Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-09-2010, BP1595, 09/00044
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-09-2010, BP1595, 09/00044
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 16 september 2010
- Datum publicatie
- 21 januari 2011
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2010:BP1595
- Zaaknummer
- 09/00044
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft op 1 oktober een onderneming laten registreren bij de KvK, met als doel de in- en export van meubelen. Na uitvoerig FIOD-onderzoek waarbij de persoon die de leiding heeft gehad bij de geconstateerde BTW-fraude een gevangenisstraf van 14 maanden heeft gekregen, blijkt dat belanghebbende niet werkelijk meubels heeft in- en uitgevoerd maar zich slechts heeft laten lenen om tegen betaling omzetbelasting in aftrek te brengen en terug te vragen. De boete wordt, gelet op alle omstandigheden teruggebracht van € 10.000 naar € 5.000 Hoger beroep gegrond.
Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector belastingrecht
Derde meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 09/00044
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer X,
wonende te Y,
hierna: belanghebbende,
tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 30 december 2008, nummer AWB 08/3686, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen naheffingsaanslag omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 25 juli 2007 over de periode 1 oktober 2005 tot en met 31 maart 2006 onder nummer 000.00.000.F.01.6501 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting ten bedrage van € 83.752 opgelegd. Gelijktijdig met de vaststelling van deze aanslag is aan belanghebbende met betrekking tot deze aanslag bij voor bezwaar vatbare beschikking op de voet van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd van € 10.000 (hierna: de boetebeschikking). Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag en tegen de boetebeschikking bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 145. Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
1.3. Tegen deze laatste uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 216. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 16 maart 2010 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn zoon en vergezeld van zijn gemachtigde, alsmede de Inspecteur.
1.5. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
1.6. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is gezonden.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
2.1. Belanghebbende heeft met ingang van 1 oktober 2005 bij de Kamer van Koophandel een onderneming, met als handelsnaam A, ingeschreven, waarvan de activiteiten bestaan uit de inkoop en export van nieuw en gebruikt meubilair, computers en huishoudelijke apparaten.
2.2. Over de periode 1 oktober 2005 tot en met 31 maart 2006 heeft belanghebbende een bedrag van € 13.585 aan te betalen omzetbelasting aangegeven en hierop een bedrag aan voorbelasting in aftrek gebracht van € 97.337. Aldus heeft belanghebbende een bedrag van € 83.752 aan omzetbelasting teruggevraagd en ook teruggekregen.
2.4. De Inspecteur heeft vanaf 28 april 2006 bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Hiervan is een rapport d.d. 2 juli 2007 opgemaakt, dat, voor zover te dezen van belang, luidt als volgt:
'3 Omzetbelasting
In het controle tijdvak hebben enkel inkopen plaatsgevonden bij B Ltd, C-straat 42 ---- -- te D. De totale inkopen bij B Ltd waren:
Factuur datum Factuur nummer Bedrag excl. OB Omzetbelasting Bedrag incl OB
30-09-2005 22 89.500 17.005 106.505
22-12-2005 23 83.400 15.846 99.246
172.900 32.851 205.751
24-01-2006 25 110.390 20.974 131.364
12-02-2006 29 98.000 18.620 116.620
23-02-2006 31 50.250 9.547 59.797
02-03-2006 35 80.765 15.345 96.110
339.405 64.486 403.891
In 2005 hebben geen verkopen plaatsgevonden. Van 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2006 hebben de navolgende 0% verkopen plaatsgevonden. Het betreffen hier exporten naar F, G 19a, H te J (Alicante) te Spanje. Het Spaans omzetbelastingnummer is XX X0000000X.
Factuurdatum Rekeningnummer Factuur voor Factuurbedrag OB
10-01-2006 1 F 175.100 0%
23-02-2006 2 F 112.300 0%
12-02-2006 3 F 99.450 0%
04-03-2006 6 F 60.844 0%
Totaal 447.784
Daarnaast hebben vanaf 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2006 de navolgende verkopen in Nederland plaatsgevonden.
Factuurdatum Rekeningnummer Factuur voor Factuurbedrag OB
23-02-2006 4 K 51.975 9.875
02-03-2006 5 L 19.524 3.710
Totaal 71.499 13.585
Op 8 september 2005 heeft de heer X € 31.900 in contanten ontvangen van F te Spanje. Namens F heeft de heer M getekend. De € 31.900 is gebruikt om verkoopfactuur 22 gedeeltelijk aan te betalen. Alle inkopen en verkopen zijn contant betaald.
