Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-12-2009, BL7427, 08/00382

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-12-2009, BL7427, 08/00382

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
4 december 2009
Datum publicatie
15 maart 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2009:BL7427
Zaaknummer
08/00382

Inhoudsindicatie

Bouwleges juist berekend

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Kenmerk: 08/00382

Uitspraak van de derde meervoudige Belastingkamer

op het hoger beroep van

X, hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 18 april 2008, nummer 07/2097, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Z, hierna: de heffingsambtenaar.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is gedagtekend 12 oktober 2006 een nota leges, met notanummer 000000, toegezonden met daarop vermeld een te betalen legesbedrag van € 15.285 ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor een bouwvergunning ter zake van het uitbreiden van de woning A-straat 195 te Z.

Tegen deze nota heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft bij de uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard en het bij de nota in rekening gebrachte legesbedrag gehandhaafd.

1.2. Bij uitspraak van 18 april 2008, in afschrift aan partijen verzonden op 23 april 2008, heeft de Rechtbank het tegen de zojuist genoemde uitspraak op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij brief van 19 mei 2008, bij het Hof ontvangen op 20 mei 2008. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 107. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. In het kader van het vooronderzoek heeft het Hof op de voet van het bepaalde in artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht aan de heffingsambtenaar verzocht schriftelijke inlichtingen te verstrekken en de tekst van de legesverordening 2005 van de gemeente Z over te leggen. Een afschrift van dit verzoek, het antwoord van de heffingsambtenaar en de daarbij gevoegde bijlage is ter kennisneming aan belanghebbende toegezonden.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 17 september 2009 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de heffingsambtenaar.

1.5. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De heffingsambtenaar heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage, te weten een brief van 26 oktober 2006 van de advocaat van belanghebbende aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente Z. Het Hof rekent deze pleitnota met bijlage tot de stukken van het geding.

1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

2.1. De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld:

Voorafgaand aan deze procedure is het navolgende aan de orde geweest.

Op 8 juni 2005 is belanghebbende een bouwvergunning eerste fase verleend voor het uitbreiden van zijn woning aan de A-straat 195 te Z. Bij brief van 21 september 2005 is aan eiser bericht dat deze bouwvergunning eerste fase niet in stand kan blijven omdat de op 7 september 2005 ingediende aanvraag bouwvergunning tweede fase is gewijzigd ten opzichte van de bouwvergunning eerste fase. Op 8 december 2005 heeft de Operationeel manager Vergunningen en handhaving belanghebbende bericht dat de bouwvergunning tweede fase ingevolge artikel 56a, achtste lid, van de Woningwet van rechtswege is geweigerd, aangezien hij binnen de daarvoor geldende termijn geen gewijzigde aanvraag om bouwvergunning eerste fase heeft ontvangen. Tevens is in deze brief vermeld dat belanghebbende met betrekking tot de bouwvergunning tweede fase een bedrag aan leges is verschuldigd van € 3.180. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld, bij de Rechtbank geregistreerd onder nummer AWB 06/3472.

Op 23 december 2005 heeft belanghebbende bij het college van burgemeester en wethouders een aanvraag ingediend om een reguliere bouwvergunning voor het uitbereiden van zijn woning aan de A-straat 195 te Z. Op 12 oktober 2006 heeft de heffingsambtenaar van belanghebbende ter zake van het in behandeling nemen van deze aanvraag bouwleges geheven tot een bedrag van € 15.285.

2.2. In aanvulling op de hiervoor weergegeven door de Rechtbank vastgestelde feiten, zijn in hoger beroep op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten komen vast te staan:

De op 8 juni 2005 gehonoreerde aanvraag bouwvergunning eerste fase, berust op een op 2 februari 2005 ingediende aanvraag.

Op 18 april 2008, nr. AWB 06/3472, heeft de Rechtbank uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep betreffende de op 8 december 2005 ter zake van het in behandeling nemen van de reguliere bouwvergunning tweede fase in rekening gebrachte bouwleges. Bij deze uitspraak heeft de Rechtbank het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak vernietigd en bepaald dat de uitspraak van de Rechtbank in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar. Ofschoon dit niet uit de beslissing van de Rechtbank blijkt, strekt de uitspraak van de Rechtbank blijkens de daarin opgenomen gronden voor de beslissing kennelijk mede tot vernietiging van de nota van 8 december 2005.

