Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-09-2010, BP1598, 09/00345

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-09-2010, BP1598, 09/00345

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
3 september 2010
Datum publicatie
21 januari 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2010:BP1598
Zaaknummer
09/00345

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB 2004 een bedrag van € 18.793,00 als buitengewone uitgaven, ter zake van ziektekosten, op zijn inkomen in mindering gebracht, de inspecteur heeft € 3.068 in aftrek toegestaan. De correcties van de inspecteur betroffen ondermeer

de kosten voor een huisapotheek voor zover hoger dan het wettelijke forfait, voor een dieet omdat er geen doktersverklaring werd overgelegd, idem voor een cholesteroldieet, de kosten voor taxiritten, de herinrichting van de tuin, de kosten van een hoog, elektrisch bed, de kosten van aanpassing douche en toilet, de kosten van kleding en beddengoed, de kosten voor een keuring, kosten voor een invalidenparkeerkaart, de kosten voor een begrafenisvereniging, de kosten van huishoudelijke hulp, de kosten voor begeleiding door een niet erkende therapeut, waarmee belanghebbende samenwoonde, de kosten van fitnesstoestellen, de kosten voor een leesloupe en een neusdouche en de contributie woonservice. Het Hof oordeelt dat belanghebbende de hem geclaimde kosten niet aannemelijk heeft gemaakt of dat deze kosten niet voldoen aan de wettelijke omschrijving. Van schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is het Hof ook niet gebleken, zodat het hoger beroep van (inmiddels wijlen) belanghebbende ongegrond is.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Kenmerk: 09/00345

Uitspraak van de eerste meervoudige Belastingkamer

op het hoger beroep van

de heer X, laatst gewoond hebbende te Y en overleden aldaar op 3 januari 2010,

hierna: wijlen belanghebbende,

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 29 mei 2009, nummer AWB 08/4336, in het geding tussen

wijlen belanghebbende

en

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te melden aanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan wijlen belanghebbende is voor het jaar 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 18.045 (hierna: de aanslag). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de aanslag gehandhaafd.

1.2. Wijlen belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij de Rechtbank. Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep van wijlen belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft wijlen belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van wijlen belanghebbende een griffierecht geheven van € 110. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Wijlen belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de Inspecteur heeft vervolgens schriftelijk gedupliceerd.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 juli 2010 te 's-Hertogenbosch. Mevrouw A te Y, erfgename van wijlen belanghebbende (hierna: mevrouw A), heeft bij brief van 4 juni 2010, in reactie op de oproeping voor de zitting, onder berichtgeving van voormeld overlijden het Hof bericht dat er namens wijlen belanghebbende niemand ter zitting aanwezig zal zijn.

Ook de Inspecteur is, met bericht, niet ter zitting verschenen.

1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1. Wijlen belanghebbende genoot in 2004 een W.A.O. uitkering. Belanghebbende kampte met lichamelijke beperkingen. Ook leed wijlen belanghebbende aan concentratiestoornissen.

2.2. Wijlen belanghebbende verrichtte in 2004 juridische werkzaamheden op free-lance basis ten behoeve van het Bureau voor Juridische en Maatschappelijke Dienstverlening, uitgeoefend door mevrouw A. Zij was zakenpartner en ex-echtgenote van wijlen belanghebbende. Mevrouw A bezit een diploma middelbaar dienstverlenings- en gezondheidszorgonderwijs. Ook bezit mevrouw A een getuigschrift van de opleiding Cultureel Werk behorend tot het Hoger Sociaal Agogisch onderwijs.

2.3. Wijlen belanghebbende heeft in 2004 € 6.500 betaald aan mevrouw A in verband met door deze aan hem verstrekte activerende begeleiding. Ook genoot wijlen belanghebbende huishoudelijke hulp. Hiervoor werd contant betaald. Voor de kosten van onder meer huishoudelijke hulp was wijlen belanghebbende een Persoonsgebonden Budget toegekend van in totaal € 3.869. Ook volgde wijlen belanghebbende een dieet.

2.4. Wijlen belanghebbende heeft voor 2004 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning (tevens verzamelinkomen) van € 787. In dat bedrag is € 400 begrepen aan inkomsten uit ter beschikking stelling van vermogens- bestanddelen aan mevrouw A. Laatstbedoeld bedrag heeft de Inspecteur verminderd met een bedrag van € 340 omdat mevrouw A in 2004 geen verbonden persoon was.

