Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-09-2008, BG5737, 07/00047
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-09-2008, BG5737, 07/00047
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 4 september 2008
- Datum publicatie
- 1 december 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2008:BG5737
- Zaaknummer
- 07/00047
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft van een vennootschap waarin hij (middelijk) alle aandelen houdt de economische eigendom behoudens het risico van tenietgaan van een onroerende zaak verworven. De verzekeringspremies van de opstalverzekering zijn nog gedurende een tweetal maanden ten laste van de verkoper gegekomen. De rechtbank had beslist dat er geen sprake was van een verkrijging als bedoeld in artikel 2, lid 2 Wet Belastingen Rechtsverkeer. Het Hof bevestigt die uitspraak en voegt in de overwegingen nog toe dat het betalen gedurende twee maanden van verzekeringspremie van onvoldoende gewicht is om de tekst van de overeenkomst tussen belanghebbende en "zijn" BV op zij te zetten.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector belastingrecht
Derde meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 07/00047
Uitspraak op het hoger beroep van
de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 5 december 2006, nummer 06/855 in het geding tussen
X B.V.,
gevestigd te Y,
hierna: belanghebbende
en
de Inspecteur
betreffende na te noemen naheffingsaanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is onder aanslagnummer 0000000 voor het jaar 1998 een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting opgelegd ten bedrage van € 162.000 aan belasting. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 276.
Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag vernietigd.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. De zitting heeft plaatsgehad op 5 juni 2008 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigden van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
1.5. De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
1.6. Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, kopieën overgelegd van een overeenkomst van overdracht van risico van tenietgaan van 15 mei 2007 en van een leveringsakte van 23 maart 2007.
2. Feiten
2.1. Het Hof merkt de volgende, door de Rechtbank vastgestelde en in hoger beroep niet betwiste, feiten als vaststaand aan:
2.1.1. Vaststaat dat A middels B B.V. 100% aandeelhouder is in belanghebbende. De onroerende zaak C-straat 48 te D (hierna: de onroerende zaak) is tot 9 december 1994 volledig in eigendom bij F onroerend goed B.V., thans hetende G B.V.. F onroerend goed B.V. heeft bij overeenkomst van 8 december 1994 de gehele economische eigendom van de onroerende zaak aan A overgedragen.
2.1.2. De notulen van de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van belanghebbende de dato 14 december 1998 luiden, voor zover te dezen van belang, als volgt:
"Vervolgens brengt de voorzitter het volgende voorstel in stemming:
Het pand gelegen aan de C-straat 48 te D wordt in economische eigendom
aangekocht van de heer A zulks voor rekening en risico van X B.V., met uitzondering van het risico van tenietgaan dat achterblijft bij de heer A, een en ander met ingang van 14 december 1998. De huurinkomsten over de maand december 1998 worden naar rato verrekend tussen de heer A en X B.V. Ter zake zullen partijen zonodig een optie belaste levering indienen.
De vergadering heeft het hiervoor gemelde voorstel met algemene stemmen aangenomen en machtigt de directeur der vennootschap zorg te dragen de verdere uitvoering van dit besluit en vast te leggen in een daartoe op te stellen afzonderlijke overeenkomst. Partijen beschouwen deze notulen als overeenkomst tussen X B.V. en de heer A."
2.1.3. De schriftelijke vastlegging op 21 april 1999 van de in 2.1.2 bedoelde overeenkomst luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt (waarbij voor verkoper respectievelijk koper moet worden gelezen A respectievelijk X B.V.(belanghebbende)):
" in aanmerking nemende:
- dat verkoper van de hierna te omschrijven onroerende zaak de economische eigendom heeft;
- dat op 14 december 1998 in de algemene vergadering van aandeelhouders van X B.V. is besloten dat koper het pand aan de C-straat 48 te D in economische eigendom (met uitzondering van het risico van tenietgaan) van verkoper zal kopen;
- dat verkoper de hierna te omschrijven onroerende zaak thans wenst te verkopen aan koper;
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
A. Verkoper draagt per heden, de economische eigendom behoudens het risico van tenietgaan,
met ingang van 14 december 1998, in eigendom over aan koper die van verkoper deze eigendom aanvaardt, van de hierna te vermelden onroerende zaak.
(...)
B. Voormelde overeenkomst van verkoop en koop is geschied onder de volgende bepalingen:
1. (...)
2. Verkoper staat ervoor in dat thans van overheidswege geen verbeteringen, veranderingen en/of herstellingen zijn voorgeschreven en dat ten aanzien van het gekochte geen optie- of voorkeursrecht van overheidswege of van één of meer particulieren bestaat.
3. (...)
