Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-12-2011, BV7554, 11-00005

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-12-2011, BV7554, 11-00005

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 december 2011
Datum publicatie
2 maart 2012
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2011:BV7554
Zaaknummer
11-00005

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in januari 2005 een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor de bouw van een horecaruimte met daarboven twee appartementen ingediend. In maart 2005 is de vergunning verleend en is bouwleges in rekening gebracht. In 2006 is de bouw door de gemeente stilgelegd omdat niet twee, maar vier appartementen werden gerealiseerd. Belanghebbende heeft toen opnieuw een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning ingediend, welke is geweigerd. De ter zake van de tweede aanvraag in rekening gebrachte leges is in geschil. Het hof acht zich gebonden aan de beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de tweede aanvraag als nieuwe bouwaanvraag moet worden aangemerkt. Belanghebbende stelt evenwel dat de leges beperkt moeten worden tot de leges berekend over de kosten van de wijzigingen van het oorspronkelijke bouwwerk. Het hof verwerpt deze stelling. Nu de tweede aanvraag een nieuwe aanvraag voor een reguliere bouwvergunning is, dienen de leges te worden berekend over de bouwkosten van het hele bouwwerk. Het gelijk is aan de heffingsambtenaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector belastingrecht

Derde meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 11/00005

Uitspraak op het hoger beroep van

X B.V.,

gevestigd te Y,

hierna: belanghebbende,

tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank

's-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 25 november 2010, nummer AWB 10/1731 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Heffingsambtenaar van de gemeente Boekel,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende na te noemen aanslag leges.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 27 april 2006 onder nummer 1 een aanslag in bouwleges opgelegd van € 6.435,60. Bij bezwaarschrift heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Bij uitspraak van 16 december 2008 heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 288. Bij schriftelijke uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van

€ 448.

De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op

30 september 2011 te 's-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord belanghebbende en de Heffingsambtenaar.

1.5. Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1. Op 5 januari 2005 heeft belanghebbende bij de gemeente Boekel (hierna: de gemeente) een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor de (her)bouw van een horecaruimte met daarboven twee appartementen ingediend. Op de aanvraag is onder 8 vermeld dat de aanneemsom of raming van de kosten (exclusief BTW) € 315.000 bedraagt.

2.2. De gemeente heeft naar aanleiding van de onder 2.1 vermelde aanvraag de reguliere bouwvergunning op 30 maart 2005 verleend. In verband met deze aanvraag heeft het College van Burgemeester en Wethouders een aanslag met dagtekening 30 maart 2005 en nummer 3 aan bouwleges opgelegd van € 8.561,03.

2.3. De bouw van de onder 2.1 vermelde horecaruimte met twee appartementen is door de gemeente stilgelegd, omdat niet twee, maar vier appartementen werden gerealiseerd. Bij brief van 30 januari 2006 is belanghebbende gelast de bouw stil te leggen casu quo het bouwwerk niet in gebruik te nemen.

2.4. Uit een proces-verbaal van 30 januari 2006 blijkt dat aan belanghebbende is medegedeeld:

'Om u op een correcte wijze te kunnen adviseren is het van belang dat u ons middels een schetsplan op de hoogte brengt van de afwijking. Aan de hand van dit schetsplan beoordelen wij of het bouwplan alsnog te vergunnen is. Deze gegevens dient u binnen vier weken aan ons toe te zenden.'

2.5. Belanghebbende heeft geen schetsplan ingediend, maar zij heeft op 8 februari 2006 bij de gemeente een aanvraag voor een reguliere bouwvergunning ingediend. Onder 2c is vermeld dat eerder al een bouwvergunning is verleend met de verwijzing naar de datum 30 mei 2005 [Hof: bedoeld zal zijn 30 maart 2005] en nr 3. Onder 6c is de vraag 'Verandert de bruto inhoud van het bouwwerk door de bouwwerkzaamheden?' beantwoord met: n.v.t.. Op de aanvraag is onder 8 vermeld met betrekking tot de aanneemsom of raming van de kosten (exclusief BTW) 'n.v.t.'.