Volgens de vrachtbrieven zijn de goederen vervoerd door een Spaanse transporteur. De goederen zijn getransporteerd van de N-straat te P of van de Q-straat te R naar Spanje. De heer X was niet in het bezit van alle vrachtbrieven en enkel vrachtbrieven waren niet voorzien van een handtekening voor de ontvangst van de goederen. De heer X heeft met behulp van de heer M (F) alsnog de ontbrekende (en voorzien van alle handtekeningen) vrachtbrieven afgegeven.
Op alle verkoopfacturen welke aan F zijn gericht staat een Spaans omzetbelastingnummer. Volgens onze gegevens is dit Spaans omzetbelastingnummer XX X0000000X gekoppeld aan de heer M te Spanje. De aanvangsdatum van dit Spaans omzetbelastingnummer is 16 maart 2006. De heer X heeft gezegd dat hij het omzetbelastingnummer niet heeft laten verifiëren Het is vreemd dat op de factuur van 10 januari 2006 het juiste Spaanse omzetbelastingnummer staat terwijl de begindatum van dit omzetbelastingnummer 16 maart 2006 is.
4 Feitenoverzicht
De heer X heeft aangegeven dat de heer S van B Ltd. de verkoopfacturen van leveringen aan F te Spanje heeft opgemaakt. De door de heer X ontvangen omzetbelasting naar aanleiding van de ingediende aangifte omzetbelasting werd contant aan de heer S gegeven. De heer X heeft geen goederen in Y opgeslagen gehad. Wel heeft de heer X aangegeven dat hij twee keer gezien heeft dat er bij de heer S Spaanse vrachtauto's met tweede hands meubelen werden geladen.
De heer X heeft geen facturen inzake het transport of facturen inzake de verzekering van het transport kunnen overleggen. De heer M van F heeft aangegeven geen contacten te hebben gehad met de transporteurs inzake de levering van de goederen. Tevens heeft de heer M aangegeven de goederen nooit te hebben ontvangen en dat hij de vrachtbrieven en facturen van A van de heer T heeft gegeven. De heer T is de zoon van de van de heer X. De heer T heeft aan de heer M aangegeven dat de goederen weer verkocht moesten worden aan V te D. Dit is de onderneming van S.
Volgens de CMR documenten zouden de meubels op de N-straat te P of op de Q-straat te R in vrachtwagens van een Spaanse transporteur zijn geladen. De eigenaar van een van de loodsen heeft verklaard dat er meubels van de heer S opgeslagen zijn geweest en dat hij de meubels aan een stichting heeft gegeven. Daarnaast heeft hij aangegeven dat er vanaf begin 2006 niets is gebeurd in de loodsen. De koelcellen stonden vol met aardappels en de rest van de loods met caravans. De eigenaar van de andere loods heeft aangegeven dat er vanaf ongeveer juni 2005 meubels van de heer S opgeslagen zijn geweest. De meubels zouden afkomstig zijn van een vakantiepark. De partij meubels was per 23 juni 2006 nog opgeslagen op de locatie. Men heeft de heer S sinds het brengen van de meubels niet meer gezien.
Tevens is bekend dat enkele kentekens van Spaanse vrachtauto's welke op de CMR formulieren staan niet op naam staan van de vermelde Spaanse transporteurs. Twee Spaanse kentekens blijken een Opel Corsa te zijn en twee Spaanse kentekens bestaan niet.
5 Conclusie
Op basis van de in hoofdstuk vier vermelde feiten ben ik van mening dat er geen transporten hebben plaatsgevonden binnen Nederland en van Nederland naar Spanje. Er hebben dus ook geen leveringen van goederen plaatsgevonden. Gelet op het gegeven dat de heer S tevens de verkoopfacturen voor A heeft opmaakt ben ik van mening dat met het opmaken van de diverse facturen uitsluitend de bedoeling heeft voorgestaan de schijn te weken dat er leveringen naar Spanje hebben plaatsgevonden, enkel met het doel om zodoende voorbelasting te claimen en om ten aanzien van de verkopen geen omzetbelasting af te dragen gelet op het feit dat het export binnen Europa betreft.