4. Verkoper staat er voor in, dat met betrekking tot het verkochte:
a. de zakelijke lasten en belastingen over de voorgaande jaren verschuldigd, voorzover de aanslagen daarvoor reeds zijn opgelegd, zijn voldaan en voorzover de aanslagen daarvoor nog moeten worden opgelegd alsmede de in dit kalenderjaar op te leggen aanslagen, onverwijld na die oplegging door hem zullen worden voldaan;
b. door hem voorzover nodig tot heden stipt zijn nagekomen alle persoonlijke verplichtingen waartoe hij ingevolge zijn voormelde aankomsttitels ten aanzien van het verkochte gehouden mocht zijn.
5. Verkoper verleent met betrekking tot het verkochte generlei vrijwaring voor zichtbare en aan hem onbekende verborgen gebreken en voor aan hem onbekende erfdienstbaarheden en lasten. Verkoper verklaarde, dat hem met betrekking tot het verkochte evenwel geen gebreken, erfdienstbaarheden of lasten bekend zijn.
6. Verkoper staat er voor in, dat met betrekking tot het verkochte:
a. het risico van tenietgaan bij de verkoper blijft;
b. verkoper verplicht is zich te verzekeren tegen het risico van tenietgaan, waarbij hij de uitgekeerde bedragen als gevolg van het tenietgaan, dient aan te wenden voor herstel van de onroerende zaak in zijn oorspronkelijke staat;
c. verkoper verplicht is, onverminderd het bepaalde sub b, de onroerende zaak voor zijn rekening in oorspronkelijke staat te herstellen, voorzover het teniet gaan niet verzekerd is dan wel niet verzekerbaar is.
7. Alle lasten van het verkochte zijn met ingang van 14 december 1998 voor rekening van koper, behoudens de sub 6 genoemde lasten.
8. Aan koper worden bij dezen opgelegd alle eventuele verplichtingen welke krachtens vorige titels aan een opvolgend koper moeten worden opgelegd, welke verplichtingen koper bij dezen verklaart op zich te nemen en eventueel op te zullen leggen aan de sub B.1. bedoelde derde(n). Deze verplichtingen gaan in op heden voor koper.
9. Het verkochte is, behoudens het risico van tenietgaan, met ingang van 14 december 1998 voor rekening en risico van koper. De huurinkomsten over de maand december 1998 worden naar rato verrekend tussen de heer A en X B.V.
10. De kosten van deze akte komen ten laste van verkoper. Alle overige kosten op deze overeenkomst van koop en verkoop en de overgang van het risico van tenietgaan van het verkochte vallende, zijn voor rekening van koper of de door hem aan te wijzen derde(n) met dien verstande dat een en ander voor rekening van koper blijft, indien en voorzover deze derde(n) hierin nalatig blijft.
C. Met verwijzing naar en ter nadere uitwerking van het hiervoor onder B bepaalde, komen verkoper en koper voorts overeen:
1. Verkoper verbindt zich van het verkochte op eerste vordering van koper aan koper of de door koper aan te wijzen derde(n) het risico van tenietgaan over te doen gaan.
2. De overgang van het risico van tenietgaan zal geschieden rechtstreeks aan koper of aan (een) door koper aan te wijzen derde(n) al naar gelang koper wenst, met inachtneming van het bij deze akte sub B onder 4 genoemde, alsmede de (eventueel) in de aankomsttitel opgenomen erfdienstbaarheden, lasten en andere bijzondere bepalingen.
3. In de akte(n) van levering door verkoper aan koper of aan één of meer door koper aan te wijzen derde(n) zal afstand worden gedaan van elk recht om ontbinding te vorderen van de overeenkomsten op grond waarvan de levering plaatsvindt.
4. Koper neemt bij dezen voor zijn rekening en verplicht zich als zijn eigen schulden te zullen voldoen respectievelijk als zijn eigen verplichtingen te zullen nakomen:
a. alle, behoudens de sub B onder 4 genoemde, lasten en belastingen welke met betrekking tot het verkochte over de periode aangevangen op 14 december 1998 ten laste van verkoper geheven worden casu quo reeds geheven zijn;
b. alle aanspraken ten aanzien van het verkochte van derden, welke niet aan verkoper zijn toe te rekenen;
en jegens verkoper, als economisch rechthebbende op het verkochte, geldend gemaakt kunnen worden. Koper vrijwaart verkoper voor elke aanmaning te dier zake.
5. Verkoper verbindt zich jegens koper om op kopers naam onverwijld op eerste vordering van koper en op kopers kosten, mede te werken aan het verlenen als onderzetter van één of meer hypotheken op het verkochte of enig gedeelte daarvan tot meerdere zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit een door koper te zijnen name of (een) door koper aan te wijzen derde(n) te diens/hunnen name aan te gane lening(en) of te sluiten overeenkomsten van andere aard. De kosten van de vereiste hypotheekakte(n) zijn voor rekening van koper."
