Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-10-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5079, 13-00067

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-10-2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5079, 13-00067

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 oktober 2013
Datum publicatie
30 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2013:5079
Zaaknummer
13-00067
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 1

Inhoudsindicatie

BPM. Belanghebbende heeft na het einde van de bezwaartermijn bezwaar gemaakt tegen het door haar op aangifte voldane bedrag. Het Hof beslist dat belanghebbende terecht niet-ontvankelijk in haar bezwaar is verklaard. De Inspecteur is niet gehouden om het aangiftebiljet te voorzien van een rechtsmiddelverwijzing. Het betaalbericht is geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb en derhalve niet voor bezwaar en beroep vatbaar.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 13/00067

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats],

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 27 december 2012, nummer AWB 12/4154, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de Inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde op aangifte voldane belasting.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op of omstreeks 6 februari 2012 aangifte BPM gedaan van de door haar ter zake van de registratie van een personenauto op grond van de Wet belasting van personenauto’s en motorrijtuigen (hierna: Wet BPM) verschuldigde belasting. Het betreft een personenauto van het merk [A], type [AA], identificatienummer [nummer] (hierna: de auto). Het desbetreffende aangiftebiljet vermeldt een bedrag van € 3.395. Belanghebbende heeft dit bedrag op 14 februari 2012 voldaan. Naar aanleiding van het door haar tegen dit bedrag op 11 april 2012 gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbende bij uitspraak van7 augustus 2012 niet-ontvankelijk verklaard in het bezwaar.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 310.

De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 466. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op 22 april 2013 heeft een regiezitting plaatsgevonden te ’s-Hertogenbosch. Op voorspraak van het Hof zijn partijen niet verschenen. Tijdens het onderzoek ter zitting heeft het Hof mr. G.J. van Muijen aangewezen als raadsheer-commissaris in de zin van artikel 8:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in combinatie met artikel 27 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Aan hem is opgedragen (een gedeelte van) het vooronderzoek te verrichten. Het Hof heeft vervolgens ingevolge het bepaalde in artikel 8:64 van de Awb het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek door de raadsheer-commissaris zal worden hervat. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de inlichtingencomparitie een pleitnota ingediend. Deze pleitnota is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Op 10 juni 2013 heeft in het kader van het vooronderzoek een inlichtingencomparitie plaatsgevonden te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord voor het verstrekken van inlichtingen de heer [E], de heer [F] en mevrouw [G], als gemachtigden van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [L], [K], [M], [N], [P], [Q] en [R].

1.7.

Van de inlichtingencomparitie is een proces-verbaal opgemaakt, dat, gevoegd bij deze uitspraak, in afschrift aan partijen is verzonden.

1.8.

Partijen hebben aan het einde van de inlichtingencomparitie ermee ingestemd dat een nadere zitting voor de meervoudige kamer achterwege blijft.

1.9.

Het Hof heeft vervolgens bij brief van 2 oktober 2013 het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en de door partijen tijdens de inlichtingencomparitie verstrekte inlichtingen zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft ter zake van de invoer van de auto aangifte gedaan naar een te betalen bedrag van € 3.395. Zij heeft de verschuldigde belasting op 14 februari 2012 op aangifte voldaan.

2.2.

Belanghebbende heeft op 11 april 2012, bij per fax verzonden geschrift, bezwaar gemaakt tegen de onder 2.1 vermelde voldoening op aangifte.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Dient belanghebbende ontvankelijk in het bezwaar te worden verklaard?

2. Heeft de Inspecteur verzuimd belanghebbende te horen op haar bezwaar?

3. Dient de Inspecteur ambtshalve teruggaaf te verlenen van (een deel van) de door belanghebbende op aangifte voldane belasting?

4. Heeft de Inspecteur het vertrouwensbeginsel geschonden?

5. Komen de kosten van bezwaar en de proceskosten integraal voor vergoeding in aanmerking?

Belanghebbende is van mening dat al deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Voor hetgeen hieraan tijdens het verstrekken van inlichtingen is toegevoegd, wordt verwezen naar het hiervan opgemaakte proces-verbaal.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur, ontvankelijkverklaring in het bezwaar, vermindering van de verschuldigde belasting en toekenning van een integrale proceskostenvergoeding.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4 Gronden

5 Beslissing