Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-06-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2620, 12-00818
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-06-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2620, 12-00818
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 27 juni 2013
- Datum publicatie
- 2 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:2620
- Zaaknummer
- 12-00818
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft in december 2008 een bedrag van € 30.000 gestort op een geblokkeerde rekening bij de D-bank. Vervolgens is dit bedrag in januari 2009 overgemaakt naar drie lijfrentedeposito’s. Het Hof is – mede op basis van de productvoorwaarden - van oordeel dat de geblokkeerde rekening waarop in december 2008 € 30.000 is gestort, een lijfrentespaarrekening is in de zin van artikel 3.126a Wet IB 2001. Het in 2008 betaalde bedrag kan niet in 2009 als uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking worden genomen.
De door belanghebbende medio 2009 ontvangen voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting 2008 behoort tot de bezittingen van box 3. Daaraan doet niet dat deze voorlopige teruggaaf te hoog is geweest.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00818
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 24 oktober 2012, nummer AWB 12/2816, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[A],
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna ook: IB/PH) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 154.757 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.293, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 15 mei 2013 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [B] en [C].
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Na sluiting van het onderzoek heeft belanghebbende op 18 mei 2013 een brief aan het Hof gezonden. De inhoud van dat stuk leidt niet tot het oordeel dat het onderzoek niet volledig is geweest, en heeft voor het Hof geen aanleiding gevormd het onderzoek te heropenen.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Belanghebbende heeft op 29 december 2008 € 30.000 gestort op de rekening “[D] lijfrente sparen” met nummer [E], onder vermelding van “banksparen 2008”. Op 2 januari 2009 is voormeld bedrag in bedragen van ieder € 10.000 overgemaakt naar drie verschillende lijfrentedeposito-rekeningen (hierna ook: de deposito’s), alle met verschillende looptijden en rentetarieven.
De productvoorwaarden van de [D] Bank (hierna ook: de Productvoorwaarden) met betrekking tot [D] Lijfrente sparen, welke betrekking hebben op de lijfrentespaarrekeningen van belanghebbende, luiden – voor zover van belang - als volgt:
“1 Definities
In deze voorwaarden wordt verstaan onder
a (...)
b [D] Lijfrente Deposito
De geblokkeerde Rekening [D] Lijfrente Deposito, die op naam is gesteld van Rekeninghouder en waarop uitsluitend een bedrag vanaf de Rekening kan worden gestort in het kader van fiscaal gefacilieerd lijfrentesparen zoals bedoeld in artikel 3.126a van de Wet Inkomstenbelasting 2001 en waarbij het gestorte bedrag voor een vooraf overeengekomen looptijd wordt vastgezet, tegen een vooraf overeengekomen gegarandeerd rentepercentage.
(...)
d Lijfrente Spaartegoed
Het geblokkeerde Saldo van de Rekening luidende in contanten, bestaande uit de op de Rekening gestorte bedragen en de daarop behaalde rendementen.
(…)
h Rekening
De geblokkeerde Rekening [D] Lijfrente Sparen zonder debetfaciliteit, die op naam is gesteld van de Rekeninghouder en waarop uitsluitend een bedrag kan worden gestort in het kader van fiscaal gefacilieerd lijfrentesparen zoals bedoeld in artikel 3.126a van de Wet.
(..)
k Tegenrekening
De door de rekeninghouder aangewezen en door de Bank geaccepteerd particuliere bankrekening (niet zijnde een spaarrekening en/of beleggingsrekening) aangehouden bij een Nederlandse bankinstelling, ten gunste en ten laste waarvan mutaties ingevolge deze Voorwaarden kunnen plaatsvinden.
(…)
2 Algemeen
Het doel van de Rekening is het treffen van een oudedagsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 1.7 eerste lid letter b jo. artikel 3.126a vierde tot en met zevende lid van de Wet.
(…)
3 Opbouw van het Lijfrente Spaartegoed
De Rekeninghouder mag uitsluitend en maximaal de wettelijk toegestane Jaarruimte en/of Reserveringsruimte aan de Rekening storten. (…)
Het Lijfrente Spaartegoed is geblokkeerd. Dit houdt in dat de Rekeninghouder niet vrijelijk over het Lijfrente Spaartegoed kan beschikken. Het Lijfrente Spaartegoed kan uitsluitend worden aangewend voor de aankoop van een recht op lijfrente bij een verzekeraar zoals bedoeld in artikel 3.125 van de Wet of voor de storting op een lijfrentespaarrekening bij de bank ter verkrijging van een recht op periodieke uitkeringen als bedoeld in artikel 3.126a, vierde tot en met zevende lid, van de Wet.
(…)
Het Lijfrente Spaartegoed is geblokkeerd tot uiterlijk het einde van het kalenderjaar waarin de Rekeninghouder de leeftijd van zeventig jaar bereikt. Uiterlijk op dit tijdstip dient de Rekeninghouder het Lijfrente Spaartegoed te hebben aangewend zoals bedoeld in artikel 3.5 van deze Voorwaarden. Indien de Rekeninghouder niet aan deze voorwaarde voldoet handelt de Rekeninghouder in strijd met de fiscale voorwaarden.
