Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-06-2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BZ4658 BT6828, 10/00455

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-06-2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BZ4658 BT6828, 10/00455

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 juni 2011
Datum publicatie
6 oktober 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2011:BT6828
Zaaknummer
10/00455

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft schetsplannen ingediend voor het oprichten van twee objecten op een vakantiepark. Belanghebbende stelt dat de objecten stacaravans zijn, waarvoor geen bouwvergunning benodigd is en dat hij daarom geen leges is verschuldigd. Het hof volgt de heffingsambtenaar in zijn standpunt dat geen sprake is van stacaravans nu niet in een as- en wielstelsel of een dissel is voorzien, zodat deze objecten niet vrij zijn van een bouwvergunning. Belanghebbende is er voorts niet in geslaagd aannemelijk te maken dat jegens hem vertrouwen is gewekt dat de objecten niet vergunningsplichtig waren. De leges zijn terecht en tot de juiste hoogte in rekening gebracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Derde meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 10/00455

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer X

te Y

hierna: belanghebbende,

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank

's-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 21 april 2010, nummer AWB 10/294, in het geding tussen

belanghebbende

en

de Heffingsambtenaar van de gemeente Z

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslagen leges van 13 juni 2008 en 26 juni 2008 met nummers 00000000 en 11111111.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende zijn de opgemelde aanslagen leges opgelegd in de vorm van nota's ter zake van het in behandeling nemen van schetsplannen ter zake van het geheel oprichten van, naar de Heffingsambtenaar stelt, recreatiewoonverblijven op A-straat 14 en op A-straat 52, beide te B, beide ten bedrage van € 324, beide op basis van geraamde bouwkosten ad € 50.000. Belanghebbende heeft tegen deze beide aanslagen in één geschrift bezwaar gemaakt, welke bezwaren bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Heffingsambtenaar van 28 juli 2008, verzonden op 30 juli 2008, ongegrond zijn verklaard.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende geen griffierecht geheven. Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze laatste uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 111. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 18 maart 2011 te 's-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord de Heffingsambtenaar. Belanghebbende is niet verschenen.

1.5. De griffier heeft verklaard dat hij belanghebbende bij op 27 januari 2011, met nummer 3SRRRD6307597, aangetekend naar het door belanghebbende opgegeven adres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken behoort, heeft kennis gegeven van plaats en tijdstip van de zitting. Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie. De uitnodiging is op 28 januari 2011 afgeleverd op het adres van belanghebbende.

1.6. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

1.7. Het Hof heeft daarop het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1. Belanghebbende heeft zowel voor het oprichten van, naar hij stelt, een stacaravan op A-straat 14 op het vakantiepark B, als voor het oprichten van, eveneens naar hij stelt, een stacaravan op A-straat 52 aldaar, schetsplannen ingediend, voor A-straat 14 op 2 juni 2008 en voor A-straat 52 op 5 juni 2008. De Hefffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van stacaravans, doch van recreatiewoonverblijven en heeft van belanghebbende ter zake van het in behandeling nemen van die schetsplannen, op basis van de geraamde bouwkosten van telkens € 50.000, twee maal een bedrag van € 324 aan leges geheven.

2.2. De in 2.1 bedoelde objecten beslaan elk een oppervlakte van 73 m2 en zijn niet voorzien van een as- en wielstelsel, noch van een dissel.

2.3. In de gemeente Z gold in 2008 de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2008 (hierna: de Verordening), welke, voor zover hier van belang, luidt als volgt:

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "leges" worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.

Artikel 5 Tarieven

1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

2. (...)

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

2.4. De bij de Verordening behorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

5.1. (...) Onder aanneemsom (exclusief omzetbelasting) wordt verstaan: de bouwkosten als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989, UAV 1989, voorzover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten als bedoeld in het Normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. (...)

5.2. Bouwvergunningen

5.2.1. Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een verzoek tot beoordeling van een schetsplan met betrekking tot de vraag of op een, op basis van genoemd schetsplan, uitgewerkt bouwplan een vergunning zou kunnen worden verleend: van het overeenkomstig 5.2.2., onderscheidenlijk 5.2.3. of 5.2.4. berekende bedrag 40%.

5.2.2. een aanvraag tot het verkrijgen van een lichte bouwvergunning als bedoeld in het "besluit bouwvergunningen en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken",

a. indien de bouwkosten minder bedragen dan € 5.000,00 € 150

(...)

c. € 25.000 of meer, doch minder dan € 225.000,00 € 510

vermeerderd met 1,2% van het bedrag waarmee de begrote kosten € 25.000,00 te boven gaan

(...).

2.5. Voor het vrijetijdspark B gold in 2008 het bestemmmingsplan "Vrijetijdspark B" dat voor het gehele park voorziet in de bestemming verblijfsrecreatieve doeleinden. Dit plan luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:

10.3

(...)

6. de bebouwde oppervlakte per recreatiewoonverblijf mag maximaal 60 m2 bedragen, waarbij het bouwperceel minimaal 300 m2 en maximaal 500 m2 mag bedragen;

(...)

8. de bebouwde oppervlakte per stacaravan mag maximaal 75 m2 bedragen, waarbij het bouwperceel minimaal 150 m2 en maximaal 300 m2 mag bedragen;

(...).

