Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3021, 12-00639
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3021, 12-00639
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 juli 2013
- Datum publicatie
- 23 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:3021
- Zaaknummer
- 12-00639
Inhoudsindicatie
Belanghebbende exploiteert een melkveebedrijf. Zij bouwt een open-luifel-stal aan een reeds bestaande ligboxenstal. Daarbij wordt een van de muren van de bestaande stal grotendeels gesloopt. De nieuwe stal heeft aparte, eigen, ingangen, een aparte waterbron, een eigen voedersysteem en een aparte elektriciteitsvoorziening.
Moeten de bouwwerkzaamheden worden aangemerkt als een verbouwing van een bestaande zaak, welke verbouwing niet heeft geleid tot de vervaardiging van een nieuw goed (inspecteur) of hebben de bouwwerkzaamheden geleid tot een zelfstandige zaak, een goed, dat is vervaardigd, dan wel de vervaardiging van een zelfstandig deel van een goed (belanghebbende).
Het Hof is van oordeel dat sprake is van fysiek gescheiden bouwwerken, die zich voor zelfstandig gebruik lenen, en dat met betrekking tot de bouw van de nieuwe stal sprake is van een vervaardigd onroerend goed. Met de bouw van de nieuwe stal is voldaan aan het criterium van “in wezen nieuwbouw”.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00639
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst Oost Brabant/[inspecteur]
hierna: de Inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 4 september 2012, nummer AWB 12/72, in het geding tussen
[belanghebbende],
gevestigd te[woonplaats],
hierna: belanghebbende,
en
de Inspecteur
betreffende na te noemen naheffingsaanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer] over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van € 7.929 aan belasting, alsmede bij beschikking een heffingsrente van € 329. De naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 2.573 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 2 mei 2013 te ’s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer[A], de gemachtigde van belanghebbende de heer[B], alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C]. De Inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij en deze ter zitting voorgedragen. Belanghebbende heeft ter zitting exemplaren van haar reactie op de pleitnota van de Inspecteur overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij en deze reactie voorgedragen.
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende exploiteert een melkveebedrijf. Zij is voor de heffing van omzetbelasting als ondernemer aan te merken. Tot 1 december 2008 werd belanghebbende als landbouwer in de zin van artikel 27, lid 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) aangemerkt (zogenoemde landbouwregeling). Per 1 december 2008 heeft belanghebbende op de voet van artikel 27, lid 6, van de Wet afgezien van de toepassing van de landbouwregeling.
In verband met het recht op aftrek per 1 december 2008 en de daarbij passende herziening als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 13 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 heeft belanghebbende bij brief van 17 november 2009 een zogenoemde herzieningslijst ingediend. Ter zake van de (aan)bouw van een stal voor onder meer jongvee was in de voornoemde lijst een bedrag van € 161.000 aan investering opgenomen inclusief € 25.707 aan omzetbelasting. In dat verband werd inzake de voornoemde herziening om teruggaaf verzocht van een bedrag van € 5.356, samengesteld als volgt:
2008 € 214; 2009 € 2.571 en 2010 € 2.571.
Voor het voornoemde bedrag aan herziening van € 5.356 is aan belanghebbende teruggaaf verleend. De Inspecteur, die van mening was dat belanghebbende voor die investering geen recht op herziening toekwam, heeft het bedrag van € 5.356 nageheven. Dat bedrag is begrepen in bovengenoemde naheffingsaanslag.
Belanghebbende beschikte oorspronkelijk alleen over een ligboxenstal van 74,76 meter lang en 25,70 meter breed voorzien van een roostervloer en mestputten onder de stal. Die stal was bestemd voor gebruik van zowel koeien als jongvee. De stal beschikt over een brede voergang. Naast die stal bevonden zich twee sleufsilo’s voor ruwvoer. In het kader van de (aan)bouw is een zijmuur grotendeels gesloopt. Er is een afscheiding met twee doorgangen - poorten - gemaakt om het voor de dieren mogelijk te maken zich van de ene ruimte naar de andere ruimte te verplaatsen. Er is aldus sprake van een zogenoemde open-luifel-stal. Regelgeving in verband met het welzijn van dieren vraagt om (deels) open stallen.