2.5. Als buitengewone uitgaven, ter zake van ziektekosten, heeft wijlen belanghebbende, na aftrek van een drempel van

€ 2.192, € 18.793 op zijn inkomen in mindering gebracht. Bij brief van 14 april 2006 heeft de Inspecteur wijlen belanghebbende om een specificatie van dat bedrag gevraagd, alsmede om betalingsbewijzen van kosten en gegevens inzake vergoedingen van kosten. Na de door wijlen belanghebbende verstrekte informatie, waaruit bleek dat deze in totaal

€ 19.352 als buitengewone uitgaven in mindering wenste te brengen, in plaats van € 18.793, heeft de Inspecteur als algemene buitengewone uitgaven een bedrag van € 3.068 in mindering toegelaten, geheel overeenkomstig de aangifte van belanghebbende ter zake. Het bedrag van € 3.068 is opgebouwd als volgt:

- werkgeversdeel ziekenfondswet € 1.226

- werknemersdeel ziekenfondswet € 226

- Vgz premie (zorgverzekering) € 840

- arbeidsongeschiktheidsaftrek € 776

€ 3.068.

2.6. Aan specifieke buitengewone uitgaven heeft de Inspecteur in totaal € 193 (afgerond) in mindering toegelaten. Ter zake was door wijlen belanghebbende in zijn aangifte in totaal

€ 12.024 opgevoerd. Het bedrag van € 193 heeft de Inspecteur, gelet op de hoogte van het verzamelinkomen van belanghebbende, met 65% verhoogd tot een in totaal in mindering te brengen bedrag van € 319. Het bedrag van € 193 is opgebouwd als volgt:

- huisapotheek € 23

- Dela € 50

- wandelstok € 20

- GGD-keuring € 60

- tandarts € 39,40

€ 192,40.

2.7. De Inspecteur heeft ter zake van de volgende, door wijlen belanghebbende als specifieke buitengewone uitgaven aangemerkte posten gecorrigeerd, een en ander als volgt.

- huisapotheek: niet meer aftrek dan € 23 (artikel 6.18, lid 1, onderdeel a van de Wet inkomstenbelasting 2001(tekst 2004) (hierna Wet IB 2001,

- hypertensiedieet: geen aftrek, wijlen belanghebbende heeft geen dieetverklaring van een huisarts overgelegd (artikel 6.17, lid 1, onderdeel c van de Wet IB 2001),

- cholesteroldieet: geen aftrek, wijlen belanghebbende heeft geen dieetverklaring van een huisarts overgelegd (artikel 6.17, lid 1, onderdeel c van de Wet IB 2001),

- mobiele telefoon: geen aftrek (artikel 6.17 van de Wet IB 2001)

- gewone taxiritten van/naar ziekenhuis: geen aftrek

(€ 400)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001), wijlen belanghebbende heeft op geen enkele manier aannemelijk gemaakt hoeveel kosten hij heeft gehad,

- deeltaxi externe sociale contacten: geen aftrek

(€ 378)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001),

- deeltaxi fysiotherapeut: geen aftrek (€ 324)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001), wijlen belanghebbende heeft op geen enkele manier aannemelijk gemaakt hoeveel kosten hij heeft gehad,

- herinrichting binnenplaats (leggen van berggrindtegels in de achtertuin): geen aftrek (€ 700)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001),

- hoog elektrisch bed: geen aftrek (€ 460)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001), uit overgelegde stukken blijkt niet dat het een bed betreft dat alleen door zieke en gehandicapte personen wordt gebruikt,

- aanpassing toilet en douche: geen aftrek(€ 95)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001),

wijlen belanghebbende heeft geen betalingsbewijzen overgelegd,

- kleding en beddengoed: geen aftrek (€ 320)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel d van de Wet IB 2001), wijlen belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij extra uitgaven voor kleding en beddengoed heeft gedaan,

- keuring voor WVG/regeling gehandicapten: niet meer aftrek dan € 60 (artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001),

- invalidenparkeerkaart/-voorziening: niet aftrekbaar (€ 25 + 7 pasfoto's + € 298 = € 300), wijlen belanghebbende heeft geen betalingsbewijzen overgelegd van deze kosten (artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001),

