Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3028, 12-00420

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3028, 12-00420

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 juli 2013
Datum publicatie
2 september 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:3028
Zaaknummer
12-00420
Relevante informatie
Wet verontreiniging oppervlaktewateren [Tekst geldig vanaf 22-12-2009] [Regeling ingetrokken per 2009-12-22] art. 18

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een woning in het buitengebied. Het perceel is niet aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel. De gemeente heeft de wettelijke zorgplicht voor de inzameling van afvalwater. Op het perceel is door de gemeente een IBA (individueel Behandelingssysteem Afvalwater) geplaatst. Voor beheer, onderhoud en vervanging van onderdelen van de IBA heeft de gemeente een samenwerkingsovereenkomst gesloten met het waterschap. In geschil is de aanslag verontreinigingsheffing opgelegd door het waterschap. Het Hof concludeert dat het IBA bij het Waterschap in beheer is en leidt uit de feiten voorts af, anders dan de Rechtbank, dat het Waterschap in het geval van belanghebbende optreedt als kwaliteitsbeheerder in de zin van artikel 18, lid 1 WVO en niet is gelijk te stellen met een particulier bedrijf. Het Hof is tevens van oordeel dat de heffings- en invorderingsambtenaar van de regionale Belastingsamenwerking Oost-Brabant bevoegd is de het hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

Team Belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00420

Schriftelijke uitspraak op het

hoger beroep, ingesteld door

de heffings- en invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant (BSOB),

tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank

‘s-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 3 juli 2012, nummer AWB 10/101, in het geding tussen

de heer [belanghebbende] te [woonplaats]

(hierna: belanghebbende)

en

de Heffingsambtenaar van het Waterschap [H],

(hierna: de Heffingsambtenaar)

betreffende na te melden aanslag in de verontreinigingsheffing voor het jaar 2007.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn aanslagen in de verontreinigingsheffing opgelegd voor de belastingjaren 2007, 2008 en voor de periode van 1 januari tot en met 31 mei 2009. De aanslagen bedragen respectievelijk € 129,24, € 129,24 en € 44,20.

1.2.

Na bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de bezwaren ongegrond verklaard en de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is van de drie uitspraken van de Heffingsambtenaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank een griffierecht geheven van in totaal € 41.

1.4.

Bij uitspraak van 3 juli 2012 heeft de Rechtbank het beroep in alle zaken gegrond verklaard. Na vernietiging van de uitspraken op bezwaar heeft de Rechtbank de aanslagen vernietigd. De Rechtbank heeft de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende vastgesteld op € 36,96 en de Heffingsambtenaar gelast aan belanghebbende het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 41 te vergoeden.

1.5.

Tegen de uitspraak van de Rechtbank, in zoverre deze de jaren 2007 en 2008 betreft, heeft de Heffingsambtenaar op 13 augustus 2012 in één geschrift hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft het beroepschrift in hoger beroep gesplitst in twee afzonderlijke beroepschriften. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 13 maart 2013 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende in persoon en namens de Heffingsambtenaar de heer [A] van belastingadviesbureau [B] te [C]. Ter zitting is tevens behandeld de zaak van belanghebbende met hofkenmerk 12/00421.

1.7.

Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Buiten bezwaar van belanghebbende heeft de Heffingsambtenaar bij zijn pleitnota een bijlage overgelegd.

1.8.

Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft het Hof het onderzoek ter zitting gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van het perceel kadastraal bekend als gemeente [D], sectie [--], nummer [000], plaatselijk bekend als [E-straat] 7 te [woonplaats], gemeente [D] (hierna: de gemeente). Het perceel is niet aangesloten op het gemeentelijke rioleringsstelsel.

2.2.

In verband met wijziging van enige bepalingen van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in verband met de zuivering van stedelijk afvalwater en toekenning bevoegdheid aan Waterschapsbesturen tot vergunningverlening, werd in 2003 op voormeld perceel een zogenoemde IBA (Individueel Behandelingssysteem Afvalwater) geplaatst.

Vóór de plaatsing van de IBA bevond zich op het perceel voor de afvoer van rioolwater een bezinkput. Die was eigendom van belanghebbende. Voor de bezinkput was belanghebbende geen recht of heffing verschuldigd.

2.3.

Op 23 oktober 2003 hebben belanghebbende en de gemeente, in verband met de plaatsing van de IBA een overeenkomst (overeenkomst aanleg, gebruik en instandhouding van het individuele behandelingssysteem afvalwater) gesloten (hierna: de IBA overeenkomst).

2.4.

Artikel 2 “Aanleg en onderhoud” lid 7 van de IBA overeenkomst luidt als volgt.

