Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3381, 13-00071

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3381, 13-00071

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 juli 2013
Datum publicatie
18 juni 2014
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:3381
Zaaknummer
13-00071

Inhoudsindicatie

WOZ-waarde van woning met voormalig pluimveebedrijf.

Heffingsambtenaar heeft waarde onderbouwd met behulp van landelijke Taxatiewijzers. Het Hof is van oordeel dat de Taxatiewijzers als hulpmiddel kunnen dienen, maar wel dient rekening te worden gehouden met individuele omstandigheden. Als gevolg van Reconstructieplan en de ligging binnen het als zodanig aangeduide extensiveringsgebied, is intensieve pluimveehouderij niet langer mogelijk. De Heffingsambtenaar heeft onvoldoende rekening gehouden met deze omstandigheid. Het Hof volgt de in goede justitie vastgestelde waardes die door de Rechtbank zijn vastgesteld.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00071

Uitspraak op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Asten, hierna: de Heffingsambtenaar,

en het incidenteel hoger beroep van

de heer [belanghebbende], wonende te [woonplaats], hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank ’s-Hertogenbosch (hierna: de Rechtbank) van 17 december 2012, nummer AWB 11/4259, in het geding tussen

belanghebbende

en

de Heffingsambtenaar,

inzake de hierna te vermelden beschikkingen en aanslagen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) aan belanghebbende een beschikking gegeven waarbij de waarde van de onroerende zaak, [a-straat] 33 te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak), per de waardepeildatum 1 januari 2009 voor het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 is vastgesteld op € 791.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak een aanslag in de onroerende zaakbelasting over het jaar 2010 opgelegd, welke aanslag in één geschrift is verenigd met de beschikking.

Voorts heeft de Heffingsambtenaar een beschikking afgegeven waarbij de waarde van de onroerende zaak per de waardepeildatum 1 januari 2010 voor het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 is vastgesteld op € 761.000. Tegelijkertijd is aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak een aanslag in de onroerende zaakbelasting over het jaar 2011 opgelegd, welke aanslag in één geschrift is verenigd met de beschikking.

1.2.

Nadat tegen beide beschikkingen en aanslagen bij de Heffingsambtenaar bezwaar is gemaakt, heeft de Heffingsambtenaar bij in één geschrift verenigde uitspraken de bezwaren tegen de waardes ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de primaire besluiten herroepen en de waarde van de onroerende zaak voor de waardepeildatum 1 januari 2009 bepaald op € 650.000 en voor de waardepeildatum 1 januari 2010 op € 630.000, de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 874 en de Heffingsambtenaar opgedragen het betaalde griffierecht van € 41 aan belanghebbende te vergoeden.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Heffingsambtenaar heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 12 juni 2013 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote en zijn gemachtigde de heer [A], advocaat te [B], alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [C].

1.7.

Het Hof heeft het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak omvat zowel het adres [a-straat] 33 als [a-straat] 44 te [woonplaats]. Het betreft oorspronkelijk een pluimveebedrijf met woning met inpandige garage. De inhoud van de woning bedraagt 690 m3. De onroerende zaak heeft een totale kaveloppervlakte van 15.795 m2. Naast de woning omvat de onroerende zaak een vrijstaande garage met overkapping, pluimveestallen en een werktuigenberging/ wagenloods.

2.2.

Bij beschikkingen van 30 september 2011 is de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 791.000 (waardepeildatum 1 januari 2009) respectievelijk € 761.000 (waardepeildatum 1 januari 2010).

2.3.

De onder 2.2 vermelde waardes zijn neergelegd in een taxatierapport van 27 augustus 2012 van [D], Register Taxateur WOZ. De opname heeft plaatsgevonden op 3 maart 2011. De taxateur heeft gebruik gemaakt van de Taxatiewijzer agrarische gebouwen, uitgegeven door het WOZ-datacenter.

2.4.

Op 25 september 2012 heeft [C], gediplomeerd WOZ taxateur, verbonden aan [E], de onroerende zaak getaxeerd op € 821.000 (waardepeildatum 1 januari 2009) respectievelijk € 812.000 (waardepeildatum 1 januari 2010). Ook deze taxateur heeft gebruik gemaakt van de Taxatiewijzer agrarische gebouwen alsmede van de Taxatiewijzer Grond bij agrarische objecten.

2.5.

Volgens het geldende bestemmingsplan is de bestemming van de onroerende zaak agrarisch. Een deel van het perceel is aangeduid als agrarisch bouwblok met de aanduiding “ivh” (intensieve veehouderij). De woning mag enkel als bedrijfswoning worden aangewend. In het Reconstructieplan is de bedrijfslocatie opgenomen in een extensiveringsgebied.

2.6.

Belanghebbende is reeds enige jaren gestopt met de pluimveehouderij.

2.7.

Bij brief van 26 november 2010 wordt de intrekking van de milieuvergunning door het college van burgemeester en wethouders aangekondigd. Deze brief luidt – voor zover van belang – als volgt:

Beoordeling

Van de locatie, gelegen aan de [a-straat] 33, waarvan u eigenaar bent, hebben wij op basis van onze dossierinformatie en gegevens van de Dienst Regelingen vastgesteld dat er vanaf 2007 minimaal 3 jaar geen dieren bedrijfsmatig worden gehouden conform de vigerende milieuvergunning. Dit is ook vastgesteld door onze toezichthouder, (…), tijdens een bezoek aan uw bedrijf op 15 juni 2010.

Voor de locatie [a-straat] 33 hebben wij op 22 juli 1999 een milieuvergunning verleend voor het houden van 10190 ouderdieren legrassen en 3 paarden.

Gang van zaken

Wij zijn voornemens om de voor de locatie [a-straat] 33 verleende milieuvergunning in te trekken.”

2.8.

Naar aanleiding van de onder 2.7 vermelde brief heeft belanghebbende op 15 november 2010, aangevuld op 15 december 2010, een melding gedaan op grond van het Besluit landbouw milieubeheer voor een verandering van de inrichting. De aanpassing houdt in dat de voormalige pluimveestallen zullen worden aangewend voor het houden van 14 paarden en 11 veulens. Bij brief van 31 mei 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders deze melding geaccepteerd. Op grond hiervan wordt een ammoniakemissie toegestaan van 193,1 kg per jaar. Voor het resterende deel (3031,75 kg ammoniak) wordt de oorspronkelijke vergunning ingetrokken.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de Heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak te hoog vastgesteld door uit te gaan van een waarde van € 791.000 respectievelijk € 761.000?

II. Is de Rechtbank buiten de rechtsstrijd getreden door de waardes vast te stellen op lagere bedragen dan € 730.494 respectievelijk € 709.057?

Ter zitting heeft belanghebbende zijn stelling, dat voor het jaar 2010 geen nieuwe primitieve aanslag kon worden opgelegd, ingetrokken.

Belanghebbende is van mening dat de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, welke zij ter zitting nader hebben toegelicht.

3.3.

De Heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep bij de Rechtbank. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing