Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-09-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:4160, 13-00055

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-09-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:4160, 13-00055

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 september 2013
Datum publicatie
26 september 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:4160
Zaaknummer
13-00055

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag parkeerbelasting. De bezwaartermijn vangt aan daags nadat de naheffingsaanslag achter de ruitenwisser werd aangebracht. Het Hof gelooft echter belanghebbende dat hij de naheffingsaanslag niet op zijn auto heeft aangetroffen en dat hij evenmin per post een duplicaat heeft ontvangen. Hij heeft zo spoedig mogelijk nadat hij via ontvangst van een dwangbevel op de hoogte kwam van het bestaan van de aanslag, bezwaar gemaakt. De termijnoverschrijding is daarom verschoonbaar. Het bezwaar is ontvankelijk. De Heffingsambtenaar heeft aan de hand van fotomateriaal en computer-prints aannemelijk gemaakt dat de auto op de gestelde tijd en plaats zonder dat een parkeerkaartje was aangebracht, geparkeerd stond. De stelling van belanghebbende dat de foto’s gemanipuleerd zijn, wordt verworpen. Het feit dat de foto’s geen datum en tijdstempel hebben noch voorzien zijn van gps-coördinaten, maakt niet uit. De naheffingsaanslag wordt gehandhaafd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00055

Uitspraak op het hoger beroep van

het hoofd van de sector Publiekszaken van de dienst Algemene en Publiekszaken van de gemeente Eindhoven

hierna: de Heffingsambtenaar

en het incidenteel hoger beroep van

de heer [belanghebbende], wonende te [woonplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank ‘s-Hertogenbosch( hierna: de Rechtbank) van 11 januari 2013, nummer AWB 12/1637 in het geding tussen

belanghebbende

en

de Heffingsambtenaar,

met betrekking tot de hierna te noemen naheffingsaanslag parkeerbelasting.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ter grootte van € 55,20, onder nummer [aanslagnummer] (bonnr. [000]). Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.

1.3.

De Heffingsambtenaar heeft met dagtekening 26 mei 2012 een dwangbevel ter zake van de naheffingsaanslag uitgevaardigd. Belanghebbende heeft bij de Rechtbank bij schrijven van 3 juni 2012 een verzetschrift ingediend tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel. Belanghebbende heeft de Rechtbank verzocht het beroep en het verzet als één zaak te behandelen. De Rechtbank heeft aan dit verzoek gevolg gegeven, het beroep en het verzet gezamenlijk behandeld en in beide zaken in één geschrift uitspraak gedaan.

1.4.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag herroepen (Hof: dat wil zeggen, vernietigd), de Heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 14,34, gelast dat de Heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan hem vergoedt en zich ten aanzien van het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel onbevoegd verklaard.

1.5.

Tegen deze uitspraak heeft de Heffingsambtenaar hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.

1.6.

De zitting heeft plaatsgehad op 12 juli 2013 te ‘s‑Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heer [A].

1.7.

De Heffingsambtenaar heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlagen. Belanghebbende heeft geen pleitnota voorgedragen, doch wel, zonder bezwaar van de Heffingsambtenaar, een nader stuk overgelegd.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Partijen verschillen vrijwel over alle feiten van mening. Om te kunnen begrijpen waar de zaak om draait, zal het Hof hieronder ook de betwiste feiten vermelden en specifiek aangeven welke feiten niet in geschil zijn.

2.1.

Tussen partijen is niet in geschil, dat belanghebbende eigenaar is van een personenauto, merk [B], kenteken [kenteken] (hierna: de auto).

2.2.

De Heffingsambtenaar heeft foto’s overgelegd ten bewijze dat de auto op 11 januari 2012 geparkeerd stond op het [adres], zonder dat een betaalticket op de voorgeschreven wijze was aangebracht. Belanghebbende ontkent dat de auto op de gestelde datum en plaats geparkeerd stond, maar erkent dat de op de foto’s afgebeelde personenauto zijn auto is (dat wil zeggen, de hiervoor onder 2.1. genoemde auto).

2.3.

Voorts is tussen partijen niet in geschil dat de auto zich op of rond het gestelde tijdstip op of in de nabijheid van het [adres] bevond. Belanghebbende stelt echter dat hij om een telefoongesprek te voeren aan de kant van de weg is gaan staan zonder de auto te verlaten, terwijl de Heffingsambtenaar stelt, dat belanghebbende de auto heeft geparkeerd, omdat de foto’s duidelijk aantonen dat zich niemand in de auto bevond.

2.4.

De Heffingsambtenaar stelt dat hij de naheffingsaanslag op 11 januari 2011 achter de ruitenwisser heeft aangebracht en dat belanghebbende die ook achter de ruitenwisser heeft aangetroffen. Belanghebbende ontkent. Hij stond daar niet geparkeerd; dus kon geen naheffingsaanslag zijn aangebracht en evenmin door hem worden aangetroffen.

2.5.

De Heffingsambtenaar stelt een duplicaat van het aanslagbiljet per niet-aangetekende post aan het adres van belanghebbende te hebben verzonden op 21 januari 2012. Belanghebbende ontkent (in hoger beroep) zowel de verzending als de ontvangst van het duplicaat.

2.6.

Tussen partijen is niet in geschil, dat de Heffingsambtenaar met dagtekening 21 april 2012 aan belanghebbende een aanmaning heeft gezonden. Belanghebbende heeft per brief gedagtekend 30 april 2012 (stempel datum van binnenkomst 2 mei 2012) bezwaar gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft dit bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

(A) is het bezwaarschrift van 30 april 2012 ontvankelijk?

(B) zo ja, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd, dat wil zeggen: heeft belanghebbende op de door de Heffingsambtenaar gestelde plaats en tijd geparkeerd zonder op de voorgeschreven wijze een ticket in de auto aan te brengen?

Belanghebbende is van mening dat vraag A bevestigend en vraag B ontkennend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is telkens de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

Voorts verzet belanghebbende zich tegen de tenuitvoerlegging van het aan hem uitgereikte dwangbevel.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting hebben zij deze standpunten toegelicht, maar geen nieuwe stellingen betrokken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en, voor wat betreft het door hem ingestelde incidentele hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover het betreft de beslissing omtrent de tenuitvoerlegging van het dwangbevel en de proceskostenvergoeding; hij concludeert dat zijn beroep tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel gegrond zal worden verklaard en dat de Heffingsambtenaar zal worden veroordeeld tot vergoeding van reiskosten ten bedrage van € 27,36 en vergoeding van verletkosten ten bedrage van € 300. De Heffingsambtenaar concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep en vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing inzake de onbevoegdverklaring ten aanzien van het verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel. Voor zover het Hof zou komen tot een proceskostenveroordeling, verklaart hij zich akkoord met de door belanghebbende genoemde bedragen.

4 Gronden

5 Beslissing