Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-03-2010, BM3521, 08/00405

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-03-2010, BM3521, 08/00405

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
5 maart 2010
Datum publicatie
6 mei 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2010:BM3521
Zaaknummer
08/00405

Inhoudsindicatie

Het Hof constateert dat een bij verweerder binnengekomen brief op grond van 6:15 Awb als beroepschrift had moeten worden aangemerkt en had moeten worden doorgezonden naar de rechtbank. Belanghebbende is naar het oordeel van het Hof dan wel ontvankelijk, maar terugzenden naar de rechtbank komt niet aan de orde omdat verweerder inmiddels, onder aanbieden van excuses de aanslag heeft verminderd conform de becijfering van belanghebbende. Hoger beroep gegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Derde meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 08/00405

Uitspraak op het hoger beroep van

X,

gevestigd te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 25 april 2008, nummer AWB 07/3813 in het geding tussen

belanghebbende

en

het hoofd van de afdeling Financiën van de Provincie Noord-Brabant,

te 's-Hertogenbosch,

hierna: de verweerder,

betreffende na te noemen aanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag in de grondwaterheffing ten bedrage van € 403,59 opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de verweerder is gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39.

Bij schriftelijke uitspraak heeft de Rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 216.

De verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. De zitting heeft plaatsgehad op 22 januari 2010 te 's-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord de heer A. Belanghebbende is, met telefonische kennisgeving aan het Hof, niet verschenen.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1. Belanghebbende heeft op 2 april 2007 aangifte grondwaterheffing over het jaar 2006 gedaan middels een daarvoor bestemd formulier. Op het formulier moest het aantal m3 onttrokken grondwater worden ingevuld. Belanghebbende heeft de vermelding "m3" met pen doorgestreept en vermeld: "uur klok 494,0 tijd".

2.2. Op 7 juni 2007 heeft verweerder een aanslag grondwaterheffing ten bedrage van € 403,59 aan belanghebbende opgelegd. Dit bedrag is als volgt berekend:

494 (uur) x 43 (pompcapaciteit) x € 0,019 (tarief) = € 403,59.

2.3. Belanghebbende heeft op 19 juni 2007 bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Hij wijst de verweerder er op dat hij op het formulier duidelijk heeft aangegeven dat het een urenteller betreft.

2.4. Op 3 juli 2007 heeft de verweerder uitspraak op het bezwaarschrift gedaan, waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard. Belanghebbende stelt deze uitspraak niet te hebben ontvangen.

2.5. Belanghebbende heeft per fax, blijkens stempel bij de verweerder binnengekomen op 10 juli 2007, nogmaals bezwaar gemaakt. Hij rekent de verweerder hierin voor dat in 2006 slechts (494 uur minus 382 uur is) 112 uur grondwater is onttrokken.

2.6. Naar aanleiding van een mailbericht van belanghebbende aan de verweerder heeft verweerder belanghebbende op 1 oktober 2007 een kopie van de uitspraak op bezwaar van 3 juli 2007 gestuurd.

2.7. Belanghebbende heeft vervolgens nogmaals bezwaar gemaakt. Dit bezwaarschrift op 11 oktober 2007 door de verweerder ontvangen.

2.8. Bij brief van 13 november 2007, bij de Rechtbank ingekomen op 14 november 2007, heeft de verweerder de onder 2.7 vermelde brief van belanghebbende als beroepschrift doorgestuurd naar de Rechtbank.

3. Geschil

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Is het bij de Rechtbank ingestelde beroep van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard?

2. Is de aan belanghebbende opgelegde aanslag tot een juist bedrag berekend?

4. Gronden

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep

4.1. Ter zitting heeft de verweerder, zulks naar het oordeel van het Hof terecht, alsnog geconcludeerd tot ontvankelijkverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep, nu hij de op 10 juli 2007 binnengekomen brief op grond van artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) als beroepschrift had moeten doorsturen naar de Rechtbank. Op grond van artikel 6:15, derde lid, van de Awb, is de - als beroepschrift aan te merken - brief dan tijdig ingediend.

Ten aanzien van de inhoudelijke behandeling van de zaak

4.2. Uit het overwogene onder 4.1 volgt dat het Hof, in afwijking van de Rechtbank, concludeert tot ontvankelijkheid van het door belanghebbende bij de Rechtbank ingestelde beroep. Alsdan dient het Hof in beginsel de zaak op grond van artikel 27q van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) terug te wijzen naar de Rechtbank. Evenwel het Hof kan, op grond van artikel 27r van de AWR, de zaak zonder terugwijzing afdoen indien zij naar zijn oordeel geen nadere behandeling door de Rechtbank behoeft.

4.3. Het Hof is van oordeel dat de zaak geen nadere behandeling door de Rechtbank behoeft. De verweerder heeft ter zitting namelijk alsnog geconcludeerd tot vermindering van de aanslag overeenkomstig het standpunt van belanghebbende. Hij heeft zijn excuses aangeboden voor het feit dat de aanslag niet reeds in een eerder stadium is verminderd, aangezien uit de brieven van belanghebbende viel af te leiden dat in het onderhavige jaar 112 uur grondwater is onttrokken. De aanslag dient alsdan te worden verminderd tot 112 (uur) x 43 (pompcapaciteit) x € 0,019 (tarief) = € 91,50.

4.4. Gelet op het vorenoverwogene is het hoger beroep van belanghebbende gegrond.

Ten aanzien van het griffierecht

4.5. Nu de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de verweerder aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 39 respectievelijk € 216 te vergoeden.

Ten aanzien van de proceskosten

4.6. Hoewel het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof geen termen aanwezig de verweerder te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Belanghebbende heeft namelijk niet verzocht om een proceskostenvergoeding, en het Hof is ook ambtshalve niet gebleken, dat hij voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

5. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

- verklaart het tegen de uitspraak van de verweerder bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,

- vernietigt de uitspraak van de verweerder,

- vermindert de aanslag naar een bedrag van € 91,50,

- gelast dat de verweerder aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 255 vergoedt.

Aldus gedaan op: 5 maart 2010 door P. Fortuin, voorzitter, W.E.M. van Nispen tot Sevenaer en J.W. van der Voort, in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.