Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-06-2010, BN5545, 08/00770

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-06-2010, BN5545, 08/00770

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 juni 2010
Datum publicatie
31 augustus 2010
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2010:BN5545
Zaaknummer
08/00770

Inhoudsindicatie

Na verwijzing is nog slechts in geschil of de inspecteur terecht op grond van artikel 15, lid 1 Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting heeft nageheven ter zake van het privé-gebruik van de aan een werknemer ter beschikking gestelde auto. De inspecteur heeft volgens de jurisprudentie (HOge Raad 15 maart 2005, nr. 35.208, VN 2000/16.19) hiervan de bewijslast, maar slaagt volgens het Hof hierin niet, de correctie dient te vervallen. Beroep gegrond.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 08/00770

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige belastingkamer, op het beroep, na verwijzing door de Hoge Raad, van de vennootschap X B.V. te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van (destijds) het hoofd van de eenheid ondernemingen te Q van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het

onderdeel Belastingdienst Z van de rijksbelastingdienst, die thans ten aanzien van de belanghebbende bevoegd is, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan haar opgelegde naheffingsaanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1993 tot en met 31 december 1993, onder nummer 00.00.000.F013506 en met dagtekening 30 december 1998, een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd wegens niet (volledige) betaling op aangifte voor een bedrag van fl. 130.584, zonder verhoging (hierna: de naheffingsaanslag). Bij de naheffingsaanslag is belanghebbende

fl. 24.570 heffingsrente in rekening gebracht. Na bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof Arnhem). Het Hof Arnhem heeft in zijn uitspraak van 13 december 2004 (nr. 02/01439) het beroep ongegrond verklaard.

1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof Arnhem beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 12 december 2008 (nr. 41.730) het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof Arnhem vernietigd, het geding naar dit Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest, teruggave gelast van het door belanghebbende ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie en het beroep bij Hof Arnhem betaalde griffierecht, alsmede de Staatssecretaris van Financiën c.q. de Inspecteur veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en voor het Hof Arnhem aan de zijde van belanghebbende.

1.4. De Inspecteur heeft naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad een conclusie na verwijzing ingezonden. Ook belanghebbende

heeft een conclusie na verwijzing ingezonden.

1.5. De mondelinge behandeling van het beroep, na verwijzing, heeft plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 2 oktober 2009. Ter zitting zijn gelijktijdig behandeld de met de onderhavige procedure samenhangende zaken met Hofkenmerken 08/00771 en 08/00772. In die procedures heeft - kort samengevat - de Hoge Raad het cassatieberoep van belanghebbende eveneens gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof Arnhem vernietigd en het geding naar dit Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

1.6. Ter zitting zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de Inspecteur.

1.7. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

1.8. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

Voor dit geding staat vast hetgeen in het arrest van de Hoge Raad onder 3.1.1 tot en met 3.1.6 is vermeld, te weten:

2.1. Belanghebbende exploiteert een groothandel in grondstoffen voor medicijnen bestemd voor de behandeling van huidziekten. Zij levert de grondstoffen rechtstreeks dan wel door tussenkomst van een farmaceutisch bedrijf aan apothekers.

2.2. Belanghebbende werkt nauw samen met de Stichting A (hierna: de Stichting). Het bestuur van belanghebbende wordt feitelijk uitgeoefend door B, die tevens de oprichter en bestuurder van de Stichting is. De statutair bestuurder van belanghebbende is de echtgenote van B. De hiervoor vermelde samenwerking is niet geformaliseerd maar berust op de persoonlijke omstandigheid van de echtelijke relatie van de heer en mevrouw B.

De Stichting heeft onder meer als doel het behandelen van patiënten met chronische huidziekten en allergieën, de exploitatie van medische centra, het management van medische apparatuur en de verhuur van thuiszorgapparatuur.