Bij aanvraagformulier bouwvergunning van 21 oktober 2006 heeft belanghebbende bij de gemeente [D] een bouwvergunning aangevraagd. In de aanvraag is onder meer opgenomen dat het gaat om het “gedeeltelijk vergroten van Rundveestal”. Bij de toelichting is vermeld: “Aanbrengen sleufsilo”. Verder is in de aanvraag vermeld dat de inhoud van het bouwwerk voor de werkzaamheden 16.537 m³ is en na de bouwwerkzaamheden 19.122 m³ zal zijn. Bij materiaal en kleurgebruik is onder meer vermeld “Stalen damw. prof. plaat”. Bij de wijze van uitvoering van bouwwerkzaamheden is ten slotte “Nog niet bekend” vermeld. Verzonden op 8 maart 2007 is de aanvraag gehonoreerd en de vergunning verleend. Bij de voorwaarden van de vergunning is onder meer vermeld dat tijdig voor aanvang van bouwwerkzaamheden electra-/ventilatie-/installatie-/verlichtings-tekeningen/berekeningen moeten worden overgelegd. Verder moeten tijdig, minimaal drie weken voor de aanvang van het betreffende onderdeel van het werk, tekeningen en berekeningen van de constructies worden overgelegd.
Voordat de bouwwerkzaamheden zijn gestart van het nieuwe bouwwerk, is de sleufsilo, die het dichtst bij de bestaande ligboxenstal gesitueerd was, gesloopt en is het rijpad dat daar lag, komen te vervallen. Het fundament van voornoemde silo heeft geen functie meer gekregen. Op de plaats van de silo en het rijpad is het bouwwerk geplaatst met de functie van stal (hierna: de nieuwe stal). De nieuwe stal is 60 meter lang en 12 meter breed. Er is plaats bijgekomen voor 94 dieren. Op het bouwblok van de kavel was elders geen plaats voor de nieuwe stal.
Voor de eigen spanten van de nieuwe stal zijn aan de beide langszijden gaten gegraven. In die gaten is een fundering van gewapend beton voor die spanten aangebracht. Vervolgens is na plaatsing van die spanten de nieuwe stal opgetrokken, een zogenoemde frontstal. Aan de buitenzijde van de nieuwe stal is een lage muur opgetrokken. Daarboven is de stal open tot dakhoogte. Bij extreem weer wordt de ruimte afgesloten met een beweegbaar gordijn (in de vergunningsaanvraag aangeduid als “dakzeilen”). De nieuwe stal is gesitueerd twee meter van de oude ligboxenstal; beide stallen hebben een afscheiding. De strook van twee meter wordt niet benut. De nieuwe stal heeft in het midden een looppad, annex mestgang, en aan weerszijden van dat pad zijn ligboxen. Er is bouwtechnisch geen koppeling met de al bestaande ligboxenstal. De dieren kunnen door de constructie niet uit zichzelf van de ene stal naar de andere stal.
De voorgevel van de bestaande ligboxenstal is 35,83 meter breed. De nieuwe stal is zodanig geplaatst dat ook aan de achterzijde wordt gekomen tot die breedte en zo de gevels van beide stallen gelijk zijn. Overigens verschillen wel de dakhoogten en de gebezigde materialen van beide stallen. De voorzijde van de nieuwe stal is aan de voorzijde opgetrokken uit damwandplaten. De daken van de stallen zijn zogenoemde zadeldaken. Het dak van de nieuwe stal loopt door in de bestaande ligboxenstal. De daken zijn zo geconstrueerd dat ze samen één dakgoot hebben. Tussen beide stallen bestaat een hoogteverschil van 75 cm.
De nieuwe stal is ontworpen en gebouwd voor gebruik door jongvee, waaronder kalveren, en zogenoemde droogstaande, drachtige, koeien. Dat vee vraagt een andere behandeling dan van de melkgevende koeien, o.a. wat betreft voedering en ruimte. Er zijn minder voerplaatsen dan in de oude stal. De nieuwe stal heeft geen mestputten en dus ook geen roosters. De mest in de stal wordt met een mestschuif naar een mestsilo van 1.000 m³ buiten de stal getransporteerd. Het bedieningssysteem is geplaatst in de nieuwe stal. De nieuwe stal heeft aparte, eigen, ingangen om van buiten in de nieuwe stal te komen en die stal te verlaten. Er is een aparte waterbron voor de nieuwe stal en de voedering van de in die stal verblijvende dieren vindt in de nieuwe stal plaats. Daarvoor is minder plaats ingeruimd dan in de oude stal. Verder is er ook een aparte elektriciteitsvoorziening. Voor de kalveren is er nog voorzien in aparte verlichting. De stal heeft geen verwarming.
De stallen zijn voor de Wet waardering onroerende zaken als afzonderlijke objecten aangemerkt. Het vorenstaande is inzichtelijk gemaakt met de overgelegde bestektekening behorende bij de voormelde bouwvergunning en een aantal foto’s van interieur en exterieur van de oude stal en de nieuwe stal.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:
Is met betrekking tot de nieuwe stal sprake van een vervaardigd goed?
Bij bevestigende beantwoording heeft belanghebbende terecht om een bedrag van € 5.356 aan herziening verzocht en is de naheffingsaanslag tot een te hoog bedrag opgelegd.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.