4 Rente
De Bank vergoedt over het Lijfrente Spaartegoed een door haar vast te stellen variabele rente of een vaste rente als gebruik wordt gemaakt van de in artikel 5 genoemde [D] Lijfrente Deposito.
(…)
5 [D] Lijfrente Deposito
De Rekeninghouder heeft de mogelijkheid om (een gedeelte van) het Lijfrente Spaartegoed te storten in een [D] Lijfrente Deposito.
(…)
De Looptijd van de [D] Lijfrente Deposito bedraagt minimaal één jaar (twaalf gehele kalendermaanden) en maximaal dertig jaar (360 gehele kalendermaanden). Het ingelegde bedrag wordt aan het einde van de vooraf overeengekomen termijn van de [D] Lijfrente Deposito op de Rekening overgeboekt.
(…)
7 Beëindiging
De Rekening kan niet worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of – in tegenstelling tot hetgeen in artikel 24 en 25 van de Algemene Bankvoorwaarden is bepaald – formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid dienen.
(…)”
In de aangifte IB/PH voor het jaar 2008 heeft belanghebbende een bedrag van € 30.000 als aftrekbare lijfrentepremie in aanmerking genomen. Bij de voorlopige aanslag IB/PH 2008, gedagtekend 30 mei 2009, heeft belanghebbende conform zijn aangifte een teruggaaf ontvangen van € 14.457. Tevens is een bedrag van
€ 645 aan heffingsrente vergoed.
De Inspecteur heeft bij de definitieve aanslag IB/PH 2008 slechts een bedrag van € 7.187 als aftrekbare lijfrentepremie in aanmerking genomen, wat resulteerde in een te betalen belastingbedrag van € 11.862 en een te betalen bedrag aan heffingsrente van € 1.190.
Bij brief van 6 maart 2012 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag IB/PH 2009, welke conform zijn aangifte is opgelegd. In zijn bezwaarschrift verzoekt belanghebbende alsnog een deel van het betaalde bedrag ad € 30.000 in aanmerking te nemen als aftrekbare lijfrentepremie. Later is dit bedrag door hem becijferd op € 15.974 (€ 9.271 aan jaarruimte en € 6.703 aan reserveringsruimte).
Bij uitspraak op bezwaar van 16 mei 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen en heeft hij de aanslag IB/PH 2009 gehandhaafd. De Inspecteur heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de lijfrentepremie in het jaar 2009 niet in aftrek kan worden gebracht, omdat de lijfrentepremie in 2008 is betaald.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Heeft belanghebbende recht op aftrek van uitgaven voor inkomensvoorzieningen in verband met stortingen op lijfrentespaarrekeningen?
II. Bij bevestigende beantwoording van vraag I: heeft belanghebbende recht op een hogere aftrek dan € 15.974?
III. Dient de rendementsgrondslag per 31 december 2009 te worden verminderd met een bedrag van € 14.457 ter zake van de medio 2009 ontvangen voorlopige teruggaaf van de inkomstenbelasting over het jaar 2008?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:
Belanghebbende
In de procedure over het jaar 2008 heb ik mij neergelegd bij de toepassing van het wettelijk maximum. Door voortschrijdend inzicht ben ik echter van mening dat dit wettelijk maximum van ongeveer € 7.000 per jaar geldt en dat de inhaalruimte dus veel hoger is.
Het bedrag van € 30.000, dat is gestort op rekening eind 2008, is niet in box 3 meegenomen, omdat ik in de veronderstelling was dat het bedrag in 2008 in aftrek kon worden gebracht.
Als het geld op de lijfrentedeposito’s vrijvalt, dan wordt het saldo volgens de productvoorwaarden gestort op rekening [E].
Ik weet niet of ik alsnog gebruik wil maken van de mogelijkheid van terugstorting. Ik ontvang nu een aardig rendement op die rekeningen.
De Inspecteur
Als ik kijk naar productvoorwaarden van [D], dan is de rekening nummer [E] wel een lijfrentespaarrekening en deze is al ultimo 2008 overeengekomen en ontstaan. In 2009 is geld overgemaakt van deze lijfrentespaarrekening naar andere lijfrentespaarrekeningen (de deposito’s).
Ten aanzien van box 3: het gaat om materiële belastingschuld, die vloeit voort uit de wet.
Te zijner tijd zal de saldomethode van toepassing zijn, als het bedrag vrijvalt. Gedeeltelijke afkoop is mogelijk met toepassing van de saldomethode. Belanghebbende dient daarvoor wel een formulier in te vullen, en na akkoordverklaring van de Inspecteur kan hij vervolgens de bank verzoeken om over te gaan tot gedeeltelijke afkoop.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en – naar het Hof begrijpt - vermindering van de aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 131.944 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.