Op 26 juni 2007 heeft de adviseur schriftelijk gereageerd op de door mij toegezonden bevindingen. Als eerste wil ik opmerken dat de heer X dient aan te tonen dat de goederen daadwerkelijk naar Spanje zijn getransporteerd. Dit zou onder andere aangetoond kunnen worden door vrachtbrieven, facturen inzake de transportkosten, verzekeringspremies t.a.v. het transport en een bankbetaling vanuit het buitenland. Tot op dit moment heeft de heer X enkel onjuiste en onvolledige vrachtbrieven verstrekt.
Ten tweede heeft de adviseur in zijn brief van 26 juni 2007 een drietal facturen meegezonden welke betrekking zouden hebben op transportkosten. De toegezonden facturen zijn van W te J aan AA te J. Uit de toegezonden bescheiden kan ik niet de conclusie trekken dat het transportkosten betreffen inzake het goederenvervoer van Nederland maar Spanje. Daarnaast komt de naam van W niet voor op de eerder verstrekte vrachtbrieven.'.
(De in het rapport genoemde heer S wordt hierna door het Hof aangeduid met: S.)
2.5. Belanghebbende heeft blijkens een door de FIOD-ECD opgemaakt proces-verbaal van verhoor het volgende, voor zover te dezen van belang, verklaard:
"(...) Ik ben gepensioneerd vrachtwagenchauffeur. Ik doe nog wel eens ritjes voor mijn laatste werkgever. Ik ben voor hem een oproepkracht.
Ik heb sinds eind 2005 ook een eigen onderneming.
Dat is een eenmanszaak handelend onder de naam A, dat is een groothandel in meubels."
Vraag verbalisanten;
Wat kunt u vertellen over uw onderneming A Groothandel? Antwoord gehoorde; "Ik heb eind 2005 ,na een gesprek met S van BB LTD in D, mijn onderneming opgericht genaamd A Groothandel. Dat was op verzoek van S, S wilde ook dat ik een paar centen zou verdienen. Ik kende S vanuit mijn werk vroeger als chauffeur. Ik heb de onderneming zelf ingeschreven in de Kamer van Koophandel. Ik heb de onderneming ook ingeschreven bij de Belastingdienst. S heeft mij hierbij geadviseerd, later heeft mijn boekhouder ook nog geadviseerd. Ik heb mijn onderneming als groothandel voor meubels onder de naam A ingeschreven.
S vertelde mij dat hij de beschikking had over meubels die naar Spanje verkocht moesten worden. S had contact met de afnemer in Spanje. Op papier zou S (BB) leveren aan mij. Ik zou dan de meubels doorverkopen naar Spanje met mijn onderneming. De afnemer in Spanje dat was M. Ik ken alleen de naam M, hij handelt onder de naam CC. Ik schat dat M zo'n 35 tot 40 jaar oud is. Ik schat dat S zo'n 40 tot 50 jaar oud is.
Ik ben een paar keer bij S thuis in D geweest. (...)
U vraagt mij naar de opslag ruimte van S of B Ltd. Ik weet niet waar dat is ik ben daar een of twee keer geweest. Ik kan me niet herinneren waar dat is.
Ik ben twee keer geweest met het laden van meubelen.
U vraagt mij wat ik nog meer kan vertellen over mijn onderneming en mijn verdiensten.
Ik kreeg voor mijn werkzaamheden € 400,00 per maand.
S stuurde met de post aan mij de factuur van BB en A op S maakte dus ook de factuur van A op, deze factuur stuurde ik op naar Spanje. S heeft dus beide facturen opgemaakt.
Ik kreeg vervolgens alle administratieve bescheiden met betrekking tot de leveringen naar Spanje van S. Het is verder zo dat ik met betrekking tot de door mij gedane aangiften voor de omzetbelasting het door mij terug te ontvangen bedrag aan omzetbelasting rechtstreeks doorbetaalde aan Sjaak S. Ik nam dat bedrag dan op in contanten van mijn bankrekening en heb deze vervolgens aan Sjaak S gegeven.
Ik betaalde de kosten van mijn boekhouder, en de kosten van de kamer van koophandel
van mijn onderneming zelf."
Wie zijn uw leveranciers? Antwoord gehoorde;
"Ik heb alleen als leverancier BB LTD S gehad. Ik heb ook nooit gezocht naar andere leveranciers. Ik heb eigenlijk nooit enige ondernemersactiviteit verricht. Sjaak S regelde alles en ik beurde € 400,00 per maand. Het was een leuke aanvulling op mijn pensioen."