“Het onderhoud, de vervanging van onderdelen en de zorg voor de goede werking van het IBA-systeem wordt verzorgd en komt geheel voor rekening van de gemeente.”.

2.5.

Artikel 4 “Eenmalige eigen bijdrage, heffingen en vergoedingen” van de IBA overeenkomst luidt als volgt.

  1. De eigenaar betaalt aan de gemeente voor het ter beschikking stellen van het IBA-systeem een eenmalige eigen bijdrage van € 2.135,-- (zegge tweeduizend honderdvijfendertig euro) te voldoen in vier termijnen van € 533,75 per jaar.

  2. De eigenaar betaalt jaarlijks aan de gemeente een bijdrage die overeenkomt met het in de gemeente geldende rioolrecht, zoals dat is verschuldigd in dat betreffende jaar.

  3. De eigenaar betaalt jaarlijks aan het Waterschap [F] de verontreinigingsheffing volgens de daarvoor geldende heffingsgrondslag, zoals dat is verschuldigd in dat betreffende jaar.

  4. De kosten voor het leveren van stroom aan het IBA-systeem zijn voor rekening van de eigenaar. De gemeente koopt deze kosten eenmalig af door € 670 (zegge zeshonderdzeventig euro) over te maken op een door de eigenaar aan te geven rekening. De betaling vindt plaats na oplevering van de IBA, doch niet later dan uiterlijk 1 maart 2004.

2.6.

Ingaande 1 november 2003 heeft de gemeente het onderhoud van de IBA uitbesteed en ter zake een onderhoudscontract afgesloten met [G] BV, voor de duur van 20 jaar.

2.7.

De gemeente en het Waterschap [H] (hierna: het Waterschap) hebben in 2004/2005 een “Gemeenschappelijke regeling sanering buitengebied tussen de Gemeente [D] en Waterschap [H]” (hierna: de gemeenschappelijke regeling) getroffen. Het desbetreffende stuk is door het Waterschap getekend op 24 september 2004 en door de gemeente op 28 april 2005.

In artikel 1 is geformuleerd dat de regeling is getroffen in het belang van een doelmatige sanering van ongezuiverde lozingen van afvalwater in het buitengebied en dat de regeling zich richt op die gebieden waar het aanleggen van riolering ondoelmatig is en het afvalwater gezuiverd wordt met een systeem voor de individuele behandeling van afvalwater (IBA).

2.8.

In de considerans van de gemeenschappelijke regeling is onder meer overwogen dat inzameling van afvalwater behoort tot de zorgtaken van de gemeente conform de Wet milieubeheer, dat de zuivering van afvalwater behoort tot de zorgtaken van het Waterschap, dat door de samenwerking tussen gemeente en Waterschap de laagste maatschappelijke kosten kunnen worden bereikt, dat de gemeente op grond van de Wet bodemsanering zorg draagt voor handhaving van lozingen van afvalwater in de bodem en dat het Waterschap op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zorg draagt voor handhaving van lozingen op oppervlaktewater.

2.9.

In april 2005 is, in aansluiting op de hiervoor bedoelde gemeenschappelijke regeling, tussen de gemeente en het Waterschap [H] een “Samenwerkingsovereenkomst tussen Gemeente [D] en Waterschap [H] voor het beheer en onderhoud van de gesaneerde afvalwaterlozingen in het buitengebied” (hierna: de samenwerkingsovereenkomst) overeengekomen. Die regeling gold met ingang van 1 januari 2007, ook voor het onderhavige jaar.

2.10.

In de samenwerkingsovereenkomst (artikel 2, verantwoordelijkheden en bevoegdheden) is onder meer bepaald dat het Waterschap verantwoordelijk is voor beheer, onderhoud en vervanging van elektro- en mechanische onderdelen van de IBA-systemen en dat de gemeente de regie voert over contacten met gebruikers en perceelseigenaren. In artikel 6 (Uitvoering beheer en onderhoud) is vermeld dat het Waterschap beheer, onderhoud en vervanging van elektro- en mechanische onderdelen van IBA-systemen aanbesteedt c.q. deze taak zelf uitvoert, dat het Waterschap het onderhoudscontract dat de gemeente per 1 november heeft afgesloten met [G] BV voor de duur van 20 jaar overneemt, dat het Waterschap de bevindingen van beheerswerkzaamheden aan de betrokken gemeenten rapporteert en dat doelstelling van het Waterschap is om de systemen op een zodanige wijze te beheren dat zij ten minste twintig jaar goed functioneren en volledige vervanging van de systemen niet eerder dan na twintig jaar noodzakelijk is.

2.11.

