Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3389, 12-00793
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3389, 12-00793
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 juli 2013
- Datum publicatie
- 16 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:3389
- Zaaknummer
- 12-00793
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid. Inhoud van een geschrift is bepalend voor het antwoord op de vraag of een geschrift is aan te merken als een bezwaarschrift. Geschrift waarin wordt verzocht om uitstel van betaling, zonder dat de aanslag ter discussie wordt gesteld, is geen bezwaarschrift tegen de aanslag.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00793
Uitspraak op het hoger beroep van
de heer [belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 31 oktober 2012, nummer AWB, 11/5140, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te melden beschikking heffingsrente.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 met dagtekening 30 december 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van € 5.456.
In een brief van 6 oktober 2011, door de Rechtbank ontvangen op 10 oktober 2011, komt belanghebbende in beroep betreffende de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2005. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij
De zitting heeft plaatsgehad op 15 mei 2013 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en zijn gemachtigde, de heer [B], belastingadviseur te [C], vergezeld van [D], alsmede, namens de Inspecteur, de heren [E], [F] en [G].
De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
Tot de stukken van het geding behoort een op 20 februari 2009 gedagtekende brief van belanghebbende, gericht aan de Inspecteur. In deze brief is, voor zover van belang, het volgende vermeld:.
“(…)
Betreft: verzoek uitstel betaling definitieve aanslag IB/PVV 2005 in verband met voorlopige carry-backbeschikking gezien het negatieve inkomen IB/PVV 2006.
(…)
Namens en in opdracht van bovengenoemde cliënt verzoeken wij u om uitstel van betaling te verlenen voor de aanslag IB/PVV 2005 in verband met de carry back IB 2006 met 2005. Uiteraard is dit nog afhankelijk van de geruisloze terugkeer en/of ingroeiregeling zoals bij u bekend.
Mocht u nog vragen hebben over bovenstaande, dan verneem ik dat graag.
Gelieve ons uitstel van betaling verlenen voor het gehele bedrag van € 44.084,-- tot u op ons verzoek heeft beslist. (…)”.
De Inspecteur heeft deze brief niet aangemerkt als een bezwaarschrift gericht tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2005 en heeft derhalve geen uitspraak op bezwaar gedaan.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
-
Dient de brief van 20 februari 2009 te worden aangemerkt als een (tijdig) bezwaarschrift gericht tegen de onderhavige aanslag?
-
Dient het bedrag van de in rekening gebrachte heffingsrente te worden verminderd vanwege schending van het zorgvuldigheidsbeginsel?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Partijen hebben hieraan ter zitting het volgende toegevoegd:
Belanghebbende:
In 2006 is besloten om geruisloos terug te keren uit de BV, omdat wij voor 2006 een behoorlijke winst verwachtten. In 2007 is door belanghebbende aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2006 gedaan. Bij die aangifte waren jaarrekeningen gevoegd, waaruit winst blijkt.
De heren [M] en [N] hebben ieder uitstel van betaling gevraagd. De Belastingdienst stuurt een bevestiging terug dat uitstel van betaling is verleend met de vermelding dat een besluit zal volgen. Dat besluit kan alleen maar worden genomen als bezwaar is gemaakt.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en ontvankelijkverklaring in bezwaar. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.