Vraag verbalisanten:
Beschikt A Groothandel over voorraad?
Antwoord gehoorde; "Nee ik heb geen voorraad. De enige meubelen die ik heb gezien was toen ik bij toeval bij S was en daar een vrachtwagen werd geladen. "
Vraag verbalisanten:
Waar vindt de opslag van de goederen plaats? Antwoord gehoorde;
"A Groothandel heeft nooit voorraad gehad. A Groothandel dus heeft nooit goederen opgeslagen."
Opmerking verbalisanten:
De belastingdienst DD heeft een controle ingesteld na een, door A Groothandel te Y ingediend verzoek om teruggaaf van omzetbelasting. Naar aanleiding van deze controle heeft de controlerend ambtenaar een groot aantal (kopie) bescheiden van u ontvangen. Deze bescheiden door ons van documentnummers voorzien. Wij gaan u een aantal van deze bescheiden tonen en daarover vragen stellen.
Wij tonen u de facturen voorzien van documentnummer D-167, 168,171, 172,174,176 en 178.178 Vraag verbalisanten:
Wat kunt u ons over deze (kopie)facturen vertellen? Antwoord gehoorde;
"Ik herken deze facturen. Dit zijn de facturen die van S heb gekregen. Dit zijn dus de inkoopfacturen van A Groothandel. Ik herken hierop het handschrift van S. Ik heb zelf twee keer gezien dat S deze facturen aftekende. Dat was bij S thuis in D. M was daarbij ook aanwezig. Ik weet niet meer welke facturen dat zijn. Het is S die alles samen met M regelde. Ik kreeg alleen later de getekende facturen van S. Ik heb dus met betrekking tot de andere facturen geen bemoeienis gehad. Ik ben daar niet bij geweest. Sjaak en Michel regelde dat samen. S vertelde mij later dat het betaald was en kreeg ik van hem de afgetekende factuur van B LTD en de € 400,00. De keren dat ik bij deze transactie aanwezig was, was het zo dat M het geld rechtstreeks aan S gaf. Ik zag dat S het geld uit de envelop haalde en in mijn bijzijn werd het geld geteld. Ik stond daarbij."
Vraag verbalisanten:
Wat kunt u ons over de goederen op de factuur vermeld vertellen?
"Ik kan alleen maar zeggen dat ik maar twee keer heb gezien dat bij Sjaak S meubels in een vrachtwagen zijn geladen. Ik zag dat het Spaanse vrachtwagens waren. Ik herkende dat aan de op de oplegger bevestigde kentekenplaten te weten een rode en witte. De chauffeur was volgens mij ook een Spanjaard, ik kon hem in ieder geval niet verstaan ik spreek geen Spaans.
S had mij hiervoor gebeld dat er geladen zou worden. Ik ben daar toen naartoe gegaan.
Ik zag dat er meubelen in de vrachtwagen werden geladen. Deze meubelen waren niet
nieuw verpakt, maar eerder tweede hands.
Wij vragen gehoorde wie de afnemers van A Groothandel zijn geweest in de afgelopen periode. Ik heb maar een afnemer gehad dat was M uit Spanje van EE uit J. Ik heb geen andere afnemers gehad, ik heb daar ook nooit naar gezocht. Je kan niet alles doen."
