Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-05-2010, BM7477, 09/00106
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-05-2010, BM7477, 09/00106
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 mei 2010
- Datum publicatie
- 14 juni 2010
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2010:BM7477
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BU4618, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 09/00106
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft een full-time job bij de brandweer, maar start daarnaast met een betaalde activiteit op het gebied van tarotlezingen. Zij ontwikkelt een website, en volgt een cursus spirituele zaken. Belanghebbende laat zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel en draagt omzetbelasting af. In het onderhavige jaar leveren de activiteiten verlies op, belanghebbende claimt zelfstandigenaftrek, inclusief de startersaftrek.
Voor het Hof is nog uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of er sprake is van een bron van inkomen. De bewijslast hiervoor rust, aldus het Hof, op belanghebbende. Deze slaagt er niet in het Hof te overtuigen van het feit dat haar deelname aan het economisch verkeer objectief beoordeeld, een bron van inkomen vormen, ondanks de inschrijving bij de KvK en de afdracht van omzetbelasting. Ook de correspondentie uit latere jaren geeft aan dat tarotlezingen geen bron van inkomen vormen. Geen zelfstandigenaftrek. Hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector belastingrecht
Eerste meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 09/00106
Uitspraak op het hoger beroep van
mevrouw X,
wonende te Y,
hierna: belanghebbende,
tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 22 januari 2009, nummer AWB 08/3420 in het geding tussen
belanghebbende
en
de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen aanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 22 januari 2008 over het jaar 2005 onder nummer 0000.00.000.H.56 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.981. Ter zake van deze aanslag heeft de Inspecteur belanghebbende bij beschikking € 315 heffingsrente in rekening gebracht. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak van 15 mei 2008 de aanslag en de heffingsrentebeschikking gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39.
Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 107.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 1 april 2010 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende alsmede de Inspecteur.
1.5. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
2.1. Belanghebbende is vanaf 1 januari 2005 in volledige dienstbetrekking van de Brandweer A.
2.2. Daarnaast is belanghebbende in 2005 gestart met activiteiten op het gebied van tarotlezingen. Daartoe heeft zij in 2005 cursussen voor tarotlezingen gevolgd en heeft zij zich verdiept in andere spirituele zaken, het maken van een website, de werking van zoekmachines en het adverteren via internet. In november 2005 is de website (inclusief betaalsite) van belanghebbende on-line gegaan.
2.3. In verband met de start van vorenvermelde activiteiten heeft belanghebbende zich op 11 januari 2005 in laten schrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel Z Nederland. Volgens deze inschrijving heeft de door belanghebbende in de vorm van een eenmanszaak gedreven onderneming de handelsnaam "B". Voorts heeft belanghebbende zich in 2005 bij de Inspecteur aangemeld als ondernemer voor de omzetbelasting. Over 2005 is aan belanghebbende een teruggaaf van € 535 aan omzetbelasting verleend.
2.4. Over het jaar 2005 heeft belanghebbende volgens de Inspecteur aangifte in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.595. In dit belastbaar inkomen is een bedrag van € 8.386 aan zelfstandigenaftrek begrepen, doch niet het verlies van € 3.037 dat belanghebbende volgens de door haar opgestelde balans in 2005 met haar activiteiten op het gebied van tarotlezingen heeft geleden. In haar beroepschrift met dagtekening van 25 juni 2008 heeft belanghebbende opgemerkt niet te begrijpen dat dit verlies niet in haar aangifte is begrepen.
De Inspecteur heeft het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning verhoogd met het bedrag van de zelfstandigenaftrek omdat naar zijn oordeel de hiervoor vermelde activiteiten voor belanghebbende geen bron van inkomen vormen.
2.5. Wegens tegenvallende resultaten heeft belanghebbende haar activeiteiten op het gebied van tarotlezingen in 2007 uitgebreid met het opzetten van een webmagazine en datingsites.
2.6. Uit een door de Inspecteur overgelegd overzicht blijkt dat aan belanghebbende over de jaren 2006 tot en met 2009 een teruggaaf van achtereenvolgens € 421, € 844, € 584 en € 470 aan omzetbelasting is verleend.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft nog uitsluitend het antwoord op de vraag of de door belanghebbende in 2005 ontplooide activiteiten op het gebied van tarotlezingen voor haar een bron van inkomen vormen en, zo ja, of belanghebbende dan recht heeft op zelfstandigenaftrek over dat jaar.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de Inspecteur en - naar het Hof haar verstaat - tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.558. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Gronden
4.1. De door belanghebbende in 2005 ontplooide activiteiten op het gebied van tarotlezingen vormen voor haar een bron van inkomen wanneer zij daarmee deelneemt aan het economische verkeer, het oogmerk heeft daarmee voordeel te behalen en dit voordeel redelijkerwijs is te verwachten. De bewijstlast te dezen rust op belanghebbende.
4.2. Belanghebbende stelt dat zij aan alle voorwaarden voor de aanwezigheid van een bron van inkomen voldoet en dat haar als startende ondernemer niet kan worden tegengeworpen dat zij met de onderhavige activiteiten in 2005 en overigens ook in de jaren 2006 tot en met 2008 geen winst heeft behaald. Ter ondersteuning van deze stelling verwijst belanghebbende, zo begrijpt het Hof althans, naar de vijfjaarstermijn die geldt bij de starterstoeslag van artikel 3.76, lid 3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: wet IB 2001).
4.3. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar in 2005 ontplooide activiteiten op het gebied van tarotlezingen voor haar een bron van inkomen vormen. Daarbij neemt het Hof in ogenschouw dat uit het door de Inspecteur overgelegde overzicht inzake de heffing van omzetbelasting zoals die over de jaren 2005 tot en met 2009 van belanghebbende heeft plaatsgevonden, blijkt dat in al deze jaren de door haar gemaakte kosten de omzet overtreffen (zie in dit verband het arrest van de Hoge Raad van 14 oktober 2005, nr. 40 244, onder andere gepubliceerd in BNB 2006/54). Hieruit volgt dat redelijkerwijs niet was en is te verwachten dat belanghebbende met de door haar ontplooide activiteiten op het gebied van tarotlezingen voordeel kan behalen. Dit geldt te meer nu belanghebbende volgens diverse tot de gedingstukken behorende, aan de Inspecteur gerichte, brieven heeft verklaard dat zij in 2007 genoodzaakt was haar activiteiten op het internet uit te breiden omdat het geven van tarotlezingen niet het gewenste bedrag aan inkomsten bleek op te leveren.
4.4. Nu de door belanghebbende in 2005 ontplooide activiteiten op het gebied van tarotlezingen voor haar geen bron van inkomen vormen, kan zij ter zake van die activiteiten geen aanspraak maken op zelfstandigenaftrek.
Ten aanzien van het griffierecht
4.5. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Staat aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
4.6. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Slotsom
4.7. Uit al het vorenoverwogene volgt dat beslist moet worden als hierna vermeld.
5. Beslissing
Het Hof verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan op 12 mei 2010 door P.A.G.M. Cools, voorzitter, G.J. van Muijen en M.B.A. van Hout, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) een dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.