Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-09-2011, BU6730, 10/00407

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-09-2011, BU6730, 10/00407

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
22 september 2011
Datum publicatie
5 december 2011
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2011:BU6730
Zaaknummer
10/00407

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is gedurende de periode 2004-2008 gedetineerd geweest in Noorwegen. Gedurende deze periode heeft belanghebbende geen motorrijtuigenbelasting betaald. Alle in die periode aan belanghebbende gestuurde rekeningen motorrijtuigenbelasting zijn onbetaald gebleven, de inspecteur heeft vervolgens naheffingsaanslagen opgelegd . De Rijksdienst voor het Wegverkeer heeft met ingang van 6 oktober het kentekenbewijs van belanghebbende ongeldig verklaard; tegen deze beslissing liep ten tijde van de zitting van het Hof een procedure bij de Afdeling rechtspraak van de Raad van State. Met betrekking tot het hoger beroep oordeelt het Hof dat de rechtbank het beroep van belanghebbende op goede gronden heeft afgewezen en dat nu belanghebbende geen enkel argument heeft aangevoerd waarom die uitspraak niet juist zou zijn het Hof die uitspraak zal bevestigen. Het Hof heeft belanghebbende nog op de mogelijkheid gewezen om de uitspraak van de Afdeling rechtspraak RvS aan het Hof toe te zenden dat daarna mogelijk het onderzoek zou heropenen op grond van artikel 8:68 Awb. Belanghebbende heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Derde meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 10/00407

Uitspraak op het hoger beroep van

mevrouw X,

wonende te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 28 april 2010, nummer AWB 09/4330 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Centrale administratie Autoheffingen van de rijksbelastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is onder aanslagnummer 0000.00.000.Y9.2 over het tijdvak 9 mei 2009 tot en met

8 augustus 2009 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 167 aan belasting (hierna: de naheffingsaanslag). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende geen griffierecht geheven. Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende geen griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. De zitting heeft plaatsgehad op 1 juli 2011 te

's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.5. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.6. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1. Belanghebbende was in de periode van 8 december 2004 tot 24 november 2008 gedetineerd in Noorwegen.

2.2. Ten tijde van haar detentie was belanghebbende houder van een (personen)auto met het kenteken XX-00-XX (hierna: het motorrijtuig). Belanghebbende heeft in deze periode geen motorrijtuigenbelasting betaald. De datum van het kentekenbewijs deel I is 9 mei 1988.

2.3. Van 27 oktober 2005 tot en met 10 december 2008 was zowel in de gemeentelijke bevolkingsadministratie als bij de Belastingdienst geen adres van belanghebbende bekend. Nadat met ingang van 11 december 2008 een adres van belanghebbende bekend is geworden, zijn over de periode 9 februari 2006 tot en met 8 augustus 2009, telkens over driemaandelijkse tijdvakken, rekeningen aan belanghebbende verstuurd.

2.4. De onder 2.3 vermelde rekeningen zijn alle gedagtekend 7 juni 2009 en hebben een uiterste betaaldatum van 9 juli 2009. Nadat betaling van de rekeningen achterwege is gebleven, heeft de Inspecteur naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting opgelegd, waaronder de naheffingsaanslag.

2.5. Met ingang van 6 oktober 2009 heeft de Rijksdienst voor het Wegverkeer het kentekenbewijs van de onderhavige (personen)auto ongeldig verklaard.

2.6. Belanghebbende was ten tijde van het onderzoek ter zitting in afwachting van de uitspraak van de Raad van State in een door belanghebbende ingestelde procedure tegen de beslissing van de Rijksdienst voor het Wegverkeer om het kentekenbewijs van de onderhavige personenauto niet met terugwerkende kracht ongeldig te verklaren.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag: Is de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende opgelegd?

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de gedingstukken in hoger beroep, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van haar hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak van de Inspecteur en de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

Ten aanzien van het geschil

4.1. Naar het oordeel van het Hof heeft de Rechtbank met betrekking tot het onder 3.1 beschreven geschil op goede gronden een juiste beslissing genomen. Dit behoeft geen nadere motivering nu belanghebbende in hoger beroep geen enkel argument heeft aangevoerd voor haar stelling dat de Rechtbank zijn uitspraak onvoldoende heeft gemotiveerd en dat de Rechtbank de omstandigheden waaronder de belastingschuld is ontstaan niet zou hebben meegewogen.

4.2. Tijdens het onderzoek ter zitting is door het Hof aan belanghebbende op de mogelijkheid gewezen om de onder 2.6 bedoelde uitspraak van de Raad van State aan het Hof toe te zenden na de sluiting van het onderzoek met het verzoek het onderzoek te heropenen indien de Raad van State eerder dan het Hof uitspraak doet en die uitspraak voor belanghebbende gunstig uitwerkt. Belanghebbende heeft van deze mogelijkheid tot op heden geen gebruik gemaakt, waardoor het Hof geen aanleiding ziet om tot een andersluidend oordeel te komen dan onder 4.1 vermeld.

4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is.

Ten aanzien van de proceskosten

4.4. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op: 22 september 2011 door P. Fortuin, voorzitter, N. van Beelen en P.A.M. Pijnenburg, in tegenwoordigheid van L. Arts, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.