Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-10-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5077, 12-00823
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-10-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5077, 12-00823
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 29 oktober 2013
- Datum publicatie
- 30 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2013:5077
- Zaaknummer
- 12-00823
- Relevante informatie
- Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 26, Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 7, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 1
Inhoudsindicatie
BPM. Belanghebbende, die de aangifte heeft ingediend, heeft bezwaar gemaakt tegen het bedrag dat door degene die de belasting was verschuldigd, is voldaan. Ingevolge artikel 26a van de Awr is belanghebbende niet bevoegd om bezwaar te maken; een machtiging waaruit blijkt dat zij daartoe wel bevoegd is, is door haar niet overgelegd. Artikel 7, lid 1, van de BPM biedt aan belanghebbende geen zelfstandig recht om bezwaar te maken. Het betaalbericht is geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb en derhalve niet voor bezwaar en beroep vatbaar.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 12/00823
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 21 november 2012, nummer AWB 12/2655, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de Inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende de hierna op aangifte voldane belasting.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft op of omstreeks 12 augustus 2011 aangifte BPM gedaan van de door haar ter zake van de registratie van een personenauto op grond van de Wet belasting van personenauto’s en motorrijtuigen (hierna: Wet BPM) verschuldigde belasting. Het betreft een personenauto van het merk [A], type [B], identificatienummer [nummer] (hierna: de auto). Het desbetreffende aangiftebiljet vermeldt als zodanig een bedrag van € 5.544. [C] B.V. te [D] heeft dit bedrag op aangifte voldaan. Belanghebbende heeft bij brief van 1 september 2011 tegen voornoemde voldoening op aangifte bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft belanghebbende bij uitspraak niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar.
Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 310. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 466. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 22 april 2013 heeft een regiezitting plaatsgevonden te ’s-Hertogenbosch. Op voorspraak van het Hof zijn partijen niet verschenen. Tijdens het onderzoek ter zitting heeft het Hof mr. G.J. van Muijen aangewezen als raadsheer-commissaris in de zin van artikel 8:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in combinatie met artikel 27 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Aan hem is opgedragen (een gedeelte van) het vooronderzoek te verrichten. Het Hof heeft vervolgens ingevolge het bepaalde in artikel 8:64 van de Awb het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek door de raadsheer-commissaris zal worden hervat. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Belanghebbende heeft vóór de inlichtingencomparitie een pleitnota ingediend. Deze pleitnota is in afschrift verstrekt aan de wederpartij
Op 10 juni 2013 heeft in het kader van het vooronderzoek een inlichtingencomparitie plaatsgevonden te ’s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord voor het verstrekken van inlichtingen de heer [E], de heer [F] en mevrouw [G], verbonden aan [H] te [J], alsmede namens de Inspecteur, de heren [K], [L], [M], [N], [P], [Q] en [R].
Van de inlichtingencomparitie is een proces-verbaal opgemaakt, dat, gevoegd bij deze uitspraak, in afschrift aan partijen is verzonden.
Partijen hebben aan het einde van de inlichtingencomparitie ermee ingestemd dat een nadere zitting voor de meervoudige kamer achterwege blijft.
Het Hof heeft vervolgens bij brief van 2 oktober 2013 het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en de door partijen tijdens de inlichtingencomparitie verstrekte inlichtingen zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:
Belanghebbende heeft ter zake van de invoer van de auto aangifte gedaan naar een te betalen bedrag van € 5.544. [C] B.V. te [D] heeft dit bedrag op aangifte voldaan.
Belanghebbende heeft op 1 september 2011, bij per fax verzonden geschrift, bezwaar gemaakt tegen de onder 2.1 vermelde voldoening op aangifte.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Dient belanghebbende ontvankelijk in het bezwaar te worden verklaard?
2. Komen de kosten van bezwaar en de proceskosten integraal voor vergoeding in aanmerking?
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen hieraan tijdens het verstrekken van inlichtingen is toegevoegd, wordt verwezen naar het hiervan opgemaakte proces-verbaal.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur, ontvankelijkverklaring in het bezwaar, vermindering van de verschuldigde belasting en toekenning van een integrale proceskostenvergoeding. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.