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de in punt 6 vermelde oppervlakte van maximaal 60 m2 vrijstelling (ontheffing) te verlenen tot een oppervlakte van maximaal 66 m2.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de onderwerpelijke leges terecht geheven zijn.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun evenvermelde standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3. Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar alsmede tot vernietiging van de onderwerpelijke aanslagen. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

Vooraf en ambtshalve

4.1. Blijkens de onder 1.5 vermelde stukken is de aldaar genoemde uitnodiging op 28 januari 2011 uitgereikt.

Op grond hiervan is het Hof van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.

Ten aanzien van het geschil

4.2. Ingevolge artikel 2 van de Verordening worden onder de naam "leges" rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

4.3. Ingevolge artikel 5.2.1 van de Tarieventabel wordt voor het in behandeling nemen van een verzoek tot beoordeling van een schetsplan met betrekking tot de vraag of een, op basis van genoemd schetsplan, uitgewerkt bouwplan een vergunning zou kunnen worden verleend, een bedrag aan leges in rekening gebracht gebaseerd op de geraamde bouwkosten.

4.4. De bedragen van de onderwerpelijke aanslagen zijn als zodanig niet in geschil.

4.5. Belanghebbende stelt dat hij geen leges verschuldigd is omdat voor het oprichten van de objecten waarvan hij de in 2.1 bedoelde schetsplannen heeft ingediend, geen bouwvergunning benodigd is.

4.6. Belanghebbende onderbouwt zijn in 4.4 bedoelde stelling allereerst met het argument dat zijdens de gemeente Z bij hem het rechtens te honoreren vertrouwen is gewekt dat voor deze objecten geen bouwvergunning benodigd was, nu uit het tot de gedingstukken behorende verslag van een hoorzitting van 23 juli 2008 naar zijn mening blijkt dat de gemeentesecretaris heeft erkend dat sprake was van een informele fase, waarmede hij, naar het Hof aanneemt, bedoelt te zeggen dat de gemeentesecretaris heeft erkend dat belanghebbende niet een formeel verzoek tot het beoordelen van een schetsplan als bedoeld in artikel 5.2.1 van de Tarieventabel heeft ingediend. Het Hof oordeelt ter zake als volgt. Uit het bedoelde verslag van de hoorzitting van 23 juli 2008 blijkt dat de gemeentesecretaris besloten heeft de ingediende informele integriteitsklacht te behandelen als een formele klacht waarop de regels van de Klachtenregeling van de gemeente Z van toepassing zijn. Uit dit verslag blijkt niet dat de gemeentesecretaris jegens belanghebbende expliciet of impliciet heeft gesteld dat hij nog niet het bedoelde formele verzoek zou hebben gedaan. Evenmin blijkt uit genoemd verslag of uit enig ander gedingstuk dat zijdens de gemeente Z enigerlei uitlating is gedaan waaruit belanghebbende mocht opmaken dat de bouwwerken niet vergunningsplichtig waren. Belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, is er naar het oordeel van het Hof derhalve niet in geslaagd aannemelijk te maken dat jegens hem het bedoelde vertrouwen is gewekt. Dit argument faalt derhalve.

4.7. Belanghebbende onderbouwt zijn in 4.4 bedoelde stelling voorts met het argument dat stacaravans tot een omvang van 75 m2 in het bestemmingsplan zijn toegestaan en mitsdien bouwvergunningsvrij zijn. Nu ter zake van de in de ingediende schetsplannen omschreven objecten noch is voorzien in een as- en wielstelsel, noch in een dissel, zijn deze objecten naar het oordeel van het Hof reeds hierom niet in aanmerking te nemen als stacaravans, zodat die objecten niet vrij zijn van bouwvergunning, hetzij uit hoofde van de Wet op de openluchtrecreatie zoals die gold tot 1 januari 2008, hetzij uit hoofde van artikel 40, tweede lid, van de Woningwet zoals dat gold vanaf 13 juni 2008. Dit argument, wat daarvan overigens ook zij, treft derhalve geen doel.

4.8. De overige argumenten welke belanghebbende ter adstructie van zijn in 4.4 bedoelde stelling aanvoert, kunnen naar het oordeel van het Hof ook bij gegrondbevinding niet tot de conclusie leiden dat de onderwerpelijke leges ten onrechte zijn geheven. Ook deze argumenten missen naar het oordeel van het Hof derhalve doel.

4.9. Hetgeen belanghebbende verder te berde brengt, is niet gericht tegen de onderwerpelijke aanslagen. Het Hof gaat daarom daaraan voorbij.

4.10. Niet is gebleken dat de onderwerpelijke aanslagen ten onrechte of tot onjuiste bedragen zijn opgelegd.

4.11. Uit al het voorgaande volgt dat de in 3.1 bedoelde vraag moet worden beantwoord in de door de Heffingsambtenaar voorgestane zin en dat de bestreden uitspraak van de Rechtbank moet worden bevestigd.

Ten aanzien van het griffierecht

4.12. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de gemeente Z aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

Ten aanzien van de proceskosten

4.13. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op: 24 juni 2011 door N. van Beelen, voorzitter, P. Fortuin en J.A. Meijer, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.