Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-10-2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BW9673 BV0861, 10/00823

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-10-2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BW9673 BV0861, 10/00823

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 oktober 2011
Datum publicatie
13 januari 2012
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2011:BV0861
Zaaknummer
10/00823

Inhoudsindicatie

Hof verbetert WOZ-beschikking wegens ontbreken aanduiding perceel

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Derde enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 10/00823

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer X,

wonende te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank

's-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 13 oktober 2010, nummer AWB 08/4529 in het geding tussen

belanghebbende

en

de Heffingsambtenaar van de gemeente Y,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna te noemen aan belanghebbende in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) gezonden beschikking en na te melden aanslag onroerende zaakbelasting.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is in het kader van de Wet WOZ een beschikking gezonden (aanslagnummer 000000) waarbij de waarde van de onroerende zaak, aangeduid als "Onbebouwd -----, bos Y" te Y (hierna: de onroerende zaak) per de peildatum 1 januari 2007 voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 is vastgesteld op een bedrag van € 13.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak een aanslag in de onroerende zaakbelasting over het jaar 2008 opgelegd, welke aanslag in één geschrift is verenigd met de beschikking. Nadat tegen deze beschikking en deze aanslag bij de Heffingsambtenaar in één geschrift bezwaar is gemaakt, heeft de Heffingsambtenaar bij in één geschrift verenigde uitspraken de waarde en de aanslag gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39.

Bij schriftelijke uitspraak heeft de Rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 111.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 25 augustus 2011 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de Heffingsambtenaar.

1.5. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Heffingsambtenaar heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de 7 bij deze pleitnota behorende bijlagen.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Op de beschikking met dagtekening 15 september 2008 is de onroerende zaak aangeduid als: "Onbebouwd -----, bos Y".

2.2. In het bezwaarschrift van 3 oktober 2008 stelt belanghebbende dat de omschrijving "bos" ten aanzien van het perceel X000 niet juist is, doch dat dit moet zijn "woonerf" en verzoekt hij een juiste omschrijving toe te passen.

2.3. In de uitspraak op belanghebbendes bezwaar van 11 december 2008 overweegt de Heffingsambtenaar:

' (...)

- De omschrijving van het object onbebouwd -----, bos Y (kadastraal nummer X000) is onjuist. Dit betreft namelijk een perceel woonerf.(...)

Gelet op het bovenstaande, met inachtneming van alle waardebepalende factoren en gelet op het binnen de gemeente geldende waardeniveau op 1 januari 2007, heb ik besloten

1. uw bezwaar betreffende de beschikkingen met de aanslagnummers 000000 en ... (deels) gegrond te verklaren;

2. (...).'

Bij uitspraak op bezwaar zijn de WOZ-waarde en de aanslag ter zake van de onroerende zaak gehandhaafd.

2.4. Een taxatieverslag behoort niet tot de gedingstukken.

Blijkens het verweerschrift in de beroepsfase bestaat de onroerende zaak uit de volgende kadastrale percelen:

- XXX00, sectie A, perceelnummer 000, indexletter G, kadastrale oppervlakte 8900 m2 (hierna aan te duiden als: A000);

- XXX00, sectie A, perceelnummer 111, indexletter G, kadastrale oppervlakte 785 m2 (hierna aan te duiden als X000);

- XXX00, sectie A, perceelnummer 222, indexletter G, kadastrale oppervlakte 3410 m2 (hierna aan te duiden als A847).

Tezamen hebben genoemde percelen een oppervlakte van 13.095 m2. De onroerende zaak is als categorie "bos" gewaardeerd op een bedrag van € 13.000.

Voor de waardering van de onroerende zaak is blijkens voornoemd verweerschrift gebruik gemaakt van de volgende verkoopcijfers:

- Perceel bos van 7060 m3, transactiedatum november 2007, verkoopprijs € 21.000;

- Perceel akkerbouwgrond van 39.130 m2, transactiedatum juli 2007, verkoopprijs € 94.198;

- Perceel bos van € 5480 m2, transactiedatum september 2007, verkoopprijs € 10.000.