Wat kunt u ons over deze (kopie)facturen vertellen? Antwoord gehoorde;
"Ik herken de door u getoonde facturen dat zijn verkoopfacturen van A Groothandel. Ik herken op de facturen mijn handschrift. Ik heb al deze facturen afgetekend voor betaling door de afnemer. Ik heb deze facturen bij de ondertekening gedateerd. Deze datum is gelijk aan de werkelijke datum van ondertekening. Ik heb de meeste van deze facturen bij mij thuis ondertekend. Ik heb al deze facturen van S met de post op mijn woonadres ontvangen. S heeft deze facturen opgemaakt. Waar, wanneer en hoe S deze factuur heeft gemaakt weet ik niet. Ik ben daar niet bij geweest. S heeft mij hierover niets verteld. Ik zie aan de door u getoonde facturen dat de facturen dat ik blijkbaar toch meer afnemers heb dan alleen M met zijn ondeneming EE uit Spanje. Ik zie dat de factuur met bijlagennummer D-162 en D-162a zijn gericht aan AMS. Ik weet niet wie dat dat is. Dat heeft S geregeld. Ik weet daar niets van. Het valt mij op dat deze facturen bijlagennummer D-162 en D-162a bijna identiek zijn. Ik heb hier wel getekend voor de ontvangst van € 61.850,25 in contanten van AMS Ik zie dat de factuur met bijlagenummer D-169 zijn gericht aan L. Ook hiervan weet ik niet wie dat dat is. Dat heeft ook S geregeld. Ik weet daar niets van. S heeft mij later verteld dat het een partij beschadigde meubelen waren. S heeft mij deze factuur toegestuurd en aan mij gevraagd om deze te ondertekenen en in de administratie van A Groothandel op te nemen. Ik herken ook mijn handschrift. Ik weet dat ik hier heb getekend voor de ontvangst op 2 maart 2006 van ruim
€ 23.000,00 terwijl ik eigenlijk van niets weet. Ik heb nooit contant geld gekregen van L. S zei dat het wel goed was."
Vraag verbalisanten:
Aan wie heeft u deze facturen uitgereikt?Antwoord gehoorde;
"Ik weet daar niets van dat regelde S allemaal. Ik bedoel daarmee dat S de facturen aan de daar op vermelde afnemers moet hebben gegeven. Ik heb dat niet gedaan."
Vraag verbalisanten,
Wij tonen gehoorde de afschriften vrachtbrieven CMR door ons genummerd D-179 tot en met 183. Vraag verbalisanten:
Wat kunt u ons over deze vrachtbrieven vertellen? Antwoord gehoorde;
"Ik herken de vrachtbrieven. Ik herken in vak 22 mijn handtekening. Ik weet niet wie deze zogenaamde CMR's heeft ingevuld. Ik weet dat ik twee CMR's in D bij S heb ondertekend. Later zijn de CMR's met de post naar mijn huisadres gestuurd. Ik heb ze vervolgens ondertekend en teruggestuurd naar S. Sjaak vertelde mij later dat de goederen waren geladen. Ik kreeg de CMR's later terug met de post vanuit Spanje."
Wij, verbalisanten tonen gehoorde drie transport verklaringen genummerd D-184 t/m 186. Vraag verbalisanten:
Wat kunt u ons over de transport verklaringen vertellen? Antwoord gehoorde: "Ik heb deze verklaring opgevraagd aan M. De belastingdienst had aan mij gevraagd om aan te tonen dat FF in Spanje met een onderneming stond ingeschreven. Ik heb deze formulieren opgestuurd naar de Belastingdienst in Venlo. De Belastingdienst wilde deze hebben. Ik heb deze verklaringen met de post ontvangen. Ik herken op deze formulieren de handtekening van M."
Wij verbalisanten tonen gehoorde een leningsovereenkomst genummerd D-187.
Vraag verbalisanten:
Wat kunt u ons over dit stuk vertellen? Antwoord gehoorde:
"Ik herken het door u getoonde stuk, dat is een overeenkomst tussen mij en FF. Ik herken mijn handtekening. U weet wel de aanloop van een onderneming kost geld. Ik heb op 8 September 2005 € 31.900,00 geleend van GG te Spanje. Ik heb vervolgens op dezelfde dag dat geld aan S gegeven. Sjaak was bij de ondertekening aanwezig.
Nu ik er beter over nadenk is hetgeen ik u eerder vertelde niet juist. Ik weet dat ik bij het laden van het eerste transport in D bij B dat formulier door S in mijn handen geduwd kreeg en hij vertelde mij dat ik het moest ondertekenen. Sjaak vertelde mij dat het was voor de opstart Het geld heb ik nooit gezien. Dat kan niet eerder zijn geweest dan januari 2006 dat ik dit formulier heb ondertekend. De lening zou worden afgelost met de opbrengsten van leveringen.
U wijst mij op de aantekening dat ik op 22 maart 2006
€ 8.000 heb terugbetaald op deze lening. Dat is juist ik heb € 8.000,00 in coupures van € 100,00 aan Sjaak S gegeven hij zou dit voor mij aan FF terug betalen. Ik heb dat geld op 22 maart 2006 van mijn rekening bij de HH-bank in JJ opgenomen. S zou dat voor mij aan FF betalen omdat hij de goeie contacten had."
