Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3983, 12-00540
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:3983, 12-00540
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 juli 2013
- Datum publicatie
- 2 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:3983
- Zaaknummer
- 12-00540
Inhoudsindicatie
Belanghebbende ontvangt in 2010 Nederlandse en Duitse wettelijke pensioenen evenals Nederlandse en Duitse bedrijfspensioenen. Niet in geschil is dat al deze pensioenen zuiver naar nationaal recht bezien behoren tot het premie-inkomen voor de premie AWBZ. Het heffingsrecht van Nederland wordt niet beperkt door Unierecht. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen. Geen enkele bepaling van het Unierecht verbiedt Nederland om het premie-inkomen inclusief de bedrijfspensioenen te berekenen. Voorts heeft belanghebbende gesteld noch doen blijken dat zij tijdens de opbouw van de Duitse pensioenen aldaar ziekteverzekeringspremies heeft afgedragen, zodat artikel 45 VWEU er niet aan in de weg staat dat Nederland premie AWBZ heft over de Duitse pensioenen. Betreffende de periode van 1 januari 2010 tot 1 mei 2010 wordt het heffingsrecht ingevolge Verordening 1408/71 beperkt, indien het totaalbedrag van de over die periode verschuldigde ziekteverzekeringspremies hoger is dan de over die periode ontvangen AOW, maar dat is hier niet het geval. Betreffende de periode 1 mei 2010 tot en met 31 december 2010 wordt het heffingsrecht beperkt, indien (i) de verstrekkingen bij ziekte niet volledig worden gedragen door een orgaan van Nederland en (ii) het bedrag van de op alle betaalde pensioenen geheven ziekteverzekeringspremies hoger is dan het bedrag dat van belanghebbende zou worden geheven, als zij hetzelfde bedrag aan pensioenen van Nederland zou ontvangen; daarvan is hier geen sprake.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00540
Uitspraak op het hoger beroep van
mevrouw [belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (thans: Rechtbank Zeeland-West Brabant te Breda) (hierna: de Rechtbank) van 17 augustus 2012, nummer AWB 11/3844, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de directeur van het onderdeel belastingregio Belastingdienst Limburg/kantoor [A] van de rijksbelastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen belastingaanslag.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is met dagtekening 7 mei 2011 en nummer [aanslagnummer] voor het jaar 2010 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar, onder andere, een premie-inkomen van € 20.834, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 29 mei 2013 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [B], als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [C] en de heer [D].
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is geboren op 21 maart 1935.
Belanghebbende woont in het onderhavige jaar in Nederland.
Belanghebbende verricht in het onderhavige jaar geen werkzaamheden.
Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar zowel inkomsten uit Nederland als uit Duitsland ontvangen. Het gaat om de volgende inkomsten:
€ |
||
AOW |
Nederland |
13.078 |
Renteversicherung der Arbeiter |
Duitsland |
4.729 |
Bedrijfspensioen [E] NV |
Nederland |
3.193 |
Bedrijfspensioen [F] |
Duitsland |
1.304 |
22.304 |
De pensioenen zijn gelijkmatig in de tijd ontvangen.
Belanghebbende ontvangt verstrekkingen inzake prestaties bij ziekte, en moederschaps- en daarmee gelijkgestelde vaderschapsuitkeringen, krachtens de wetgeving in Nederland. De kosten voor deze verstrekkingen worden gedragen door een orgaan van Nederland.
Belanghebbende heeft recht op zorgtoeslag. Belanghebbende ontvangt een zorgtoeslag van € 65 per maand.
Belanghebbende heeft recht op aftrek wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten ten bedrage van € 1.470.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de door belanghebbende ontvangen bedrijfspensioenen in aanmerking mogen worden genomen bij het premie-inkomen voor de premie voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw). Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen tot een berekend naar een premie-inkomen van € 16.337 (namelijk € 20.834 - € 3.193 - € 1.304) en, naar het Hof belanghebbende begrijpt, vermindering van de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.