- tandarts: niet meer aftrek dan € 40 (art. 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001),

- Dela: niet meer aftrek dan € 50 (artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001),

- huishoudelijke hulp: geen aftrek, aan wijlen belanghebbende is een Persoonsgebonden Budget toegekend voor deze kosten, deze kosten drukken niet op wijlen belanghebbende en zijn daarom niet aftrekbaar, verder heeft wijlen belanghebbende geen gedagtekende facturen overgelegd (artikel 6.17, lid 1, onderdeel b van de Wet IB 2001),

- ondersteuner op HBO-niveau, arbeidscontract (mevrouw A): geen aftrek (€ 6.500)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001), activerende begeleiding voor een helende werking op het psychisch welzijn van wijlen belanghebbende, mevrouw A is geen erkend therapeute,

- fitnesstoestellen: geen aftrek (€ 650)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001), er is geen sprake van een hulpmiddel,

- neusdouche: geen aftrek(€ 20)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001), wijlen belanghebbende heeft geen betalingsbewijs overgelegd,

- leesloupe: geen aftrek (€ 15)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001), wijlen belanghebbende heeft geen betalingsbewijs overgelegd,

- contributie woonservice: geen aftrek (€ 19)(artikel 6.17, lid 1, onderdeel a van de Wet IB 2001).

2.8. Mede met inachtneming van de door hem aangebrachte correcties, een en ander als hiervoor weergegeven, heeft de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning bepaald op € 18.045. Dat bedrag is opgebouwd als volgt:

- aangegeven belastbaar inkomen uit

werk en woning: € 787

- af: correctie ter beschikking stelling € 340

€ 447

- bij: correctie ziektekosten € 17.598

€ 18.045.

2.9. De aanslag is gedagtekend 9 november 2007.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. In geschil is het antwoord op de volgende vragen.

A. Zijn ziektekosten of andere buitengewone uitgaven wettelijk tot een te laag bedrag in aanmerking genomen bij de onderhavige aanslag?

B. Is sprake van schending van een of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur door de Inspecteur?

Door wijlen belanghebbende zijn beide vragen bevestigend beantwoord, door de Inspecteur ontkennend.

3.2. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de van hen afkomstige stukken.

3.3. Wijlen belanghebbende heeft in zijn beroepschrift geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vaststelling van de aanslag conform zijn aangifte.

De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden voor de beslissing

4.1. Wijlen belanghebbende, op wie in dezen de bewijslast rustte, heeft tegenover de betwisting daarvan door de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de Inspecteur jegens hem wettelijk, conform de voor het jaar 2004 geldende tekst van de Wet inkomstenbelasting 2001, tot een te laag bedrag aan (specifieke) buitengewone uitgaven in aanmerking heeft genomen. Het Hof volgt de oordelen van de Rechtbank met betrekking tot

- het hypertensie- en cholesteroldieet (r.o. 2.5),

- de kosten van aanschaf van een mobiele telefoon voor noodoproepen, de kosten van aanschaf van fitnesstoestellen en de contributie van de woonservice (r.o. 2.6),

- de kosten van huishoudelijke hulp (r.o. 2.8 en r.o. 2.7),

- de (extra) vervoerskosten, de kosten van aanpassing van de douche en het toilet en de (extra) kosten van kleding en beddengoed (r.o. 2.8) alsmede

- de kosten van therapeutische begeleiding (r.o. 2.9).

4.2. Ook overigens voldoen de door belanghebbende opgevoerde en door de Inspecteur niet in aftrek toegelaten posten niet aan de wettelijke omschrijving, met inbegrip van de daarbij in aanmerking te nemen beperkingen, van de wegens ziekte of invaliditeit in aanmerking te nemen uitgaven, danwel is het gemaakt zijn van deze kosten niet aannemelijk geworden.

4.3. Wijlen belanghebbende heeft tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Inspecteur geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat door de Inspecteur jegens hem is gehandeld in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.

4.4. Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep van wijlen belanghebbende ongegrond. De uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd.

5. Griffierecht

Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat door de Staat het door wijlen belanghebbende gestorte griffierecht geheel of gedeeltelijk wordt vergoed.

6. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op 3 september 2010 door G.J. van Muijen, voorzitter, P.A.G.M. Cools en J.A. Meijer, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.