Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-10-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:4889, 12-00729

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-10-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:4889, 12-00729

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 oktober 2013
Datum publicatie
21 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:4889
Formele relaties
Zaaknummer
12-00729

Inhoudsindicatie

WAO uitkering, betaald aan de inwoner van Thailand, is gelet op het arrest van de Hoge Raad van 4 juli 1989, nr. 25 660, BNB 1989/274, geen pensioen en ook geen “andere soortgelijke beloning” ter zake van een vroegere dienstbetrekking. Nederland mag de uitkering belasten.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 12/00729

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende], wonende te Thailand,

hierna: belanghebbende,

en

het incidentele hoger beroep van



de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland,

hierna: de Inspecteur


tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 september 2012, nummer AWB 11/4999, in het geding tussen

belanghebbende

en

de Inspecteur


betreffende na te noemen aanslag.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.494, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 41.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor wat betreft belanghebbendes verzoek om een dwangsom wegens het niet tijdig doen van de uitspraak op bezwaar, ongegrond voor het overige, vastgesteld dat de Inspecteur een dwangsom verbeurt van € 460 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan deze vergoedt.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 115 .

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.


1.4. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep beantwoord.

1.5.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 5 september 2013 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar is toen verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, de heer [A]. Belanghebbende is, met kennisgeving aan het Hof, niet verschenen.

1.7.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende was het gehele jaar 2008 woonachtig in Thailand. In zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over dat jaar heeft hij niet geopteerd voor binnenlandse belastingplicht. In 2008 heeft belanghebbende een WAO-uitkering ontvangen van € 27.494.

2.2.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting 2008 opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.494 en bij uitspraak op bezwaar heeft hij de aanslag gehandhaafd.

2.3.

Belanghebbende heeft op 20 juni 2011 aan de Inspecteur een schrijven gezonden, gedateerd 17 juni 2011, waarin hij de Inspecteur in gebreke stelt in de zin van artikel 4:17 van de Awb.
De Inspecteur heeft ter zitting van het Hof verklaard, dat het schrijven van 17 juni 2011 hem omstreeks twee weken na de verzenddatum heeft bereikt, dat is derhalve omstreeks 4 juli 2011. De Inspecteur heeft op 6 september 2011 uitspraak op bezwaar gedaan.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Mag Nederland heffen over de WAO uitkering?
2. Heeft de Rechtbank terecht geoordeeld dat de Inspecteur aan belanghebbende een dwangsom verbeurt?
3. Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, heeft de Rechtbank het bedrag van de dwangsom juist berekend?

Belanghebbende is van mening dat de eerste en de derde vraag ontkennend moeten worden beantwoord en de tweede vraag bevestigend. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot gegrondverklaring van het hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vernietiging van de aanslag en tot herberekening van de dwangsom.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep, tot gegrondverklaring van het incidentele hoger beroep, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

4 Gronden

5 Beslissing