Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-02-2009, BI2220, 07/00303

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-02-2009, BI2220, 07/00303

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 februari 2009
Datum publicatie
24 april 2009
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2009:BI2220
Zaaknummer
07/00303

Inhoudsindicatie

Correctie privé-gebruik auto gehandhaafd; geen opzet of grove schuld, boete vervalt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Eerste meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 07/00303

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer X,

wonende te Y, hierna: belanghebbende,

en op het incidentele hoger beroep van

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst,.

Hierna te noemen: de Inspecteur,

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 1 mei 2007, nummer 06/2457 in het geding tussen

belanghebbende

en

de Inspecteur,

met betrekking tot de uitspraak op het bezwaar tegen de na te melden navorderingsaanslag en boetebeschikking.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Belanghebbende heeft voor het jaar 2001 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.988, waarin een bedrag van € 118 is aangegeven ter zake van het privégebruik auto van de door zijn werkgever aan hem ter beschikking gestelde auto, dat door hem is vastgesteld op 436 kilometer.

1.2. Aan belanghebbende is met dagtekening 8 november 2005 onder aanslagnummer 0000.00.000.H17 over het jaar 2001 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 62.182, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van 50% van de correctie, gebaseerd op artikel 67e van de Algemene wet in zake rijksbelastingen (hierna: AWR). De navorderingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur op 20 april 2006 gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Bij de bestreden uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard voor zover het de boete betreft, de uitspraak op bezwaar tegen de boetebeschikking vernietigd, de boete verminderd tot nihil, het beroep voor het overige ongegrond verklaard, en de Staat gelast het door de belanghebbende ter zake van het beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

1.4. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de Griffier van de belanghebbende een griffierecht geheven van € 106. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 16 oktober 2008 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, alsmede de Inspecteur.

De zaken bekend onder de nummers 07/00304 en 07/00305 zijn tegelijkertijd behandeld met deze zaak.

1.6. De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de twee bij deze pleitnota behorende bijlagen. Het Hof rekent deze pleitnota met bijlagen tot de stukken van het geding.

1.7. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan partijen is verzonden.

1.8. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

2.1. Belanghebbende beschikte in het jaar 2001 in het kader van zijn dienstbetrekking bij A B.V. te B (hierna: werkgever) over een personenauto Mitsubishi Space Wagon met kenteken XX-XX-00 (hierna: de auto). De cataloguswaarde van deze auto bedraagt € 25.248.

2.2. De zogenaamde Autoregeling van de werkgever van belanghebbende staat in artikel 7.1. privégebruik van de auto toe. De auto is voorzien van een trekhaak. In privé heeft hij, samen met zijn echtgenote, de beschikking over een andere auto.

2.3. Ter zake van de omstandigheid dat hem gedurende het onderhavige jaar in verband met het vervullen van zijn dienstbetrekking een auto ter beschikking was gesteld, heeft belanghebbende in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het onderhavige jaar € 118 vermeld vanwege privégebruik auto dat hij op 436 kilometer heeft vastgesteld.

2.4. Naar aanleiding van de door de Inspecteur met belanghebbende gevoerde correspondentie om nadere informatie heeft belanghebbende een uitdraai van zijn rittenregistratie verstrekt, met daarin opgenomen een overzicht van de gewerkte dagen, begin- en eindstand afgelegd traject, plaats van bestemming, omweg, zakelijk of privékarakter van de rit en totalen. Voorts heeft belanghebbende nog overzichten van tankbeurten en andere bescheiden, waaronder agendagegevens, verstrekt.

2.5. De Inspecteur heeft ingevolge het bepaalde in artikel 3.145, lid 1, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna:de Wet IB 2001) het privé-gebruik van de auto vastgesteld op 25% van € 25.248 is € 6.312.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht een bijtelling van 25% van de catalogusprijs van de auto wegens privégebruik van de ter beschikking gestelde auto heeft toegepast. Voorts is in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht een boete heeft opgelegd.

3.2. Partijen doen hun standpunten in (incidenteel) hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen partijen ter zitting hieraan hebben toegevoegd wordt verwezen naar het proces-verbaal.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar, van de navorderingsaanslag en van de boetebeschikking. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep, gegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

4. Gronden

4.1. Artikel 3.145 eerste lid van de Wet IB 2001 luidt als volgt:

1. Indien aan de belastingplichtige ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op jaarbasis gesteld op ten minste 25% van de waarde van de auto. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.

2. indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt, wordt het voordeel gesteldop nihil.

4.2.Naar het oordeel van de rechtbank (zie r.o. 2.9 in AWB 06/2457) heeft belanghebbende niet aangetoond dat hij de door zijn werkgever ter beschikking gestelde auto voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gebruikt. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van belanghebbende niet dan wel in onvoldoende mate zijn onderbouwd met bewijskrachtige bescheiden of anderszins. Belanghebbende heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan.

4.3.Het Hof is van oordeel dat belanghebbende in zijn hoger beroep geen nadere bescheiden heeft overgelegd dan wel verklaringen heeft afgelegd waaruit eenduidig kan worden geconcludeerd dat hieruit blijkt dat belanghebbende minder dan 500 kilometer met de auto voor privédoeleinden heeft gereden. Dit oordeel baseert het Hof onder meer op de door de Inspecteur aangedragen zogenoemde verwonderpunten, zoals een grillig brandstofverbruik en het ontbreken van aansluiting tussen de rittenregistratie en de agenda van belanghebbende. Belanghebbende heeft weliswaar hiervoor ter zitting verklaringen afgelegd doch deze overtuigen het Hof niet in zodanige mate dat daaruit de conclusie kan volgen dat belanghebbende hiermee aan de op hem rustende bewijslast dat hij minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden heeft gereden, heeft voldaan.

4.4. Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat het door belanghebbende ingestelde hoger beroep ongegrond is.

4.5. Het incidentele hoger beroep van de Inspecteur is gericht tegen het oordeel van de Rechtbank dat het handelen van belanghebbende het opleggen van een boete als bedoeld in artikel 67e van de AWR niet rechtvaardigt en dat derhalve de boetebeschikking moet worden vernietigd.

4.6. De Inspecteur heeft een vergrijpboete van 50% van de correctie opgelegd op grond van artikel 67e, eerste lid, van de AWR, dat luidt:

1. Indien het met betrekking tot een belasting welke bij wege van aanslag wordt geheven aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven, vormt dit een vergrijp ter zake waarvan de inspecteur hem, gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag, een boete kan opleggen van ten hoogste 100 percent van de in het tweede lid omschreven grondslag voor de boete.

4.7. In het onderhavige geschil gaat het met betrekking tot de boete om de vraag of belanghebbende bij het doen van de aangifte met de door hem vermelde 436 kilometer als zijnde privégebruik van de auto opzettelijk onjuiste inlichtingen en/of gegevens heeft verstrekt. Zoals uit rov. 4.3. blijkt is belanghebbende naar het oordeel van het Hof er niet in geslaagd dit aantal kilometers aannemelijk te maken. .

4.8. Belanghebbende heeft verklaard dat hij geen opzet had om de fiscus onjuiste informatie te verstrekken, maar dat hij geen reden zag zijn methode van registreren te wijzigen nu de fiscus al jaren daarvoor zijn aangiften steeds volgde zodat hij bij uitblijven van op- of aanmerkingen omtrent zijn rittenregistratie ervan mocht uitgaan dat zijn wijze van registreren niet ter discussie stond. Deze verklaring wordt door de Inspecteur niet betwist. Bovendien heeft de Inspecteur niet aangetoond met hoeveel kilometers belanghebbende de norm van de 500 kilometergrens heeft overschreden, zodat de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat het werkelijke aantal privé-kilometers absoluut en relatief veel meer is dan belanghebbende bij de aangifte heeft aangegeven.

Naar het oordeel van het Hof komt hierdoor de basis van de door de Inspecteur gestelde voorwaardelijke opzet dan wel grove schuld te ontvallen.

4.9. Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat ook het incidentele hogere beroep ongegrond is.

Slotsom

4.10. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond. Het incidentele hoger beroep van de Inspecteur is eveneens ongegrond. De uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof

- verklaart het hoger beroep en het incidentele hoger beroep ongegrond;

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op 27 februari 2009 door G.J. van Muijen, voorzitter, P. Fortuin en J.W. Verstraate, in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.