2.2. In aanvulling hierop stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten vast:
2.2.1. In de periode van 14 december 1998 tot 12 februari 1999 zijn de premies van een verzekering van de onroerende zaak - naar het Hof begrijpt gaat het om een opstalverzekering - ten laste van belanghebbende gebracht. Vanaf 12 februari 1999 zijn de verzekeringspremies uiteindelijk ten laste van de heer A gekomen.
2.2.2. In 2000 heeft een dakreparatie aan de onroerende zaak plaatsgevonden welke aan belanghebbende is gefactureerd. De betreffende kosten zijn door belanghebbende ten laste van de voorziening groot onderhoud geboekt.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:
Heeft belanghebbende op 14 december 1998 de economische eigendom, als bedoeld in artikel 2, lid 2, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (tekst 1998, hierna: de Wet) van de onroerende zaak verkregen?
De Inspecteur is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Belanghebbende is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de gedingstukken in hoger beroep, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:
De Inspecteur
- Risico van tenietgaan: daaronder valt naar mijn mening ook onderhoud, afgezien van normaal schoonmaakwerk.
- Het is raar dat in de notariële akte van 23 maart 2007 wordt gesproken over een onderhandse akte van dezelfde datum. Waarom wordt dan op 15 mei 2007 nog een overeenkomst gesloten?
Belanghebbende
- In 2007 is middels een overeenkomst het risico van tenietgaan overgedragen door de heer A aan een vennootschap van de koper.
- Risico van tenietgaan: daaronder vallen naar mijn mening alleen de schadegebeurtenissen door calamiteiten. Ik bekijk dat dus verzekeringstechnisch.
- Het klopt inderdaad dat de verzekeringspremie over de periode 14 december 1998 tot 12 februari 1999 nog ten laste van belanghebbende is gekomen. Uiteindelijk is het goed geboekt.
- Het risico van tenietgaan is niet apart verzekerd door de heer A. Maar of je iets wel of niet verzekerd is een risico-afweging; je bent niet verplicht om te verzekeren.
3.3. De Inspecteur concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep van belanghebbende. Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep van de Inspecteur.
4. Gronden
Ten aanzien van het geschil
4.1. De Rechtbank heeft geoordeeld dat bij de overeenkomst van 14 december 1998 een complex van rechten en verplichtingen ten aanzien van de onroerende zaak op belanghebbende is overgegaan, welk complex van rechten en verplichtingen niet omvat enig risico van tenietgaan zodat geen sprake is van een verkrijging als bedoeld in artikel 2, lid 2, van de Wet.
4.2. De Inspecteur herhaalt in hoger beroep zijn reeds voor de Rechtbank aangevoerde grieven.
4.3. Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank met uitzondering van het navolgende, op goede gronden een juiste beslissing genomen.
4.4. Anders dan de Rechtbank in 2.7 heeft vastgesteld is de verzekeringspremie voor de periode 14 december 1998 tot 12 februari 1999 ten laste van belanghebbende gekomen. De Inspecteur neemt op basis hiervan het standpunt in dat het risico van tenietgaan niet bij de heer A is gebleven.
Het feit echter dat belanghebbende gedurende de betrekkelijk korte periode van nog geen twee maanden, de premies voor haar rekening heeft genomen is naar het oordeel van het Hof tegenover het gestelde in de overeenkomst van 14 december 1998 van onvoldoende gewicht om te concluderen dat het risico van tenietgaan op 14 december 1998 is overgegaan op belanghebbende.
4.5. De Inspecteur heeft nog gesteld dat de omstandigheid dat de aan het onderhoud van de opstal verbonden kosten ten laste van belanghebbende zijn gekomen, betekent dat enig risico van tenietgaan op belanghebbende is overgegaan. Die stelling wordt door het Hof verworpen. Weliswaar zal een opstal waaraan geen onderhoud wordt gepleegd in de regel uiteindelijk tenietgaan, maar daar tegenover staat dat de onderhoudslasten zozeer samenhangen met het normale dagelijks gebruik van een opstal, dat niet gezegd kan worden dat zij strekken tot het afweren van enig risico van tenietgaan.
4.6. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond moet worden verklaard en dat de uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd.
Ten aanzien van het griffierecht
4.7. Nu de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd, wordt ter zake van het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep een griffierecht geheven van € 433.
Ten aanzien van de proceskosten
4.8. Nu het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep ongegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.9. Het Hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2 (punten) x € 322,- (waarde per punt) x 1,5 (factor gewicht van de zaak) x 1 (factor samenhangende zaken) is € 966.
5. Beslissing
Het Hof
- verklaart het hoger beroep ongegrond,
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,
- bepaalt dat door tussenkomst van de griffier van de Staat ter zake van het door de Inspecteur ingestelde hoger beroep een griffierecht wordt geheven van € 433.
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 966, en
- wijst de Staat aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden
Aldus gedaan op 4 september 2008 door R.J. Koopman, voorzitter, J.W. Verstraate en J.W. Zwemmer, in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) een dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.