Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3035, 12-00626
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3035, 12-00626
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 juli 2013
- Datum publicatie
- 5 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:3035
- Zaaknummer
- 12-00626
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende, een internationaal militair hoofdkwartier, is voor het jaar 2010 een aanslag in de rioolheffing opgelegd. De rioolheffing heeft zowel betrekking op de inzameling en transport van afvalwater als op de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater en het treffen van maatregelen ten behoeve van de grondwaterstand. Het Hof is van oordeel dat aan belanghebbende voor de rioolheffing als bestemmingsheffing vrijstelling verleend dient te worden op grond van artikel 8 van het Protocol van 28 augustus 1952 nopens de rechtspositie van internationale militaire hoofdkwartieren, dat behoort bij het op 19 juni 1951 te Londen gesloten Verdrag tussen de Staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00626
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende],
gevestigd te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Maastricht (hierna: de Rechtbank) van 24 augustus 2012, nummer AWB 10/1448, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de GBRD Stadsregio Parkstad Limburg,
hierna: de Heffingsambtenaar
betreffende na te noemen aanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 januari 2010 en onder aanslagnummer [aanslagnummer] voor het jaar 2010 een aanslag in de rioolheffing opgelegd naar een te betalen bedrag van € 1.427,28 (hierna: de aanslag). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak van 4 augustus 2010 de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 298.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 466. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 30 mei 2013 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door de heer [B], hoofd juridische zaken van belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [C], de heer[D] en de heer [E].
Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft vervolgens aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende, voorheen [belanghebbende]), is een van de operationele commando’s die vallen onder de[G], gevestigd in [H] (België).
Belanghebbende heeft, naar tussen partijen niet in geschil is, het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het perceel [a-straat] 1 te [woonplaats], welk perceel (indirect) is aangesloten op de riolering van de gemeente [woonplaats]. In verband hiermee is ingevolge de Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2010 van de gemeente [woonplaats] (hierna: de Verordening rioolheffing 2010) aan belanghebbende voor het jaar 2010 de aanslag opgelegd.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het beroep bij de Rechtbank en tot vernietiging van de uitspraak van de Heffingsambtenaar en van de aanslag. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.