Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2011, BQ9905, 09/00055

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2011, BQ9905, 09/00055

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 april 2011
Datum publicatie
30 juni 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ9905
Zaaknummer
09/00055

Inhoudsindicatie

In het gebied waar de onroerende zaak van belanghebbende is gelegen is een riolering aangelegd. Dienaangaande is aan belanghebbende een aanslag in de baatbelasting opgelegd. Het hof overweegt dat door de aanleg van de riolering betere gebruiksmogelijkheden voor de onroerende zaak zijn gecreëerd. Nu bestaat immers de mogelijkheid dat de onroerende zaak wordt aangesloten op het gemeentelijke rioleringsnet. De onroerende zaak is derhalve in een voordeliger positie gekomen. Dat belanghebbende van de mogelijkheid tot aansluiting geen gebruik heeft gemaakt is hierbij niet van belang, aldus het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Derde meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 09/00055

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer X,

wonende te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 31 december 2008, nummer AWB 06/4800 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Sint Anthonis,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen aanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

Primitieve aanslag

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag in de baatbelasting riolering buitengebied cluster 00 (A-straat, B-straat e.o.) opgelegd tot een bedrag van € 3.654,83 welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar is gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 38. Bij schriftelijke uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 107. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. De Heffingsambtenaar heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5. Op de voet van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6. De zitting heeft plaatsgehad op 21 januari 2011 te

's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord,

belanghebbende, alsmede de Heffingsambtenaar.

1.7. Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van een artikel uit De Telegraaf van 6 april 2010.

1.8. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2. Feiten

De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt:

2.1. Op 29 maart 2004 heeft de raad van de gemeente Sint Anthonis het bekostigingsbesluit A-straat, C-straat, B-straat e.o.(cluster 00) vastgesteld. Dit bekostigingsbesluit heeft tot doel de kosten van de aanleg van een openbaar riool met aansluitvoorzieningen in het buitengebied van Y door een baatbelasting te verhalen op de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaken, die door de te treffen voorzieningen van openbaar nut zijn gebaat. Dit bekostigingsbesluit is gepubliceerd door plaatsing in een huis-aan-huisblad van 7 april 2004.

2.2. De werkzaamheden met betrekking tot de aanleg van een openbaar riool c.a. in het hiervoor bedoelde gebied zijn in de loop van 2004 uitgevoerd en hebben op 17 september 2004 hun beslag gekregen.

2.3. Mede gelet op het hiervoor bedoelde bekostigingsbesluit heeft de raad van de gemeente Sint Anthonis op 6 februari 2006 de "Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting riolering buitengebied cluster 00 (A-straat, C-straat, B-straat e.o.)" (hierna: de verordening) vastgesteld. De verordening luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"(...)

Artikel 2 Belastbaar feit

1. Onder de naam "Baatbelasting riolering buitengebied cluster 00 (A-straat, C-straat, B-straat e.o.)" wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente Sint Anthonis binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 november 2004 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen bestaan uit de aanleg van een drukriolering ten behoeve van de ongezuiverde lozingen in het buitengebied en omvatten:

a. opbreken en terugbrengen verharding;

b. aanbrengen lozingsconstructie;

c. aanbrengen duikers;

d. leveren, plaatsen, aansluiten en in bedrijf stellen pompunits;

e. aanbrengen van elektriciteitsaansluitingen;

f. aanbrengen persleiding;

g. aanbrengen voedingskabel.

Artikel 3 Belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die van een gebate onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van de ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

(...)

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak;

(...)

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt per onroerende zaak € 3.654,83 en is van toepassing op onroerende zaken met de navolgende bestemmingen of medebestemmingen, zoals aangeduid in het bestemmingsplan "Buitengebied 2000" van de gemeente Sint Anthonis:

Bestemmingen

- maatschappelijke doeleinden;

- militaire doeleinden;

- recreatieve doeleinden;

Medebestemmingen

- agrarische bedrijfsdoeleinden -A-;

- bedrijfsdoeleinden -B-;

- woondoeleinden -W-;

(...)

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2, wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 15 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen 12 weken na dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar te worden ingediend.

(...)

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

(...)"

2.4. Belanghebbende heeft het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een in artikel 2 van de verordening bedoelde onroerende zaak en is in de heffing van de baatbelasting betrokken. De onroerende zaak betreft een agrarisch bedrijf. De onroerende zaak van belanghebbende is niet daadwerkelijk op de riolering aangesloten.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

Het principale hoger beroep

3.1.1. Is belanghebbende terecht in de baatbelasting betrokken?

3.1.2. Dienen alle met de baatbelasting samenhangende bedragen te worden kwijtgescholden?

Belanghebbende is van mening dat de vraag 3.1.1 in ontkennende zin moet worden beantwoord en vraag 3.1.2 in bevestigende zin. De Heffingsambtenaar is telkens de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Het incidentele hoger beroep

Ter zitting heeft de Heffingsambtenaar verklaard dat het instellen van het incidentele hoger beroep berust op een misverstand en dat hij dat incidentele hoger beroep wenst in te trekken.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3. Belanghebbende concludeert naar het Hof begrijpt tot gegrondverklaring van het hoger beroep, en tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondheid van het hoger beroep.

4. Gronden

Ten aanzien van het geschil

Met betrekking tot vraag 3.1.2

4.1. Ter zitting is namens belanghebbende verklaard dat met "kwijtschelding" bedoeld is: bevrijd te worden van de verplichting tot betaling. Voorts is namens belanghebbende verklaard dat het verzoek om kwijtschelding betreft een verzoek om vernietiging van de aanslag. Het Hof neemt dat verzoek tot kwijtschelding gezien de inhoud van belanghebbendes evenbedoelde verklaring in aanmerking als een verzoek tot vernietiging van de aanslag.

Met betrekking tot vraag 3.1.1

4.2. Met de in geding zijnde voorzieningen is de voorheen niet bestaande mogelijkheid ontstaan dat de in het buitengebied van Y gelegen onroerende zaak van belanghebbende wordt aangesloten op het gemeentelijke rioleringsnet. Het Hof is met de Rechtbank van oordeel dat door het tot stand brengen van deze voorzieningen betere gebruiksmogelijkheden voor de onroerende zaak zijn gecreëerd. Daarvan uitgaande is het Hof van oordeel dat de onroerende zaak door de voorzieningen in een voordeliger positie is gekomen.

4.3. Aan de in 4.2 bedoelde oordelen doet niet af dat met aansluiting op het rioleringsnet voor belanghebbende aanzienlijke kosten zijn gemoeid. Evenmin doet aan die oordelen af dat de waarde van de onroerende zaak als gevolg van die voorzieningen, gelijk namens belanghebbende is betoogd, niet stijgt, daargelaten wat er van die stelling zij. Te dezen is niet beslissend of de voorzieningen per saldo voor- of nadeel voor de onroerende zaak of voor degenen die belang hebben bij die zaak heeft doen ontstaan, maar of de onroerende zaak door de voorzieningen in een voordeliger positie is gekomen. Een en ander is onafhankelijk van het antwoord op de vraag of belanghebbenden van de door de voorzieningen geboden mogelijkheden gebruik maakt of niet.

4.4. Het voorgaande noopt tot de conclusie dat de vragen 3.1.1 en 3.1.2 moeten worden beantwoord in de door de Heffingsambtenaar voorgestane zin. Het hoger beroep moet worden verworpen.

Ten aanzien van het griffierecht

4.5. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Staat aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

Ten aanzien van de proceskosten

4.6. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op 22 april 2011 door N. van Beelen, voorzitter, P. Fortuin en P.A.M. Pijnenburg, in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.