2.3. De Stichting exploiteert in C een medisch centrum dat is gespecialiseerd in de behandeling van huidziekten. In dat centrum zijn artsen-dermatologen werkzaam. Eén van de uitgevoerde behandelingsmethoden betreft fotodynamische therapie, een behandeling bestaande uit het gebruik van medicijnen in combinatie met een gelijktijdig uitgevoerde ultraviolet-lichttherapie en/of een lasertherapie. De licht- of lasertherapie wordt uitsluitend toegepast in combinatie met het gebruik van medicijnen. Patiënten kopen de voor die behandeling benodigde medicijnen zelf bij een apotheek en ondergaan na aanwending van de medicijnen een lichtbehandeling of laserbehandeling in het medisch centrum. De lichttherapie vindt soms plaats bij patiënten thuis. In dat geval stelt de Stichting aan de patiënt een lichtcabine ter beschikking die zij door een medewerker bij de patiënt thuis laat bezorgen met een auto met aanhanger.

2.4. In het onderhavige tijdvak heeft belanghebbende een personenauto (BMW) aangeschaft en aan de Stichting in gebruik gegeven. De in het onderhavige tijdvak in verband met de personenauto aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting heeft zij bij haar aangifte in aftrek gebracht. Het betreft een bedrag van fl. 12.004 ter zake van de aanschaf en een bedrag van fl. 2333 ter zake van de overige met de personenauto samenhangende kosten. De Inspecteur heeft deze bedragen nageheven.

2.5. Belanghebbende heeft in het onderhavige tijdvak door haar statutair bestuurder (de echtgenote van B) een personenauto (Daihatsu) laten gebruiken. De Inspecteur heeft met betrekking tot deze auto in het onderhavige tijdvak een bedrag van fl. 615 nageheven.

2.6. Belanghebbende heeft in het onderhavige tijdvak diensten afgenomen bestaande in het doen plaatsen in een tijdschrift van artikelen over medische huidbehandelingen bij de Stichting. Zij heeft de ter zake van die diensten aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting van fl. 5.040 bij haar aangifte in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft dit bedrag aan omzetbelasting nageheven.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het Hof verstaat de verwijzingsopdracht van de Hoge Raad, gelet op diens overwegingen 3.4.2 en 3.5.2. aldus, dat uitsluitend nog in geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht, op grond van artikel 15, lid 1, Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968, fl. 615,-- aan omzetbelasting van belanghebbende heeft nageheven.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De Inspecteur heeft, met toepassing van artikel 15, lid 1 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 een bedrag van fl. 615,- nageheven bij belanghebbende ter zake van het privé-gebruik van een personenauto, merk Daihatsu.

4.2. In de situatie waarin een werknemer privé-gebruik maakt van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto, dient de in aftrek gebrachte omzetbelasting te worden gecorrigeerd volgens de regels van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968. Op de Inspecteur rust in deze de bewijslast met betrekking tot de omvang van het privé-gebruik, zie ook het arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2000, nr. 35.208, onder meer gepubliceerd in VakstudieNieuws 2000/16.19. De Inspecteur heeft hiertoe evenwel naar het oordeel van het Hof onvoldoende gesteld en hij heeft daarmee naar het oordeel van het Hof niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast, zodat de betreffende correctie dient te vervallen. Niet in geschil is dat voor dat geval de onderhavige naheffingsaanslag vernietigd dient te worden.

5. Proceskosten

5.1. Nu het beroep van belanghebbende gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van haar beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

5.2. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de Hofkenmerken 08/00771 en 08/00772 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Het Hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in voornoemd Besluit, op 1,5 maal € 322 is in totaal € 483. Het Hof zal in deze zaak en in elk van de overige hiervóór genoemde zaken een proceskostenvergoeding toekennen van (€ 483 : 3 =) € 161.

6. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar gegrond,

- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar,

- vernietigt de naheffingsaanslag,

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding na verwijzing aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een derde van € 483, derhalve € 161, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus gedaan op: 10 juni 2010 door G.J. van Muijen, voorzitter, P. Fortuin en P. van der Wal, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1- bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak

overgelegd.

2- het beroepschrift moet ondertekend zijn en tenminste het volgende

vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.