Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-03-2010, BM4407, 01/02126

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-03-2010, BM4407, 01/02126

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 maart 2010
Datum publicatie
17 mei 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2010:BM4407
Zaaknummer
01/02126

Inhoudsindicatie

Het Hof heeft in zijn uitspraak van 8 januari 2010 een kennelijke misslag gemaakt: de boete is vastgesteld op € 25.061,12 in plaats van op € 31.326,40, zoals ook te lezen valt in de rechtsoverwegingen van de uitspraak. Tevens blijkt nog dat de inspecteur tot een te hoog bedrag aan pkv is veroordeeld. Beide bedragen worden hersteld met verwijzing naar artikel 31 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering en het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2005, nummer 39 561, LJN AS8612.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 01/02126

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

H E R S T E L U I T S P R A A K

Uitspraak gedaan ter verbetering van de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Ondernemingen van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst, die thans ten aanzien van belanghebbende bevoegd is, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de aan belanghebbende onder aanslagnummer 000.00.000.B01.0315010 over de periode 1 januari 1998 tot en met 31 december 1999 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1. De uitspraak in dit geding

1. Het Hof heeft in deze zaak op 8 januari 2010, met nummer 01/02126, schriftelijk uitspraak gedaan. Het Hof heeft nadien ambtshalve bevonden dat deze uitspraak een misslag bevat, doordat per ongeluk in rechtsoverweging 4.17 en onder "5. Beslissing", in het vierde gedachtestreepje, is vermeld: "(...) de boetebeschikking moet worden verminderd tot op € 25.061,12" respectievelijk " vermindert de boetebeschikking tot een bedrag van € 25.061,12". In plaats daarvan hadden deze zinnen moeten luiden, conform hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.16: "(...)de boetebeschikking moet worden verminderd tot op € 31.326,40" respectievelijk "vermindert de boetebeschikking tot een bedrag van € 31.326,40".

2. Bij brief van 21 januari 2010 heeft het Hof partijen in de gelegenheid gesteld zich over deze verbetering uit te laten. Belanghebbende heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. De Inspecteur heeft telefonisch medegedeeld dat het bedrag van de te vergoeden kosten onder "5. Beslissing", in het zesde gedachtestreepje, niet overeenkomt met het bedrag dat is vermeld in rechtsoverweging 4.23.

3. Het Hof heeft -naar aanleiding van de telefonische mededeling van de Inspecteur- bevonden dat de uitspraak tevens een misslag bevat doordat per ongeluk onder "5. Beslissing", in het zesde gedachtestreepje is vermeld "veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 966". In plaats daarvan had deze zin moeten luiden "veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 615,75".

4. Belanghebbende is bij brief van 2 maart 2010 in de gelegenheid gesteld zich over laatstgenoemde verbetering uit te laten, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

5. Het Hof is van oordeel dat het partijen na kennisneming van de overwegingen die voorafgaan aan de te verbeteren passages aanstonds duidelijk moet zijn geweest dat deze passages op een misslag berusten en dat in plaats daarvan de boetebeschikking moet worden verminderd tot op € 31.326,40. Het Hof verwijst hierbij met name naar rechtsoverweging 4.16 waarin het Hof uit het vorenstaande vaststelt dat de boete moet worden verminderd tot een bedrag van € 31.326,40 (10% van fl. 690.343 (€ 313.264)). Het Hof is voorts van oordeel dat het partijen na kennisneming van rechtsoverweging 4.23 aanstonds duidelijk moet zijn geweest dat de passage onder "5. Beslissing", in het zesde gedachtestreepje, op een misslag berust en dat de passage onder "5. Beslissing", in het zesde gedachtestreepje, had moeten luiden: "veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 615,75".

6. Gelet op het vorenstaande zal het Hof, met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en in navolging van het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2005, nr. 39 561, LJN AS8612, de hiervoor bedoelde verbeteringen doorvoeren.

2. Beslissing

Het Hof verbetert de fouten in de op 8 januari 2010 in deze zaak gedane schriftelijke uitspraak op de hiervoor weergegeven wijze en stelt de verbeteringen op de minuut van die uitspraak.

Aldus gedaan op 26 maart 2010 door J.W.J. Huige, voorzitter, P. Fortuin en J. Verseput, in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.