2.5. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende wegens ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk verklaard.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op vraag of de WOZ-beschikking terecht en op goede gronden aan belanghebbende is opgelegd.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

Ik begrijp niet dat mijn beroep niet-ontvankelijk is verklaard;

Ik heb er wel belang bij dat ik weet voor welke percelen ik een WOZ-beschikking krijg; het gaat mij erom een beschikking te ontvangen die herkenbaar is; zoals het nu gaat levert het niet te verifiëren aanslagen op;

Uit de WOZ-beschikking die ik heb ontvangen is niet op te maken hoe object ----- is opgebouwd;

Het waterschap geeft wel duidelijk aan welke percelen het betreft, ik verwacht dat van de gemeente ook;

Ik heb het Hof verzocht de zaak terug te wijzen én een inhoudelijk oordeel te geven. Ik begrijp dat het een van die twee moet zijn. Ik kies dan voor een inhoudelijke beoordeling door het Hof.

De Heffingsambtenaar

Belanghebbende kan taxatieverslagen opvragen waarop de kadastrale aanduiding staat;

Voor dit jaar is het niet goed gegaan, de kadastrale gegevens staan inderdaad niet op de beschikking;

Het is correct dat de percelen A000 en A847 als cultuurgrond zijn aan te merken en zijn vrijgesteld. Dat is in de latere jaren zo gegaan en dat heeft ook voor 2008 te gelden.

Het perceel X000 is € 13.000 waard, wij kunnen niet hoger gaan dan dat bedrag, maar het zou zeker meer waard zijn indien het als grond bij niet-woning, als woonerf, zou worden gewaardeerd.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Heffingsambtenaar en wijziging van de beschikking in dier voege dat daarop de aanduiding van X000 als woonerf komt te staan. De Heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

Ten aanzien van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 23, lid 1, van de Wet WOZ bevat de WOZ-beschikking in ieder geval:

a. de naam, het adres en de woon- of vestigingsplaats van degene te wiens aanzien de beschikking wordt genomen;

b. een aanduiding van de onroerende zaak;

c. de aan de onroerende zaak toegekende waarde;

d. de waardepeildatum;

e. het kalenderjaar waarvoor de beschikking geldt.

Artikel 23, lid 2, van de Wet WOZ bepaalt dat het niet naleven van de voorschriften van het eerste lid geen nietigheid van de beschikking meebrengt.

4.2. Belanghebbende heeft betoogd dat de Heffingsambtenaar in strijd met het bepaalde in artikel 23, lid 1, van de Wet WOZ onderhavige beschikking heeft opgelegd, nu zonder nadere toelichting of kadastrale kenmerken niet duidelijk is wat wordt bedoeld met de onroerende zaak aangeduid als "Onbebouwd -----, bos Y".

4.3. Uit de wetsgeschiedenis blijkt onder meer het volgende:

'De beschikking behoort duidelijkheid te verschaffen aan de burgers. Dit artikel geeft een opsomming van de gegevens die in ieder geval moeten worden vermeld op de beschikking. Behalve de naam, het adres en de woonplaatsgegevens van degene te wiens aanzien de beschikking wordt genomen, betreft dat de gegevens waardoor de onroerende zaak waarvan de waarde is vastgesteld, kan worden geïdentificeerd en het tijdvak waarvoor de waarde dient te worden toegepast.'

(Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, p. 49 en 50)

en

'De leden van de PvdA-fractie vragen welke gevolgen er voortvloeien uit fouten bij de verwoording van de vereisten in de beschikking, zoals opgesomd in artikel 23.

