Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-09-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:4159, 12-00603

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-09-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:4159, 12-00603

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 september 2013
Datum publicatie
26 september 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:4159
Zaaknummer
12-00603

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende, belanghebbende BV, is over het jaar 2010 ten onrechte een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd. De Inspecteur wil deze naheffingsaanslag gedeeltelijk handhaven met een beroep op het leerstuk van interne compensatie. Het beroep op interne compensatie faalt omdat de Inspecteur geen feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die dit beroep rechtvaardigen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00603

Uitspraak op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg,

hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 3 augustus 2012, nummer AWB 11/3455, in het geding tussen

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: belanghebbende

en

de Inspecteur

betreffende na te noemen naheffingsaanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is onder aanslagnummer [aanslagnummer 1] en met dagtekening 22 december 2010 over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd ten bedrage van € 4.803 aan belasting (hierna: de naheffingsaanslag). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak van 25 mei 2011 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag vernietigd en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 302 aan haar vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 12 juli 2013 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A], als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer [B] en de heer [C].

1.5.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat in afschrift naar partijen is gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is op 20 mei 2005 opgericht. Aandeelhouders van belanghebbende waren, ieder voor 50%, [D] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], en de heer [E]. Op 10 januari 2006 is de heer [F] als aandeelhouder toegetreden. Vanaf die datum zijn de aandelen in belanghebbende in bezit van, ieder voor 331/3%, [D] B.V., de heer [E] en de heer [F]. Op 20 juli 2007 heeft de heer [E] zijn aandelen aan [D] B.V. en de heer [F] vervreemd. Laatstgenoemden zijn vanaf 20 juli 2007, ieder voor 50%, aandeelhouder van belanghebbende.

2.2.

Op 8 juni 2009 heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek plaatsgevonden. Het onderzoek was gericht op de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de periode 1 januari 2004 tot en met 31 december 2007. Het rapport van het boekenonderzoek heeft als datum 9 december 2010.

2.3.

Tijdens het boekenonderzoek is, voor zover van belang, geconstateerd dat belanghebbende als inhoudingsplichtige geen rekening heeft gehouden met het door de heren [E] en [F] genoten loon wegens gebruik voor privédoeleinden van door belanghebbende aan hen ter beschikking gestelde auto’s (artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB 1964)) en met het door hen genoten gebruikelijk loon volgens de regeling van artikel 12a van de Wet LB 1964.

2.4.

In het rapport van 9 december 2010 is voor het jaar 2006 het loon wegens privégebruik auto voor de heren [E] en [F] gesteld op achtereenvolgens € 5.656 en € 3.286. De daarover verschuldigde loonbelasting bedraagt € 6.321 (70,7% van € 8.942). Voor het jaar 2007 is dit loon voor de heer [E] gesteld op € 471. De daarover verschuldigde loonbelasting bedraagt € 332 (70,6% van € 471).

Voorts is in het rapport in dit verband het volgende opgemerkt:

‘Indien de loonheffing niet op de werknemers wordt verhaald is dit een bewust netto voordeel dat in 2010 gebruteerd tot het loon gerekend dient te worden. Inhoudingsplichtige heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de loonheffing op zijn werknemers gaat verhalen.

Gezien het feit dat er sprake is van een bewust netto voordeel is de verschuldigde loonheffing berekend middels het gebruteerde tabeltarief.

(…).’

De verschuldigde loonbelasting over dit voordeel bedraagt € 4.803 (72,2% van € 6.653).

2.5.

In het rapport van 9 december 2010 is voor het jaar 2005 de correctie ter zake van het gebruikelijk loon voor de heren [E] en [F] gesteld op achtereenvolgens € 9.412 en € 6.424. De daarover verschuldigde loonbelasting bedraagt € 6.651 (42% van € 15.836). Voor het jaar 2006 is de correctie ter zake van het gebruikelijk loon voor de heren [E] en [F] gesteld op achtereenvolgens € 5.121 en € 3.764. De daarover verschuldigde loonbelasting bedraagt € 3.730 (42% van € 8.885). Ten slotte is het voordeel voor het jaar 2007 voor de heer [E] gesteld op € 116. De daarover verschuldigde loonbelasting bedraagt € 48 (42% van € 116).

2.6.

Naar aanleiding van het rapport van 9 december 2010 heeft de Inspecteur – naast de onderhavige naheffingsaanslag – de navolgende naheffingsaanslagen opgelegd:

- onder aanslagnummer [aanslagnummer 2] en met dagtekening 24 december 2010 een naheffingsaanslag over het jaar 2005 van € 6.651,

- onder aanslagnummer [aanslagnummer 3] en met dagtekening 22 december 2010 een naheffingsaanslag over het jaar 2006 van € 10.051, en

- onder aanslagnummer [aanslagnummer 4] en met dagtekening 22 december 2010 een naheffingsaanslag over het jaar 2007 van € 11.964 (hierin is tevens begrepen een bedrag van € 11.594 aan nageheven loonbelasting en premie Zorgverzekeringswet ter zake van een aan de heer [E] betaalde ontslaguitkering).

2.7.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag over het jaar 2006 met een bedrag van € 2.323 (70,7% van € 3.286) verminderd tot een naar een te betalen bedrag van € 7.728, omdat de heer [F] op 22 december 2010 over het voordeel wegens privégebruik auto (door de heer [F] gesteld op € 3.348) al inkomstenbelasting had betaald. De overige naheffingsaanslagen heeft de Inspecteur na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd. Deze naheffingsaanslagen staan inmiddels onherroepelijk vast.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag met toepassing van het leerstuk van interne compensatie tot een bedrag van € 2.727 gehandhaafd kan worden.

Belanghebbende is van mening dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan ter zitting is toegevoegd, wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een ten bedrage van

€ 2.727.

4 Gronden

5 Beslissing