In artikel 7 (financiën beheer en onderhoud) van de samenwerkingsovereenkomst is onder meer vermeld dat de kosten voor beheer, onderhoud en vervanging van elektro- en mechanische onderdelen voor rekening van het Waterschap zijn en dat de gemeente een financiële bijdrage aan het Waterschap levert voor de kosten van beheer, onderhoud en vervanging van de IBA-systemen en dat deze bijdrage € 75 per jaar per IBA- systeem bedraagt met ingang van 2005. In artikel 8 (Coördinatiekosten en verrekening) is bepaald dat voor de coördinatie van het beheer en onderhoud de gemeente aan het Waterschap geen vergoeding betaalt.

2.12.

In de uitspraak op bezwaar heeft de Heffingsambtenaar de aanslag gehandhaafd, na onder meer te hebben opgemerkt dat hij de veronderstelling van belanghebbende dat de overeenkomst van belanghebbende met de gemeente [D] betekent dat geen aanslag verontreinigingsheffing kan worden opgelegd, niet deelt.

2.13.

De Rechtbank heeft in haar uitspraak de aanslag vernietigd, na te hebben geoordeeld dat, gelet op de Waterschapswet en de geschiedenis van haar totstandkoming, moet worden aangenomen dat de wetgever slechts een belastingheffende bevoegdheid aan de Waterschappen heeft willen verlenen voor zover daarmee tot dekking kan worden gekomen van de kosten die voor het Waterschap voortvloeien uit de aan hem rechtstreeks in de Waterschapswet opgedragen publiekrechtelijke taken.

3 Geschil, standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In hoger beroep is in geschil het antwoord op de volgende vragen.

A. Was de Heffingsambtenaar bevoegd het hoger beroep in te stellen?

Zo ja,

B. Is de onderhavige aanslag verontreinigingsheffing voor het jaar 2007 volgens wet- en regelgeving juist opgelegd?

C. Indien vraag (B) bevestigend zou worden beantwoord: verhinderen algemene beginselen van behoorlijk bestuur het opleggen van de aanslag?

D. Dient de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door deze bij de Rechtbank betaalde griffierecht ad € 41 te vergoeden en dient de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het bedrag van de uitgesproken proceskostenverdeling ad € 36,96 te vergoeden, los van de uiteindelijke uitkomst in de in hoger beroep behandelde zaken?

Belanghebbende beantwoordt de vragen A en B ontkennend en vragen C en D bevestigend. De Heffingambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. De hoogte als zodanig van de aanslag is niet in geschil.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting hebben zij daar – zakelijk weergegeven – het volgende aan toegevoegd/benadrukt.

Belanghebbende

De gemeente besteedt uit en het Waterschap gaat vervolgens heffen. Ik betaal ook rioolrecht aan de gemeente. Ik word tweemaal belast.

De IBA is altijd van de gemeente geweest.

Er is mij gezegd dat lozen op het oppervlaktewater een voorwaarde is voor verontreinigingsheffing.

De gemeente hield zich niet aan de overeenkomst.

Wat de clausule onder 3 in artikel 4 van de IBA-overeenkomst betreft, met een ambtenaar van de gemeente is die clausule besproken. Deze heeft me gezegd dat die clausule een standaardclausule betreft, dat die clausule in alle overeenkomsten staat, dat die clausule echter niet ziet op de situatie als die van mij en dat die situatie alleen ziet op situaties waarin rechtstreeks op het oppervlakte wordt geloosd.

De Heffingambtenaar

De IBA voorkomt een ongezuiverde lozing.

De werking van de IBA is eigenlijk inzamelend, zuiverend en transporterend.

Wat betreft punt 11 van mijn pleitnota: er zijn geen planologische aspecten aan verbonden.

Wat betreft de door belanghebbende beweerde truc van de gemeente: er is geen vorm van dubbele heffing. Verontreinigingsheffing en heffing van rioolrecht zijn er altijd geweest.

In 2009 is de samenwerking met de gemeente gestaakt. We waren niet tevreden over de samenwerking.

Ik geloof niet dat de gemeente naar belanghebbende toe in strijd heeft gehandeld met de IBA overeenkomst. Zelfs als de gemeente belanghebbende op het verkeerde been heeft gezet, was het Waterschap geen partij bij de IBA overeenkomst. Het Waterschap heeft ongetwijfeld bij het aangaan van de samenwerking de overeenkomst tussen belanghebbende en de gemeente ingezien. De tekst van die overeenkomst staat gewoon heffing toe; het Waterschap was niet bekend met de door belanghebbende gestelde mondelinge uitlatingen van de ambtenaar van de gemeente.

3.3.

Belanghebbende concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van de Heffingsambtenaar (van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant) in hoger beroep. Subsidiair concludeert hij, onder vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vernietiging van de aanslag.

De Heffingsambtenaar concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, ongegrondverklaring van het beroep en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

4 De gronden voor de beslissing

5 Beslissing