Tegen de uitspraak van de Rechtbank, nr. AWB 06/3472, is geen hoger beroep of beroep in cassatie ingesteld.

3. Verordening

3.1. De Verordening op de heffing en invordering van leges 2005 van de gemeente Z bevat ondermeer de volgende bepalingen:

"Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'leges' worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.

(...)

Artikel 5 Tarieven

1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

(...)

Artikel 9 Teruggaaf

Geheel of gedeeltelijke teruggaaf van leges ter zake van een in de tarieventabel omschreven dienst wordt verleend op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet en overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in de bij deze verordening behorende tarieventabel opgenomen bepaling.

(...)

Artikel 11 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

1. De 'Verordening op de heffing en de invordering van leges 2004', van 18 december 2003, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking;

3. (...)

4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2005."

3.2. De Tarieventabel behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van leges 2005 van de gemeente Z bevat ondermeer de volgende bepalingen:

"V.2 Regulier Vergunningplichtige en lichtvergunningplichtige bouwwerken

(...)

8 Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning voor het gewijzigd uitvoeren van een bouwplan, waarvoor reeds eerder een bouwvergunning is verleend, zullen, indien de kosten van bouwen of verbouwen hoger zijn dan bij de oorspronkelijke bouwvergunning is aangegeven, over deze extra kosten leges in rekening worden gebracht met een minimum van: € 50,-".

3.3. De Verordening op de heffing en invordering van leges 2006 (Legesverordening 2006), van de gemeente Z bevat ondermeer de volgende bepalingen:

"Artikel 11 Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

1. De 'Verordening op de heffing en de invordering van leges 2004', van 18 december 2003, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 16 oktober 2004, wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking;

3. (...)

4. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2006."

4. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

4.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

a. moet de Legesverordening 2006 jegens belanghebbende onverbindend worden verklaard, en, subsidiair,

b. moet toepassing van art. V.2.8. van de tarieventabel bij de Legesverordening 2005 leiden tot een vermindering van de in rekening gebrachte leges tot een bedrag berekend aan de hand van het verschil tussen de bouwkosten volgens de op 23 december 2005 ingediende aanvraag, en de bouwkosten volgens de aanvankelijke, op 2 februari 2005 ingediende, aanvraag?

Belanghebbende beantwoordt de beide vragen in bevestigende zin. De heffingsambtenaar is telkens de tegenovergestelde mening toegedaan.

4.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende:

Er zijn geen rechtsmiddelen aangewend tegen de uitspraak van de Rechtbank in de zaak met nummer 07/3472. Het hoger beroep is alleen gericht tegen de uitspraak met nummer 07/2097.

Het hoger beroep steunt uitsluitend op, primair, de stelling dat de Legesverordening 2006 jegens mij onverbindend moet worden verklaard, en, subsidiair, de stelling dat toepassing van art. V.2.8. van de tarieventabel bij de Legesverordening 2005 moet leiden tot een vermindering van de in rekening gebrachte leges tot een bedrag berekend aan de hand van het verschil tussen de bouwkosten volgens de op 23 december 2005 ingediende aanvraag, en de bouwkosten volgens de aanvankelijke, op 2 februari 2005 ingediende, aanvraag.

De heffingsambtenaar:

Er is in de voorafgaande fases van het geding ten onrechte verwezen naar de Legesverordening 2006. Van toepassing is de Legesverordening 2005. Het bedrag van de leges is ook berekend volgens de tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2005. Die berekening klopt op zichzelf bezien ook.

4.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, alsmede, primair tot vernietiging van de kennisgeving en subsidiair vermindering van de in rekening gebrachte leges met € 13.440 tot € 1845.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

5. Gronden

Ten aanzien van het geschil

5.1.Belanghebbende heeft ter zitting uitdrukkelijk verkaard dat het hoger beroep uitsluitend steunt op, primair, de stelling dat de Legesverordening 2006 jegens hem onverbindend moet worden verklaard, en, subsidiair, de stelling dat toepassing van art. V.2.8. van de tarieventabel bij de Legesverordening 2005 moet leiden tot een vermindering van de in rekening gebrachte leges tot een bedrag berekend aan de hand van het verschil tussen de bouwkosten volgens de op 23 december 2005 ingediende aanvraag, en de bouwkosten volgens de aanvankelijke, op 2 februari 2005 ingediende, aanvraag.