Bij (vorm)fouten wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen substantiële en niet-substantiële fouten. Niet-substantiële fouten zijn dan zodanige fouten waardoor in wezen geen misverstand kan ontstaan over de vraag op welk object of subject de beschikking betrekking heeft en waarvoor ze is afgegeven. In dit verband kan worden gedacht aan typefouten in straatnamen en dergelijke, waarbij geen twijfel kan ontstaan welke onroerende zaak is gewaardeerd. Een fout is daarentegen in de sfeer van de WOZ-beschikking substantieel wanneer bij voorbeeld een verkeerd huisnummer staat vermeld waardoor niet meer duidelijk is welk huis wordt bedoeld.

Niet-substantiële fouten hebben geen gevolgen voor de geldigheid van de beschikking, zo blijkt uit de rechtspraak, ook op fiscaal terrein. Indien het gaat om substantiële fouten kan het gevolg daarvan zijn nietigheid van rechtswege of vernietigbaarheid van de beschikking. Dit is afhankelijk van de aard van de fout. Uit de jurisprudentie valt op te maken dat de rechter slechts heel zelden tot het oordeel komt dat een beschikking van rechtswege nietig is. Het moet dan gaan om evidente onjuistheden in de beschikking, bij voorbeeld het ontbreken van de naam van de geadresseerde van de beschikking. Vertaald naar de vaststellingsbeschikking van de Wet WOZ zou dit het geval kunnen zijn wanneer niet is vermeld om welke onroerende zaak het gaat en dit gegeven ook niet valt af te leiden uit andere elementen van de beschikking. Dat zal slechts in uitzonderingssituaties voorkomen. In de meeste gevallen van substantiële gebreken in de beschikking zal deze vernietigbaar zijn. De omstandigheid dat fouten slechts de vernietigbaarheid tot gevolg kunnen hebben, betekent dat de belanghebbende altijd (tijdig) in bezwaar (en eventueel in beroep) moet komen om de rechtsgeldigheid van de beschikking aan te tasten. In de bezwaarfase kan de beschikking dan nog verbeterd worden door het orgaan dat de beschikking heeft genomen. Wat het beroep op de rechter betreft is het systeem van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) en de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (WARB) van overeenkomstige toepassing, hetgeen inhoudt dat de rechter die een beschikking vernietigt daarmee niet kan volstaan, maar bij de uitspraak moet voorzien in een nieuwe beschikking (de zogenaamde devolutieve werking). Het praktische gevolg hiervan is dat de belastingrechter fouten (ook substantiële) herstelt, dan wel anderszins die gevolgen aan de uitspraak verbindt die het meest in de rede liggen.

Zoals hiervoor is aangegeven kunnen zeer ernstige (vorm)fouten de nietigheid van rechtswege van de beschikking tot gevolg hebben. Op basis van die van rechtswege nietige beschikking kunnen geen rechtsgeldige aanslagen worden opgelegd. Er ontstaat dan een rechtsvacuüm, dat ook niet door de rechter kan worden opgelost: het beroep van de belanghebbende wordt immers niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen beschikking is. Deze situatie is ongewenst. Vandaar dat bij nota van wijziging wordt voorgesteld in artikel 23 te bepalen dat het niet voldoen aan de gestelde voorwaarden geen nietigheid tot gevolg kan hebben. De beschikking kan derhalve nog wel worden vernietigd door de rechter maar die stelt verder daar dan wel de meest in de rede liggende beslissing voor in de plaats.

(...).'

(Memorie van Antwoord, Kamerstukken II 1993/94, 22 885, nr. 6, p. 41 e.v.).