(...)
U vraagt mij of het juist is dat ik volgens dit kasboek in de periode van 8 september 2005 tot 30 september 2005
€ 31.900 in huis heb gehad. Nee, dat is niet waar. Ik heb dat geld nooit gezien. Ik heb al eerder verteld dat het geld direct van FF naar S is gegaan. De boekhouder heeft alleen het kasboek ingevuld aan de hand van wat ik hem heb gegeven. Het kasboek is dus niet juist."
Wij, verbalisanten, tonen gehoorde factuur bijlage D-173 en vragen gehoorde wanneer deze factuur is opgemaakt.
Op de 10 januari 2006. De factuur heb ik ook op 10 januari 2006 ondertekend.
U deelt mij mede dat u van de Spaanse belastingdienst heeft doorgekregen dat het omzetbelasting nummer --- ----- pas op 16 maart 2006 door de Spaanse belastingdienst is afgegeven aan F.
"Ik denk dat ze daar bij de belastingdienst in Spanje wel een foutje zullen hebben gemaakt.".'.
2.6. Het in het controlerapport vermelde btw-identificatienummer van F heeft gelding gekregen met ingang van 16 maart 2006. Belanghebbende heeft dit nummer niet zelf geverifieerd, doch heeft dit nummer aan S verstrekt, die dit nummer heeft geverifieerd en aan belanghebbende heeft gezegd dat het in orde was.
2.7. In het vonnis van de Rechtbank Breda van 1 oktober 2008,
, is de persoon die feitelijk leiding heeft gegeven aan B Ltd. veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. In dit vonnis is geoordeeld dat de verkoopfacturen van B Ltd. aan belanghebbende van 22 december 2005, 24 januari 2006, 12 februari 2006, 23 februari 2006 en 2 maart 2006, zoals vermeld onder 2.4, vals zijn. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.2.8. Bij de onderhavige naheffingsaanslag heeft de Inspecteur het onder 2.2 vermelde bedrag van € 83.752 van belanghebbende nageheven.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Heeft de Inspecteur terecht de onderhavige naheffingsaanslag (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd?
II. Is aan belanghebbende terecht en tot de juiste hoogte de vergrijpboete van € 10.000 opgelegd?
Belanghebbende beantwoordt deze beide vragen ontkennend. De Inspecteur is met betrekking tot deze beide vragen de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun evenvermelde standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar alsmede van de naheffingsaanslag en de boeteschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Gronden
Ten aanzien van het geschil
Vraag I
4.1. De Inspecteur heeft gemotiveerd betwist dat belanghebbende daadwerkelijk goederen heeft ingekocht en verkocht. Op grond van de onder 2.5 vermelde verklaring van belanghebbende, het ontbreken van transport- en verzekeringsgegevens van de goederen, het feit dat S en niet belanghebbende de facturen aan F heeft opgesteld, het feit dat belanghebbende het btw-identificatienummer van de afnemer niet zelf heeft geverifieerd, het feit dat op door belanghebbende overgelegde transportbescheiden voorkomende kentekens ofwel waren vervallen ofwel niet toebehoorden aan vrachtwagens en dat de goederen nimmer bij belanghebbende zijn opgeslagen, is de Inspecteur van oordeel dat belanghebbende niet daadwerkelijk goederen heeft ingekocht en verkocht. De rol van belanghebbende is volgens de Inspecteur beperkt gebleven tot het tegen een vergoeding van € 400 ten behoeve van S terugvragen van omzetbelasting. Gelet op dit bedrag en de omstandigheid dat belanghebbende geen enkele bemoeienis had met de in- en verkoop, is de Inspecteur van oordeel dat belanghebbende weet had van de omstandigheid dat er een BTW-fraude plaatsvond, waardoor de aftrek van de voorbelasting ten onrechte heeft plaatsgevonden.
4.2. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, tegenover de betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat hij daadwerkelijk goederen heeft ingekocht (en verkocht). Hierbij overweegt het Hof dat uit de onder 2.5 vermelde verklaring van belanghebbende, waarvan diens gemachtigde tijdens het onderzoek ter zitting heeft verklaard dat deze juist is, niet anders kan worden geconcludeerd dan dat belanghebbende geen goederen heeft ingekocht (en verkocht), maar zich heeft laten lenen om tegen een door S betaalde vergoeding op basis van door S opgestelde facturen omzetbelasting in aftrek te brengen en terug te vragen. De door belanghebbende overgelegde transportbescheiden leveren, gelet op de betwisting door de Inspecteur van de juistheid van die bescheiden, niet het bewijs dat belanghebbende wèl goederen daadwerkelijk heeft verkocht en laten vervoeren.