5.2.1.Volgens het primaire standpunt van belanghebbende moet de Legesverordening 2006 jegens hem onverbindend worden verklaard, nu de in rekening gebrachte leges niet op een daarvoor toereikende wettelijke grondslag berust. Dienaangaande heeft de heffingsambtenaar voor het Hof erkend dat hij eerder in de procedure ten onrechte heeft gesteld en aangenomen dat de Legesverordening 2006 en de bijbehorende Tarieventabel van toepassing waren op de onderwerpelijke aanvraag. De heffingsambtenaar bestrijdt echter dat zulks tot de conclusie leidt dat het onderhavige bedrag aan leges ten onrechte aan belanghebbende in rekening is gebracht.

5.2.2.Op grond van artikel 11 van de Legesverordening 2006 blijft de aan deze verordening voorafgaande Verordening op de heffing en de invordering van leges 2004 (waarmee kennelijk bedoeld wordt: 2005), gelden voor belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2006 hebben voorgedaan en is de datum van ingang van de heffing op basis van de Legesverordening 2006 1 januari 2006.

5.2.3.De onderwerpelijke aanvraag is ingediend op 23 december 2005 en kennelijk nog in 2005 in behandeling genomen. Dit brengt mee dat de legesheffing ter zake van deze aanvraag moet plaatsvinden op basis van de Legesverordening 2005 en de daarbij behorende tarieventabel.

5.2.4.De heffingsambtenaar heeft gemotiveerd gesteld dat het bedrag van de in rekening gebrachte leges overeenkomt met hetgeen verschuldigd is volgens de tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2005. Belanghebbende heeft deze stelling, afgezien van het door hem subsidiair ingenomen standpunt, niet bestreden. Het Hof is ook niet gebleken dat die stelling onjuist is. De in rekening gebrachte leges vindt daardoor haar wettelijke grondslag in laatstgenoemde verordening. De omstandigheid dat door de heffingsambtenaar aanvankelijk is verwezen naar de Legesverordening 2006, leidt niet tot vernietiging van de beschikking waarbij die leges in rekening is gebracht.

5.2.5.Dit brengt mee dat het primaire standpunt van belanghebbende moet worden verworpen.

5.3.1.Belanghebbende stelt zich subsidiair op het standpunt dat op grond van artikel V.2.8. van de tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2005, de leges uitsluitend berekend mogen worden over het bedrag waarmee de bouwkosten zoals die zijn opgegeven in de aanvraag van 23 december 2005 uitstijgen boven de bouwkosten zoals die zijn opgegeven in de aanvraag die heeft geleid tot de honorering van de bouwaanvraag eerste fase van 8 juni 2005.

5.3.2.Op de voet van artikel 56a, lid 1, van de Woningwet (tekst 2005) wordt een bouwvergunning op aanvraag in twee fasen verleend. Honorering van een aanvraag in de eerste fase, betekent echter nog niet dat de bouwvergunning is verleend. In die eerste fase wordt immers uitsluitend getoetst aan ruimtelijke en welstandstechnische normen, terwijl in de tweede fase de aanvraag moet worden vergezeld van een nader uitgewerkt technisch bouwplan, aan de hand waarvan de bouwtechnische aspecten van het plan worden getoetst.

5.3.3.Artikel V.2.8. ziet op de berekening van leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning voor het gewijzigd uitvoeren van een bouwplan, waarvoor reeds een bouwvergunning is verleend.

5.3.4.In het onderhavige geval is voor het aanvankelijke bouwplan uitsluitend de bouwaanvraag eerste fase gehonoreerd. Dit brengt mee dat ter zake van dit aanvankelijke bouwplan nog geen bouwvergunning in de zin van voormeld artikel V.2.8 was verleend en de in deze bepaling neergelegde berekeningswijze toepassing mist.

5.3.5.Ook ten aanzien van het subsidiaire standpunt van belanghebbende is het gelijk derhalve aan de zijde van de heffingsambtenaar.

Ten aanzien van het griffierecht

5.4. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

Ten aanzien van de proceskosten

5.5.Het Hof acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het hoger beroep ongegrond en

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus vastgesteld op 4 december 2009 door R.J. Koopman, voorzitter, N. van Beelen en S. Bosma, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep

in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.