapporten en van de kosten van een rapport gebruiksmogelijkheden. De verweerder stelt dat ten aanzien van één van de rapporten niet blijkt dat het Hof zijn oordeel (mede) op dat rapport heeft gebaseerd en bestrijdt aldus de stelling van belanghebbende dat de daaraan verbonden kosten vergoed dienen te worden. Het Hof oordeelt dat belanghebbende het rapport heeft laten opstellen in het kader van zijn beroepsprocedure en dat daarom reeds de kosten van taxatie voor vergoeding in aanmerking komen; niet van belang is of het Hof zijn beslissing op dat rapport heeft gebaseerd. Eenzelfde redenering houdt het Hof ten aanzien van het rapport gebruiksmogelijkheden en verklaart ook van die kosten dat zij voor vergoeding in aanmerking komen. Beroep gegrond.
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 02/03291
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het verzoek van de heer X, te Y tot veroordeling van de gemeente Z (hierna: de verweerder) in de kosten die belanghebbende bij het gerechtshof heeft moeten maken in verband met de behandeling van zijn beroepschrift tegen de uitspraken van de verweerder op de bezwaarschriften betreffende de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken aan belanghebbende gezonden beschikkingen waarbij de waarden van de onroerende zaken A-straat 26, B-straat 55 en B-straat 57 te Z per de peildatum 1 januari 1999 zijn vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij mondelinge uitspraak van 7 februari 2008 heeft het Hof het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en bepaald dat het onderzoek wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak op het verzoek van belanghebbende tot vergoeding van proceskosten en dat het onderzoek zal worden voortgezet doordat belanghebbende bij de uitspraak in de gelegenheid wordt gesteld binnen vier weken na het onherroepelijk worden van de mondelinge uitspraak zijn verzoek nader te motiveren en specificeren.
1.2. Bij brieven van 25 maart 2008 en 29 maart 2008 heeft belanghebbende zijn verzoek om een vergoeding van proceskosten nader gemotiveerd en gespecificeerd. Afschriften van deze brieven zijn door tussenkomst van de griffier aan de verweerder gezonden.
1.3. Bij brieven van 8 mei 2008 en 19 mei 2008 heeft de verweerder inhoudelijk op de onder 1.2 genoemde brieven gereageerd en daarbij aangegeven een nadere zitting niet noodzakelijk te vinden. Afschriften van deze brieven zijn door tussenkomst van de griffier aan belanghebbende gezonden.
1.4. Bij brief van 2 juni 2008 heeft belanghebbende inhoudelijk op de onder 1.3 genoemde brieven van de verweerder gereageerd en daarbij aangegeven een nadere zitting niet noodzakelijk te achten. Een afschrift van deze brief is door tussenkomst van de griffier aan de verweerder gezonden.
1.5. Bij brief van 26 juni 2008 heeft de verweerder gereageerd op de onder 1.4 genoemde brief van belanghebbende en daarbij aangegeven een nadere zitting niet noodzakelijk te achten.
1.6. Bij brief van 30 juni 2008 heeft de griffier een afschrift van de brief van 26 juni 2008 van de verweerder aan belanghebbende gezonden en daarbij belanghebbende medegedeeld dat bij het uitblijven van een reactie van belanghebbende binnen veertien dagen na dagtekening van de brief aangenomen zal worden dat belanghebbende geen nadere zitting noodzakelijk acht. Belanghebbende heeft niet op de brief van 30 juni 2008 gereageerd.
1.7. Het Hof heeft vervolgens bij brief van 24 juli 2008 partijen medegedeeld dat een nadere zitting achterwege zal blijven, dat het onderzoek wordt gesloten en dat het Hof schriftelijk uitspraak zal doen.