4.3. Gelet op het vorenoverwogene heeft belanghebbende in de onderhavige periode ten onrechte het onder 2.2 vermelde bedrag van € 97.337 als voorbelasting in aftrek gebracht. De naheffingsaanslag is, gelet op het bepaalde in artikel 37 van de Wet op de omzetbelasting 1968, eerder te laag dan te hoog.
Vraag II
4.4. Het Hof stelt voorop dat met betrekking tot de vergrijpboete vanwege het vermoeden van onschuld de bewijslast op de Inspecteur rust dat het aan grove schuld van belanghebbende is te wijten dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag omzetbelasting is teruggegeven.
4.5. De onder 2.5 vermelde verklaring van belanghebbende, welke strookt met hetgeen deze tijdens het onderzoek ter zitting bij de Rechtbank heeft verklaard, laat geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende tegen betaling door S omzetbelasting heeft teruggevraagd - en gekregen -, terwijl hij niet daadwerkelijk goederen inkocht en evenmin de koopprijs met - de door hem in aftrek gebrachte - omzetbelasting aan de vermeende leverancier betaalde. Hieruit volgt dat, zo al niet sprake is van opzet, belanghebbende dermate lichtvaardig heeft gehandeld dat hem grove schuld kan worden verweten.
4.6. De Inspecteur heeft de boete in beginsel gesteld op 25% van de nageheven belasting, doch deze boete op grond van § 44 van het Besluit Bestuurlijke Boeten 1998 gematigd tot € 10.000.
4.7. Het Hof is, enerzijds gelet op de aard van de gedragingen van belanghebbende met betrekking tot het ten onrechte terugvragen van de omzetbelasting en anderzijds gelet op de omstandigheden van belanghebbende zoals deze waren ten tijde van het onderzoek ter zitting bij het Hof, namelijk een slechte gezondheid en een beperkt inkomen, van oordeel dat een boete van € 5.000 passend en geboden is.
4.8. Vraag II moet aldus worden beantwoord, dat terecht een boete is opgelegd, doch dat het bedrag van die boete moet worden verminderd tot € 5.000.
Slotsom
4.9. Uit al het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep van belanghebbende gegrond is. De naheffingsaanslag moet worden gehandhaafd en de boetebeschikking moet worden verminderd tot € 5.000.
Ten aanzien van de kosten van bezwaar
4.10. Nu uit de gedingstukken niet blijkt dat belanghebbende tijdens de bezwaarfase om vergoeding van de kosten van het bezwaar heeft verzocht, zoals is vereist ingevolge artikel 7:15, lid 2 en lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht, wijst het Hof het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar af.
Ten aanzien van de proceskosten
4.11. Nu de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur met betrekking tot de boetebeschikking wordt vernietigd, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en van het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.
Het Hof stelt de vergoeding voor de kosten van het beroep, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op € 322 (waarde per punt) x 2 (punten) x 1 (gewicht van de zaak) is € 644.
Het Hof stelt de vergoeding voor de kosten van het hoger beroep, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op € 322 (waarde per punt) x 2 (punten) x 1,5 (gewicht van de zaak) is € 966.
Ten aanzien van het griffierecht
4.12. Nu de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur met betrekking tot de boetebeschikking wordt vernietigd, dient aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 145 respectievelijk € 216 te worden vergoed.
5. Beslissing
Het Hof:
* vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
* verklaart het bij de Rechtbank tegen de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de naheffingsaanslag ingestelde beroep ongegrond,
* verklaart het bij de Rechtbank tegen de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de boetebeschikking ingestelde beroep gegrond,
* vernietigt de uitspraak van de Inspecteur met betrekking tot de boetebeschikking,
* vermindert de boetebeschikking tot op een bedrag van € 5.000,
* veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 1.610, en
* gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 361 vergoedt.
Aldus gedaan op: 16 september 2010 door P. Fortuin, voorzitter, N. van Beelen en J.A. Meijer, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) een dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.