4.4. Naar het oordeel van het Hof heeft de Heffingambtenaar in strijd met het bepaalde in artikel 23, lid 1, van de Wet WOZ, nagelaten de onroerende zaak in de beschikking zodanig te omschrijven of nader aan te duiden dat het voor belanghebbende duidelijk was welk perceel en/of welke percelen tot objectnummer ----- behoorde(n). Hierbij neemt het Hof ook in aanmerking dat op bedoelde WOZ-beschikking nog twee andere objecten staan vermeld, aangeduid met nummers 11490 en 11722, die ook niet te herleiden zijn tot kadastrale percelen of anderszins te identificeren zijn. Volgens de Heffingsambtenaar bevat het taxatieverslag wel de kadastrale gegevens, maar artikel 23, lid 1, van de Wet WOZ bevat de verplichting tot aanduiding van de onroerende zaak in de WOZ-beschikking en niet in het taxatieverslag. Overigens heeft het Hof vastgesteld dat een taxatieverslag met betrekking tot onderhavig belastingtijdvak niet tot de gedingstukken behoort.

4.5. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar weliswaar overwogen dat het object Onbebouwd -----, bos Y, voor zover het betreft perceel X000, ten onrechte als "bos" is omschreven en dat dit een perceel woonerf betreft, maar heeft hij nagelaten de WOZ-beschikking in zoverre te verbeteren.

4.6. Gelet op het voorgaande behoeft de WOZ-beschikking verbetering in dier voege dat het object Onbebouwd ----- bestaat uit de kadastrale percelen A000, groot 8900 m2, X000, groot 785 m2 en K857, groot 3410 m2, dat de percelen A000 en A847 onder de cultuurgrondvrijstelling vallen en dat X000 als woonerf moet worden aangeduid.

4.7. Belanghebbende heeft geen inhoudelijke grieven aangevoerd tegen de waarde van de onroerende zaak, in die zin dat die waarde te hoog zou zijn vastgesteld. Gelet op de omvang van het geschil als bedoeld in artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht zal het Hof zich daarover dan ook niet uitlaten.

4.8. Met betrekking tot de beroepsgrond van belanghebbende dat de Heffingsambtenaar belang heeft bij een zo laag mogelijke waarde van de grond in verband met een planschadeprocedure, overweegt het Hof dat in een geschil voor de belastingrechter dergelijke vermeende motieven of achterliggende belangen geen enkele rol kunnen spelen. In dit geding zou wel aan de orde kunnen komen de vraag of de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld, maar deze vraag is gelet op hetgeen in 4.7 is overwogen, thans niet aan de orde.

4.9. Het Hof komt tot de slotsom dat het hoger beroep gegrond is en de uitspraken van de Rechtbank en de Heffingsambtenaar moeten worden vernietigd. Doende wat de Rechtbank had moeten doen zal het Hof de WOZ-beschikking verbeteren zoals onder 4.6 vermeld onder handhaving van de waarde van € 13.000. Het voorgaande betekent dat ook de aanslag in de onroerende zaakbelasting over het jaar 2008 moet worden gehandhaafd.

Ten aanzien van het griffierecht

4.10. Nu de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de gemeente Y aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 39 respectievelijk € 111 te vergoeden.

Ten aanzien van de proceskosten

4.11. Nu het door belanghebbende ingestelde hoger beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

4.12. Gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt het Hof, ter zake van reiskosten voor het bijwonen van de zittingen bij de Rechtbank en het Hof, deze kosten op 2 x € 16,50 = € 33.

4.13. Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft gemaakt.

5. Beslissing

Het Hof,

- verklaart het hoger beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

- verklaart het tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de Heffingsambtenaar inzake het object Onbebouwd -----;

- verbetert de WOZ-beschikking zodanig dat het object Onbebouwd ----- bestaat uit de kadastrale percelen A000, groot 8900 m2, X000, groot 785 m2 en K857, groot 3410 m2, dat de percelen A000 en A847 onder de cultuurgrondvrijstelling vallen, dat X000 woonerf betreft en dat de waarde wordt gehandhaafd op € 13.000;

- gelast dat de gemeente Y aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 150 vergoedt;

- veroordeelt de Heffingsambtenaar in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 33.

Aldus gedaan op 6 oktober 2011 door V.M. van Daalen-Mannaerts, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.