2. Het verzoek
Belanghebbende heeft bij brieven van 25 maart 2008 en 29 maart 2008 verzocht om vergoeding van de volgende kosten:
a. het griffierecht ten bedrage van € 29;
b. de kosten van rechtsbijstand door deskundigen, vast te stellen op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het besluit);
c. de kosten van de taxatierapporten B-straat 55 en B-straat 57, door belanghebbende becijferd op € 1.524,62;
d. de kosten van het rapport gebruiksmogelijkheden B-straat 55 in relatie tot de milieuhygiënische situatie, door belanghebbende becijferd op € 1.488,31.
3. Standpunt van partijen
Belanghebbende is van mening dat hij in aanmerking komt voor vergoeding van de onder 2 vermelde kosten. Ten aanzien van de onder 2 letters c en d genoemde kosten is belanghebbende van mening dat hij recht heeft op vergoeding van een bedrag van in totaal € 3.012,93.
Ten aanzien van de onder 2 letters a en b genoemde kosten is de verweerder van mening dat deze kosten duidelijk zijn en geen verdere toelichting behoeven. Ten aanzien van de onder 2 letters c en d genoemde kosten is de verweerder van mening dat de kosten, voor zover zij zien op het pand B-straat 55, niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de onder 2 letters c en d genoemde kosten, voor zover zij zien op het pand B-straat 57, dat deze voor vergoeding in aanmerking komen, met uitzondering van de door de deskundigen aan belanghebbende in rekening gebrachte reiskosten. De verweerder becijfert de voor vergoeding in aanmerking komende kosten, betrekking hebbende op de onder 2 letters c en d genoemde kosten, op een bedrag van € 1.323,40.
4. Gronden voor de beslissing
Ten aanzien van het griffierecht
4.1. Reeds in zijn uitspraak van 7 februari 2008 heeft het Hof gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 29.
Ten aanzien van de kosten van rechtskundige bijstand
4.2. Gelet op het feit dat belanghebbende gebruik heeft gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zoals genoemd in artikel 1, aanhef, onderdeel a van het Besluit proceskosten bestuursrecht, acht het Hof termen aanwezig om de verweerder te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van haar beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.3. Het Hof stelt vast dat eerst vanaf de eerste mondelinge behandeling op 1 februari 2006 belanghebbende zich door een derde rechtskundig heeft laten bijstaan. Het Hof is niet gebleken dat voor dat moment aan belanghebbende door een derde beroepsmatig rechtsbijstand is verleend. Om deze reden stelt het Hof de kosten van rechtskundige bijstand vast op 1,5 (procespunten, bestaande uit het bijwonen van de zitting op 1 februari 2006 en de nadere zitting op 24 januari 2008) x € 322 x 1,5 (wegingsfactor) is totaal € 724,50.
Ten aanzien van de kosten van de taxatierapporten
4.4. Belanghebbende heeft gespecificeerd de omvang van deze kosten aangegeven. Deze kosten bestaan volgens belanghebbende uit:
Reiskosten€ 32,38Verrichte werkzaamheden tegen een uurtarief van
€ 81,23€ 1.232,32Kadasterkosten€ 11,99Diverse kosten zonder BTW€ 4,50BTW over € 1.281,19€ 243,43Totaal€ 1.524,62
Ten aanzien van de hiervoor genoemde reiskosten stelt de verweerder zich op het standpunt dat het geen reiskosten betreft voor het bijwonen van de zittingen, zodat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking zouden moeten komen.
De verweerder heeft verder gesteld dat uit de uitspraak van het Hof van 7 februari 2008 niet blijkt dat het namens belanghebbende opgemaakte taxatierapport betreffende het pand B-straat 55 heeft bijgedragen aan de door het Hof bij zijn uitspraak vastgestelde waarde en dat de met dat taxatierapport gemoeide kosten om die reden niet voor vergoeding in aanmerking zouden moeten komen.
