Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3385, 12-00310
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3385, 12-00310
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 juli 2013
- Datum publicatie
- 16 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:3385
- Zaaknummer
- 12-00310
Inhoudsindicatie
Verzuimboete ex artikel 67a AWR. Beroep op avas slaagt niet.
Een belastingplichtige mag er in de regel op vertrouwen dat een gerenommeerd kantoor zijn aangifte op tijd indient, zonder dat hij behoeft te controleren of dat ook daadwerkelijk gebeurt. In de gegeven omstandigheden mocht belanghebbende er evenwel niet op vertrouwen dat het enkel doorsturen van herinneringsbericht en aanmaning voldoende was om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig zou worden ingediend.
Het Hof is met de Rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat belanghebbende alle in redelijkheid te verlangen zorg heeft betracht om de aangifte tijdig te doen. Zijn beroep op afwezigheid van alle schuld slaagt dan ook niet.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00310
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer [belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 26 april 2012, nummer AWB 11/5378, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor [A],
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen verzuimboete.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.064, alsmede op de voet van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) bij voor bezwaar vatbare beschikking een verzuimboete van € 226 (hierna ook: de boete).Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de boetebeschikking, welke bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgehad op 1 februari 2013 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [B] en de heer [C], beiden verbonden aan [D], alsmede, namens de Inspecteur, de heer [E], de heer [F] en de heer [G]. Tijdens deze zitting is gelijktijdig de zaak van de (fiscale) partner van belanghebbende behandeld.
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De Rechtbank heeft de volgende, in hoger beroep niet bestreden, feiten vastgesteld, welke feiten het Hof als vaststaand overneemt Het Hof hanteert hierbij dezelfde alineanummering als de Rechtbank.
Belanghebbende is op 28 februari 2009 uitgenodigd om vóór 1 april 2009 aangifte IB/PH voor het jaar 2008 te doen. Belanghebbende heeft het doen van deze aangifte uitbesteed aan zijn belastingadviseur. De termijn voor het doen van de aangifte is op verzoek van de belastingadviseur verlengd tot 1 mei 2010.
Bij brief van 3 juni 2010 is belanghebbende eraan herinnerd dat de aangifte moest worden gedaan vóór 17 juni 2010. Met dagtekening 24 augustus 2010 is belanghebbende aangemaand om de aangifte vóór 7 september 2010 in te dienen. Daarbij is belanghebbende erop gewezen dat bij het niet (tijdig) doen van de aangifte een bestuurlijke boete zou worden opgelegd. Belanghebbende heeft de herinnering en de aanmaning naar zijn belastingadviseur gestuurd.
Met dagtekening 31 augustus 2011 is aan belanghebbende een definitieve aanslag opgelegd. Bij deze aanslag is het inkomen ambtshalve vastgesteld. Daarbij is aan belanghebbende een verzuimboete van € 226 opgelegd op grond van artikel 67a AWR.
Namens belanghebbende is op 31 augustus 2011 bezwaar gemaakt tegen de aanslag en boete. Daarbij is verwezen naar de gelijktijdig ingediende aangifte IB/PH 2008. De inspecteur heeft de aangifte op 31 augustus 2011 ontvangen. In dit kader wordt vermeld dat de belastingadviseur weliswaar in de veronderstelling verkeerde dat de aangifte op 19 juli 2010 via elektronische weg was ingeleverd, maar ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat destijds vermoedelijk is verzuimd om een aanvullende handeling te verrichten om de aangifte daadwerkelijk verzonden te krijgen.
In aanvulling op de door de Rechtbank vastgestelde feiten stelt het Hof op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast:
2.5. De gemachtigde heeft de gegevens van belanghebbende in het door zijn kantoor gebruikte aangifteprogramma ingevuld en vervolgens de button “aangifte indienen” aangeklikt. Deze handeling heeft het computersysteem geregistreerd. De laatste voor elektronische verzending benodigde handeling is niet verricht.
Na ontvangst van het door belanghebbende naar het kantoor van de gemachtigde doorgezonden herinneringsbericht van 3 juni 2010 heeft een collega van gemachtigde het systeem geraadpleegd. Een kopie van de door het systeem gegenereerde voortgangslijst is tijdens het onderzoek ter zitting van de Rechtbank door gemachtigde overgelegd. Bij raadpleging van het systeem is geconstateerd dat er was ingeleverd via elektronische aangifte. Gezien de vermelding van volgnummer/codering 49 (aanmaakdatum 19-07-2010 09:52) op deze voortgangslijst heeft gemachtigde vervolgens gedacht dat het herinneringsbericht en het inleveren van de aangifte via elektronische weg elkaar kennelijk gekruist hadden en heeft hij geen verdere actie ondernomen. Na ontvangst van de aanmaning van 24 augustus 2010 is het systeem weer geraadpleegd. Gedacht werd dat volgnummer/codering 49 voldoende was. Dat het systeem bij ontvangst van de aangifte door de Belastingdienst volgnummer/codering 49 ophoogt naar volgnummer/code 50 was de gemachtigde niet bekend.Eerst na ontvangst van de ambtshalve opgelegde aanslag heeft de gemachtigde geconstateerd dat er geen ophoging naar volgnummer/codering 50 had plaatsgevonden.
Van de in 2.6 geschetste gang van zaken was belanghebbende niet op de hoogte. Hij ging ervan uit dat zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen tijdig was ingediend.
De aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 2005, 2006 en 2007, gedaan door tussenkomst van de gemachtigde op 13 juni 2007, respectievelijk 16 oktober 2008 en 12 september 2009, zijn niet tijdig ingediend.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de verzuimboete terecht is opgelegd.
Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en van de Inspecteur en na wijziging van zijn conclusie ter zitting tot vernietiging van de boetebeschikking. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.