2.6. De gemeente heeft naar aanleiding van de onder 2.5 vermelde aanvraag de bouwvergunning op 27 april 2006 geweigerd. In verband met deze aanvraag heeft het College van Burgemeester en Wethouders een aanslag met dagtekening 27 april 2006 en nummer 1 aan bouwleges opgelegd van € 8.580,80 - € 2.145,20 (25% ambtshalve teruggaaf in verband met weigering bouwvergunning) = € 6.435,60 (hierna: de aanslag).

2.7. Bij het opleggen van de aanslagen is het College van Burgemeester en Wethouders uitgegaan van een raming van de bouwkosten van € 446.576 (inclusief BTW). Het College van Burgemeester en Wethouders heeft deze kosten berekend als volgt: 1.976 m3 (inhoud bouwwerk volgens eerste aanvraag) x € 226 per m3 = € 446.576. De hiervoor vermelde prijs per kubieke meter baseert het College van Burgemeester en Wethouders op de 'normbedragen voor de berekening van bouwkosten per 1 januari 2005'.

2.8. De aanslag is opgelegd op basis van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2006, geheten de Legesverordening 2006, en de bij deze verordening behorende tarieventabel. In deze tarieventabel is, voor zover te dezen van belang, het volgende vermeld:

'HOOFDSTUK 20 BOUWVERGUNNINGEN

20.1.1 Bouwkosten

Onder bouwkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad NEN2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd, dan wel de aannemingssom als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989) verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting.'

2.9. Na tegen de aanslag gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak het bezwaar ongegrond verklaard.

2.10. Belanghebbende heeft tegen de eerder vermelde bouwstop, de onder 2.6 vermelde weigering van de bouwvergunning en de weigering van een gebruiksvrijstelling bezwaar, beroep en hoger beroep aangetekend. Bij uitspraak van 10 december 2008 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, nr 200801404/1, LJN BG6435 is de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De Rechtbank had het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Dient de uitspraak van de Rechtbank te worden vernietigd, omdat de wederpartij van belanghebbende is aangeduid met Heffingsambtenaar van de gemeente

's-Hertogenbosch in plaats van de Heffingsambtenaar van de gemeente Boekel?

II. Zo vraag I ontkennend moet worden beantwoord: Dient de aanslag te worden beperkt tot de verschuldigde leges over de bouwkosten van de wijzigingen ten opzichte van de bouwkosten van het bouwwerk, waarvoor de bouwvergunning is verleend?

Belanghebbende beantwoordt vragen I en II bevestigend. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het bij de Rechtbank ingestelde beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en een vermindering van de aanslag tot € 140. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Gronden

Ten aanzien van het geschil

Vooraf en ambtshalve

4.1. De aanslag is opgelegd door het College van Burgemeester en Wethouders. Het was hiertoe niet bevoegd. Ingevolge artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet gelden de bevoegdheden van de inspecteur, waaronder de bevoegdheid belasting te heffen, met betrekking tot de gemeentelijke belastingen immers voor de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen. Nu de Heffingsambtenaar het bezwaar aan een inhoudelijke beoordeling heeft onderworpen en uitspraak op het tegen de aanslag ingediende bezwaar heeft gedaan, is daarmee het bevoegdheidsgebrek hersteld (arrest van de Hoge Raad van 24 december 2010, nr 10/00154, LJN BO0396).

Vraag I

4.2. De Rechtbank heeft in de bestreden uitspraak de wederpartij van belanghebbende aangeduid met Heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch.

4.3. Belanghebbende betoogt dat reeds hierom de uitspraak van de Rechtbank moet worden vernietigd.

4.4. De Heffingsambtenaar betoogt, dat het hier een kennelijke verschrijving betreft.

4.5. Het Hof is van oordeel, dat de onder 4.2 bedoelde aanduiding een kennelijke verschrijving betreft, waarvan redelijkerwijs aanstonds duidelijk was dat het een vergissing betrof. De onder 4.3 bedoelde stelling van belanghebbende vindt geen steun in het recht.

4.6. Vraag I dient ontkennend te worden beantwoord.

Vraag II

4.7. Belanghebbende stelt, dat zij bij de onder 2.5 vermelde aanvraag niet opnieuw een reguliere bouwvergunning heeft aangevraagd voor het hele bouwwerk. Zij wijst op de wijze waarop de aanvraag is ingevuld.

4.8. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft bij uitspraak van 10 december 2008, nr 200801404/1, LJN BG6435, voor zover te dezen van belang, het volgende overwogen:

'2.8. Volgens vaste jurisprudentie is voor een wijziging van ondergeschikte aard van een bouwplan geen nieuwe bouwaanvraag vereist. De wijziging op de bouwtekening ten opzichte van de bouwvergunning van 30 maart 2005 betreft de plaatsing van twee extra deuren in de achtergevel. Voorts zijn twee keukenblokken op de tweede verdieping ingetekend. Gelet op de bouwtekening in samenhang bezien met de bij de bouwcontroles op 30 januari, 6 maart en 3 april 2006 gedane constateringen, waarbij naast twee extra buitendeuren en vier keukenblokken, tevens vier gasmeters, vier boilers, vier badkamers en vier aansluitingen voor een deurbel werden aangetroffen, hetgeen door X niet is betwist, en de namens X op 00-00-00 geplaatste advertentie in het Weekblad A, beoogde X vier woningen in plaats van de twee vergunde woningen op te richten. Hieruit volgt dat redelijkerwijs niet meer kan worden gesproken van hetzelfde bouwplan en derhalve geen sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard. Het op 8 februari 2006 ingediende formulier met tekening is terecht aangemerkt als nieuwe bouwaanvraag.'

4.9. De Afdeling heeft als hoogste bestuursrechter derhalve reeds beslist, dat de onder 2.5 vermelde aanvraag - met tekening, die overigens niet tot de gedingstukken behoort - een nieuwe aanvraag is. Dit oordeel is bindend voor het Hof.

4.10. Belanghebbende stelt evenwel, dat uit het oordeel van de Afdeling nog niet volgt dat de leges mogen worden geheven tot het bedrag, zoals de Heffingsambtenaar dat heeft vastgesteld. Zij stelt dat de leges beperkt moeten worden tot de leges berekend over de kosten van de wijzigingen van het oorspronkelijke bouwwerk, waarvoor de onder 2.2 vermelde bouwvergunning is verleend.

4.11. De onder 4.10 vermelde stelling van belanghebbende faalt. Uit het onder 4.8 genoemde oordeel van de Afdeling volgt, dat de onder 2.5 vermelde aanvraag een nieuwe aanvraag voor een reguliere bouwvergunning is. Derhalve dienen de leges te worden berekend over de bouwkosten van het hele bouwwerk (vergelijk: arrest van de Hoge Raad van 16 april 2010, nr 09/01091, LJN BM1239). Nu belanghebbende de berekening van de Heffingsambtenaar van de bouwkosten van het hele bouwwerk op een bedrag van € 446.576 (inclusief BTW) niet heeft betwist volgt uit de Legesverordening 2006 en de bijbehorende tarieventabel dat de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd.

4.12. Vraag II dient ontkennend te worden beantwoord.

Slotsom

4.13. Uit al vorenoverwogene volgt dat het gelijk aan de zijde van de Heffingsambtenaar is. Het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

Ten aanzien van het griffierecht

4.14. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de gemeente Boekel aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

Ten aanzien van de proceskosten

4.15. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Aldus gedaan op: 16 december 2011 door P. Fortuin, voorzitter, P.A.M. Pijnenburg en L.M. Brouwer-Harten, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.

Het aanwenden van een rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a) de naam en het adres van de indiener;

b) een dagtekening;

c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d) de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.