De met het uitbrengen van het taxatierapport betreffende het pand B-straat 57 gemoeide kosten zijn naar de mening van de verweerder in redelijkheid gemaakt. De verweerder stelt dat de door belanghebbende genoemde kosten niet zijn uitgesplitst over de panden B-straat 55 en B-straat 57, zodat de verweerder van mening is dat de totale kosten naar rato van de door het Hof in zijn uitspraak van 7 februari 2008 vastgestelde waarden moeten worden toegerekend aan de onderscheidene panden. De verweerder becijfert de voor vergoeding in aanmerking komende kosten aldus op 187.000/237.000 x € 1.409,45 = € 1.112,10, verhoogd met 19% BTW (€ 211,30) is totaal € 1.323,40.
4.5. Het Hof stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de kosten voor het opstellen van taxatierapporten kosten betreffen als genoemd in artikel 1, onderdeel b van het Besluit. Hetgeen partijen verdeeld houdt, is het antwoord op de vraag wat de hoogte is van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende.
4.6. De verweerder heeft gesteld dat de kosten van het taxatierapport betreffende het pand B-straat 55 niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat uit de uitspraak van dit Hof niet zou blijken dat het Hof bij de vaststelling van de waarde van dit pand het taxatierapport heeft gebruikt. Deze stelling wordt door het Hof verworpen. Belanghebbende heeft het taxatierapport laten opstellen ter onderbouwing van zijn verweer tegen het door hem bestreden besluit van de verweerder. Om die reden komen de met dat taxatierapport gemoeide kosten voor vergoeding in aanmerking. Niet van belang is of de beslissing in de hoofdzaak al dan niet is gebaseerd op dit taxatierapport. Belanghebbende heeft de aan hem door de taxateur in rekening gebrachte uren herrekend op basis van het tarief genoemd in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Het aldus herrekende bedrag komt het Hof redelijk voor en nu niet is gesteld of gebleken dat het aantal uren onjuist of onredelijk is, volgt het Hof het door belanghebbende ter zake geclaimde bedrag.
4.7. Ter zake van de door de deskundigen aan belanghebbende in rekening gebrachte reiskosten, is het Hof van oordeel dat deze voor vergoeding in aanmerking komen. Anders dan de verweerder heeft gesteld, betreft het geen reiskosten als genoemd in artikel 1, onderdeel c van het Besluit, maar betreft het kosten die verband houden met de onder artikel 1, onderdeel b van het besluit bedoelde kosten, zodat zij als onderdeel van die kosten voor vergoeding in aanmerking komen.
4.8. Gelet op het vorenstaande behoeft de door de verweerder voorgestane pro-rata berekening geen bespreking meer.
Ten aanzien van de kosten van het rapport gebruiksmogelijkheden
4.9. De stelling van de verweerder dat de met dit rapport, waarmee, naar het hof begrijpt, bedoeld wordt de notitie van ing. C van 27 maart 2006, gemoeide kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat de kosten zien op het pand B-straat 55, wordt door het Hof verworpen. Het Hof neemt deze notitie in aanmerking als een verslag als bedoeld in artikel 1(b) van het Besluit. Belanghebbende heeft de notitie laten opstellen ter onderbouwing van zijn verweer tegen het door hem bestreden besluit van de verweerder. Om die reden komen de met die notitie gemoeide kosten voor vergoeding in aanmerking. Belanghebbende heeft de aan hem door de deskundige in rekening gebrachte uren herrekend op basis van het tarief genoemd in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Het aldus herrekende bedrag komt het Hof redelijk voor en nu niet is gesteld of gebleken dat het aantal uren onjuist of onredelijk is, volgt het Hof het door belanghebbende het ter zake geclaimde bedrag.
4.10. Gelet op het vorenstaande is het Hof van oordeel dat belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van € 724,50 wegens door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en € 3.012,93 wegens door deskundigen aan belanghebbende uitgebrachte verslagen, is totaal € 3.737,43.
5. Beslissing
Het Hof:
- gelast dat de gemeente Z aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 29 vergoedt;
- veroordeelt de verweerder in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 3.737,43, en
- wijst de gemeente Z aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op 19 september 2008 door R.J. Koopman, voorzitter, N. van Beelen en S. Bosma, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 19 september 2008
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) een dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.